INDIA 1: Grens Pakistan, Amritsar, Jim Cobett NP, Grens Nepal


View Larger Map
India 1 = blauw


De Wagah Boarder:
Toen wij bij de auto op de grens zaten te wachten op de zonsondergang, kwamen er twee Ferrari’s aanrijden met een hele entourage aan begeleiding. Ze hadden Italiaans kenteken! Overlanders?! We deden alsof wij ze niet zagen, er is een grens met wie jij je waypoints deelt!
Toch trokken wij (uiteraard) hun aandacht en al snel kwam een van de groep naar ons toe. Het bleek een Nederlander te zijn, die als autojournalist van een bekend blad (wij weten nog steeds niet welke) mee was met een promotie tour om Ferrari in India te introduceren. Volgens mij heeft Meneer Ferrari vroeger door zijn aardrijkskundelessen heen geslapen, want dan had hij wel geweten dat de meeste mensen in India zo arm zijn dat ze nog met paard en wagen moeten rijden! Wat hem bezielt heeft om een auto die 5 cm boven de weg zweeft, in een land te willen introduceren waar er op de wegen meer van de asfalt weg is dan aanwezig, is ons een raadsel. Desalniettemin denk ik wel dat alle boeren uiteraard gelijk zullen overstappen als ze op de advertentie lezen dat er 450 paarden in zitten!

Een uur voor de zonsondergang begonnen de Indiërs binnen te stromen. Met toeters, vlaggetjes en goede zin kwamen ze allemaal speciaal naar de grens om de ceremonie te aanschouwen. Wij sloten ons aan bij de groep en namen plaats op de tribunes. Aan de Pakistaanse kant waren maar weinig toeschouwers op komen dagen. Voordat de ceremonie begon werd het publiek zoet gehouden met populair muziek en iedereen stond op de straat en tribunes te dansen en klappen. Tussen de liedjes door werd er door een speaker geroepen: wie is de beste? Waarop iedereen keihard ‘Hindustan!!’ riep en dit drie keer achter elkaar. Aan de andere kant van het hek werd hetzelfde gedaan, maar dan natuurlijk met het antwoord Pakistan. De sfeer was geweldig! De ceremonie zelf bestond uit een toneelstuk uitgevoerd door militairen die de vlag lieten zakken en met hele absurde passen over de weg op en neer liepen om het hek te sluiten. Aan de Pakistaanse kant werd hetzelfde toneelstuk uitgevoerd. Ik noem het een toneelstuk, maar voor de militairen zelf is het een serieuze bedoeling. Je moet de foto’s maar bekijken om te zien wat ik bedoel.

Amritsar:
Het was al donker toen wij van de grens wegreden richting de eerste stad aan de Indiase kant; Amritsar. Wij hadden van Thomas en Verena de tip gekregen om bij Mrs Bhandari’s Guesthouse te blijven, maar wij hadden geen waypoints. Bij de tourist information op de grens hadden wij een kaart van Amritsar gekregen met aanwijzingen hoe wij het guesthouse konden bereiken. Eenmaal aangekomen op de plek die ze ons hadden aangewezen zagen wij een guesthouse, maar het zag er vies en onderkomen uit. Dit kon toch niet zijn wat ze bedoeld hadden? Wij gingen naar binnen om het te vragen en waren inderdaad bij de verkeerde. De eigenaar rade ons af om naar het ander guesthouse te gaan omdat ze veel te duur waren en het niet de moeite waard was. Wij besloten het toch maar te proberen; alles was beter dan het gat waar wij nu waren beland. We hielden een riksja aan een vroegen of hij voor ons uit wilde rijden naar Mrs Bhandari’s Guesthouse. Dit was geen probleem en een paar minuten later kwamen wij aan in een paradijs! Zoiets hebben wij hierna in India verder niet gevonden. Wij zetten de auto neer in hun prachtige tuin en zagen gelijk dat er nog een overlander stond; een Duitse man, alleen op reis in een joekel van een vrachtwagen.
Wij begroette de man en hebben even met hem gekletst, maar wij waren erg moe en zijn die avond vroeg ons bedje ingedoken.

De volgende dag was Roger ziek.

Wij hadden gepland om gelijk de volgende dag verder te rijden want wij waren nog lang niet in Nepal, maar dat was voor Roger niet meer mogelijk. Voor het eerst in onze reis was een van ons ziek. Ziek, zwak en misselijk bleef Roger de hele dag in bed liggen. Ik was dus erg blij met mijn nieuwe buurman, Karl, die een gepensioneerde arts bleek te zijn uit Duitsland. Hij had 4 jaar, samen met zijn vrouw, de reis voorbereid en hun auto gebouwd. Heel oneerlijk en volkomen onverwacht, is zijn vrouw, net nadat hij met pensioen was gegaan, ziek geworden en overleden. Omdat hij gek werd in Duitsland en niet wist wat hij anders moest, besloot hij alsnog de reis alleen te maken. Hij was nu op de terugweg, maar zou na een aantal maanden weer terug naar India rijden. Ik vond het erg triest en het bevestigde mijn gevoel dat je niet op dit soort dingen moet wachten. Als je iets wilt, moet je dat nu doen. Je weet nooit wat de toekomst gaat brengen.
Karl stopte Roger vol met allerlei druppels en pilletjes en de volgende dag voelde hij zich een stuk beter. ’s Ochtends hebben wij het nog rustig aan gedaan maar al snel bleek Roger genoeg te zijn opgeknapt dat wij verder konden rijden. Na de lunch hebben wij onze tocht richting Nepal hervat en zijn wij via de snelweg 1 in de richting van Delhi gereden.

Die nacht konden wij geen hotel vinden en hebben bij een grote tankstation gestaan waar veel vrachtwagens stonden voor de nacht. Er waren douches, een wegrestaurant en… een Mc Donalds! (35 km voor Ambala, N30º33.049, E079º29.220 over 6 mnd is hier ook een hotel te vinden, nu nog in aanbouw)

Jim Corbett Tiger Reserve:
In de Lonely Planet had ik gelezen dat wij zo goed als langs het Jim Corbett park zouden komen als wij naar de grens met Nepal reden en wij besloten om een dag uit te trekken om deze te bezichtigen. Het park gaat namelijk in juni dicht en een dag langer zou voor ons geen verschil maken. Wij vonden dit uitstapje zeker de moeite waard. Het park is 1318 vierkante kilometer en er zijn vele verschillende wilde dieren te zien, maar de reden dat wij hier naartoe gingen was de hoop een wilde Bengaalse tijger te spotten.
Aan het eind van de dag bereikte wij het dorpje Ramnagar, waar de entree voor het park zich bevind. Toen wij naar het hek reden werd ons verteld dat wij een vergunning nodig hadden en dat wij deze vandaag niet meer konden krijgen. Sterker nog, ze waren bang dat wij een vergunning de volgende dag ook niet zouden krijgen omdat men deze minstens een week van tevoren moet aanvragen. Het was ook nog een lang weekend wat betekende dat de beperkte vergunningen die per dag worden verstrekt waarschijnlijk al vergeven waren. Wij vroegen aan de man hoe wij nog een kans konden maken op een kaarten en hij vertelde dat de enige mogelijkheid was om rond vijf uur de volgende ochtend voor de deur van het parkkantoor te staan en vragen of er een plekje vrij was gekomen. Voor ons een zeer makkelijke taak. Wij reden naar het kantoor en hebben die nacht langs de weg voor de deur geslapen (N29º23.817, E079º07.626). Om drie uur ’s ochtends werd het druk rond onze auto en werd er op onze deur geklopt. Dit negeerde wij, boos dat ze ons hadden wakker gemaakt. De mensen bleven bij de auto staan en waren duidelijk gekomen met dezelfde reden als wij. Om vier uur hielden wij niet meer vol om te blijven liggen (slapen kon toch niet meer door al het geklets buiten de auto) en voegde wij ons bij de wachtende. Gelijk kwam een jongen met een papiertje naar ons toe. Wij moesten onze naam op de lijst zetten zodat iedereen zijn eerlijke plek kreeg. Wij waren nummer 6. Wij zeiden dat wij eigenlijk nummer 1 waren omdat wij daar al de hele nacht stonden. Hij beaamde dit en zei dat hij om drie uur had geklopt zodat wij als eerste op de lijst zouden komen (het was dus goedbedoeld!), maar dat wij niet gereageerd hadden. Nu waren wij dus nummer 6. Het werd steeds drukker en om 5 uur zag het zwart van de mensen. Toen de deuren open gingen drong iedereen tegelijkertijd naar binnen en wij konden alleen maar hopen dat ze het lijstje netjes zouden aanhouden. Eerst werden de mensen geholpen die alleen voor een dagpas waren gekomen en daarna de mensen die in het park wilde overnachten (wij dus).
Om negen uur waren wij eindelijk aan de beurt en werd ons gemeld dat het park vol zat. Shit! Wij mochten het park niet in omdat alle overnachtingsplekken vol zaten en een dagpas was ook niet meer te verkrijgen omdat die net allemaal verstrekt waren. Wij lieten het hier natuurlijk niet bij zitten, wij hadden niet voor niks al vijf uur voor de deur gestaan (weliswaar met nog een dutje in de auto met daarna een bakje koffie en ontbijt, want ja, de auto stond toch voor de deur) en met veel smeekwerk hebben wij de man kunnen overtuigen dat wij geen officiële overnachtingsplek nodig hadden omdat wij in de auto konden slapen. Dat was echter niet toegestaan, zei de man, maar weer bleven wij doordrammen en vroegen of er niet íets was wat hij kon regelen. Wij waren helemaal uit Nederland gekomen, speciaal voor dìt park en nu konden wij er niet eens in! Dit laatste leugentje voor eigen bestwil werkte en uiteindelijk besloot de man met zijn superieuren te overleggen. Weer moesten wij een uur wachten. Om tien uur kwam dan eindelijk het verlossend woord: we mochten het park in en in de auto slapen! Wij waren de laatste die nog binnen waren gelaten, nummer 7 werd al niet meer geholpen. En als klap op de vuurpijl hoefde wij maar een fractie van de kosten te betalen omdat wij in de auto sliepen. Wat een mazzel!

Er zijn meerdere overnachtingsplekken in het park maar wij kozen voor Dhikala. Deze ligt namelijk 30 kilometer in het park, dus je moet zelf een heel stuk door het park rijden om er te komen. Wij hadden begrepen dat je in het park officieel niet met je eigen auto mag rijden, dus kozen wij het verste kamp, want je mag namelijk wel zelf naar je gekozen overnachtingsplek rijden. Indische logica!
Stapvoets reden wij naar het kamp, waardoor wij er drie uur over deden. Alleen al tijdens deze rit hebben wij veel verschillende dieren gezien; twee soorten apen, drie soorten herten en een wilde zwijn. Toen wij bij het kamp aankwamen was het bijna tijd voor de avond jeepsafari’s om te beginnen. Wij konden nog net de auto neerzetten en moesten toen gelijk naar de plek waar de jeeps stonden om aan zo’n safari mee te doen. Om de kosten te drukken wilde wij een jeep delen met anderen, maar er was niemand te vinden. Na een half uur wachten arriveerde dan eindelijk een Indiase familie die ons wel met hun mee wilde nemen. Zo gingen wij met acht man en een baby in een open jeep op pad. Een beetje krap, maar absoluut voordelig!
Het was erg gaaf om in de kleine jeep door het park te sjezen. Tijdens de safari hebben wij wilde olifanten gezien! De olifanten waren geweldig om te zien en daar hadden wij wel uren naar willen kijken, maar op zo’n toer heb je niks in te brengen en al snel reden wij weer verder. Wij waren natuurlijk het meest op zoek naar een tijger, dus op zich niet zo heel erg. Na anderhalf uur was de jeepsafari voorbij en kwamen wij weer in het kamp aan. Erg veel wild gezien (pauwen, herten, apen, olifanten), maar helaas geen tijger.
Toen wij uit de auto sprongen troffen wij een meid die wij al eerder bij de ingang van het park hadden ontmoet. Zij stond net op het punt om een jeepsafari te maken en moest alleen gaan omdat er niemand was om mee te rijden. Wij boden aan om de kosten met haar te delen zodat wij nog een keer op zoek konden gaan naar de tijgers. Ze was natuurlijk blij dat het goedkoper voor haar werd en zo gingen wij nu voor de derde keer die dag het park weer in. Weer hebben wij wilde olifanten gezien (een andere groep) en deze keer hadden wij wat meer tijd om ervan te genieten. Op de terugweg naar het kamp kwamen wij nog een wilde zwijn tegen en een Jakhals. Allemaal heel erg gaaf, maar helaas geen tijger.
Wij stonden net bij de auto om deze klaar te maken voor de nacht toen er een overlander het kamp in kwam rijden! Het was een koppel uit Oostenrijk die al twee nachten in het park waren en gewoon zelf in hun eigen auto op safari waren gegaan. Ze hadden afgesproken met de parkwachter dat ze in de buurt van een jeepsafari zouden blijven, maar eenmaal uit het zicht van het kamp sloegen ze hun eigen weg in. Ooooh, zo doe je dat! Wij verplaatste de auto naar hun slaapplek en hebben de avond samen doorgebracht.

De beste tijd om wild te spotten is bij zonsopgang of zonsondergang, dus stonden wij de volgende ochtend in alle vroegte op om het park in te gaan. Deze keer met onze eigen auto.
Wij reden, zoals afgesproken, achter een jeep aan het kamp uit en toen wij uit het zicht waren gingen wij onze eigen weg in. Gelijk reden wij tegen een file op van achteruit rijdende jeeps, er was een mannetjes olifant op de weg recht op de auto’s af aan het lopen. Hij was ‘in musk’ (weet niet hoe dat in het Nederlands heet) waardoor ze erg gevaarlijk kunnen zijn. Wij keerde gelijk om en sloegen een andere weg in.
Het was geweldig! Niet alleen was het een prachtig park, maar de vrijheid om zo lang als je wilt naar de dieren te kijken was super. Gelijk reden wij naar de plek waar de olifanten de vorige dag waren en weer stonden ze bij de rivier te badderen. Hierna sloegen wij een onbekend pad in die ons langs de rivier voerde met de ene rivier overgang na de ander. Super spannend! Deze keer zagen wij een paartje uilen, grote roofvogels, pauwen en weer heel veel herten. Drie uur later kwamen wij weer aan bij het kamp. Na elf uur werd het park namelijk gesloten voor de dag en mocht je pas ’s middags weer op safari. Alleen de weg naar de uitgang mocht nog gereden worden. Wij hadden drie super safari’s gehad maar helaas geen tijger gezien. Later begrepen wij dat dit niet zo gek was. Er zitten, naar schatting, nog maar 130 tijgers in het enorme park dus is het ook niet gek dat ze moeilijk te vinden zijn. De meeste mensen die naar het park komen zien geen tijger. Dat waren ze vergeten te melden in de LP!
Wij hadden nog een nacht mogen blijven, want als je eenmaal in het park bent, mag jij je verblijf drie keer verlengen, maar Nepal begon weer te knagen dus besloten wij verder richting de grens te rijden.
Wij reden richting de uitgang (deze keer een stuk sneller) toen wij halverwege een jeep langs de weg zagen staan. Wij kwamen naast hun tot stilstand om te vragen of er iets was. Ze zeiden dat er niks aan de hand was, maar dat er een tijger in het gras lag langs de weg! Hij was op dat moment niet te zien door het hoge gras, maar ze hadden gezien dat hij was gaan liggen. Wij hoefde er niet lang over na te denken. Gelijk zetten wij de auto achter die van hun en klommen met kamera’s en verrekijker het dak van onze auto op.
Anderhalf uur hebben wij op het dak gezeten. Wij hebben andere auto’s zien komen en weer zien gaan maar, samen met de eerste auto, bleven wij volhouden. Er is echter een limiet aan hoe lang je op een dak kan zitten (de afdruk van de traanplaat was al in mijn billen en benen te zien) en op een gegeven ogenblik was het tijd om de beslissing te nemen om te gaan. Nog vijf minuutjes, zei Roger. Nou, okay dan, maar dan gaan we echt! Je voelt het al aankomen, precies na vijf minuten stond de tijger op. Alsof hij het gehoord had. Wij waren net op gaan staan om terug de auto in te klimmen, toen wij hem recht voor ons zagen staan! Wat een prachtig beest! Wij hebben hem helaas maar twee minuten mogen bewonderen terwijl hij door het gras liep, want daarna draaide hij zich van ons af en verdween de bossen in. Toch was het geweldig! Net zoals de mensen op de andere auto, stonden wij vreugde dansjes op onze auto te maken en liepen wij over met adrenaline. Wat een magnifiek dier, dat wij die nog hebben mogen zien!

De grensovergang:
Wij vervolgde onze weg naar de grens van Nepal. Het Jim Corbett Park ligt in het binnenland, dus hebben wij de rest van de route op kleine B-weggetjes (zeg maar ongeveer kwaliteit K-weggetjes) gereden naar de grens. Hier deden wij weer drie keer langer over dan je zou verwachten aangezien de afstand, maar inmiddels waren wij daar wel aan gewend.
Weer arriveerde wij net voor sluitingstijd bij de grens in Banbasa. Het is een piep klein grens overgangetje waardoor het allemaal erg soepel verliep. Weer waren wij de enige mensen die de grens wilde passeren dus hoefde wij nergens op te wachten.

Op 20 april gingen wij de grens over naar Nepal.


Uitleg over de schijfstijl:
Inmiddels zijn wij al ontzettend veel overlanders tegengekomen, zoals jullie lezen. Al snel merkte wij hoe leuk het is om sites en waypoints uit te wisselen met enig sinds uitleg over hoe, wat en waar. Soms zijn mijn beschrijvingen van bijvoorbeeld slaapplaatsen wat uitgebreid voor de mensen thuis, maar voor de andere overlanders die inmiddels deze site hebben, onmisbaar. Zelf hebben wij ook ontzettend veel informatie van internet af gekregen, waardoor wij prachtige plekjes hebben gevonden waar je anders nooit was gekomen. Vandaar de waypoints die ik zoveel mogelijk probeer toe te voegen aan de tekst.
Als je eenmaal op internet gaat zoeken, dan merk je dat er een hele wereld is rondom overland reizen en deze site hoort daar nu ook bij. Dit wisten wij voor onze reis ook niet, maar vinden het erg leuk om te ontdekken.
Nou, in elk geval, hopelijk tot schrijvens en in elk geval van mijn kant tot Nepal 1...

PAKISTAN 1: Dalbandin, Quetta, Sukkur, Multan, Lahore, Grens India


View Larger Map


De grensovergang:
De grens tussen Iran en Pakistan was een eitje. Weer werden wij door iedereen voorgelaten en als eerste geholpen. De hoogste officieren voelde het hun plicht om ons persoonlijk te helpen en zo was alles snel geregeld. Net toen wij alles klaar hadden aan de kant van Iran, kwam er een overlander vanuit Pakistan de Iraanse grens in rijden. Het was een Nederlands gezin met twee basisschool kinderen en een hond. Ze waren een jaar aan het reizen en waren nu op de terugweg naar Nederland. Ze hadden een maand in Pakistan doorgebracht en spraken vol lof over het land. Wij wisselde wat tips uit en vervolgde toen onze weg naar Pakistan. Hier was alles een beetje chaotischer, maar alweer werden wij als vips behandeld en door iedereen thee aangeboden. Na drie kopjes miere zoete melkthee waarbij je tanden spontaan uitvallen, waren wij op weg naar Quetta.

Baluchistan Pakistan:
Heel automatisch, alsof je niks anders gewend bent, word je op een bepaalde manier van de grens afgeleid dat je zonder erover na te denken al aan de linker kant rijdt. Als je eenmaal van het grensstadje de weg naar Quetta vervolgd wordt deze zó smal dat het net een eenbaansweg lijkt. Je moet dan niet vergeten om naar links uit te wijken als je een tegenligger tegemoet komt en naar rechts om iemand in te halen. De gouden regel is: schuif voor alles. Het voornaamste dat je hier op de weg tegenkomt zijn immers vrachtwagens en vrachtwagens schuiven nooit! Daar kwamen wij erg snel achter en door het vele malen uitwijken en de zeer slechte kwaliteit van de weg, werd ons al snel duidelijk dat wij die dag nooit Quetta zouden kunnen bereiken.

Dalbandin:
Om twee uur kwamen wij aan in het dorpje Dalbandin dat midden tussen de grens en Quetta ligt. Wij wisten dat je hier bij het politiebureau mocht aankloppen om beveiligd te overnachten. Het werd ons afgeraden om na drie uur nog op de weg te zijn, dus besloten wij voor de nacht te blijven. Helaas was de parkeerplaats van de politie vol, maar wij mochten de auto bij hun voor de deur zetten en ze zouden erop letten (N28º53.274, E064º24.366).
Roger leegde twee van onze drie jerrycans met Iraanse diesel in de tank en ging toen het politiebureau in om zijn handen te wassen. Toen hij over de binnenplaats liep kwam hij langs de gevangenis, die zich in het politiebureau bevond. De celdeur van de gevangenis stond open en Roger kon tientallen gevangenen in de cel zien zitten toen hij langs liep! Het kleine hokje zat vol. Uiteindelijk waren wij wel blij dat we buiten stonden! De hele middag zagen wij mensen af en aan lopen met eten en spulletjes die ze bij de poort afleverde. Later begrepen wij dat dit familieleden van de gevangenen waren, die hun extraatjes kwamen brengen.
Wij hadden gehoopt dat er misschien andere overlanders zouden zijn (het is een bekende stop voor overlanders) maar helaas bleek dat niet het geval. Die avond heb ik boerenkool met worst gemaakt (bedankt mam!). Wij hebben hier extreem van genoten, eindelijk weer eens lekkere Hollandse kost. Net toen wij naar bed wilde gaan (er was weinig anders te doen) stopte er een auto naast die van ons. Wij keken uit het raam en zagen… een overlander!
Gelijk sprongen wij uit de auto om kennis te maken. Het waren drie Duitse jongens die na hun studie in Australië bedacht hadden om naar huis te rijden met een 40 jaar oude Landrover, een voorloper van de huidige Defender (http://www.outbacktoasia.com). Toen ze hem moesten taxeren voor het carnet, had de man van de Australische ANWB gezegd dat hij hem moeilijk kon taxeren omdat het bakbeest niks meer waard was, maar omdat er nog vier banden onder zat en de benzine dop nog aanwezig was, heeft hij er 200 Australische dollars van gemaakt! Omdat het maar arme studenten waren moesten ze met z’n drieën in de auto slapen; twee met hun voeten bij de achterdeur, een met zijn voeten bij het voorraam! Het was allemaal erg komisch om aan te horen.
Super enthousiast vertelde ze ons over hun reis en gelijk waren wij blij dat wij hun hadden getroffen. Zij waren twee maanden in Pakistan geweest (zagen er ook inmiddels uit als Pakistaners, zie de foto’s!) en vonden het land fantastisch. Ze zeiden dat het de aardigste mensen waren die ze ooit hadden ontmoet, waarop wij gelijk antwoordde; wacht maar, je bent nog niet in Iran geweest. Het was precies wat wij nodig hadden. Wij voelde nog steeds een zekere huivering over het land, maar deze jongens overtuigde ons van het tegenovergestelde. Na uren gekletst te hebben gingen wij gerustgesteld slapen.
De volgende ochtend wisselde wij nog onze sites en waypoints uit en was het tijd om afscheid te nemen. Zij gingen verder richting Iran en wij wilde toch ècht Quetta halen die dag.

De rit van Iran naar Quetta vonden wij erg mooi, maar de weg zelf was in vele plekken gruwelijk! Hele stukken waren weg, er zaten grote gaten in en af en toe was het een grote modderpoel. Het was een vermoeiende dag en door de staat van de weg heeft het ons de hele dag gekost om de 300 kilometer van Dalbandin naar Quetta te rijden. Net voordat wij Quetta bereikte werden wij gestopt door een politieauto die ons wilde begeleiden. We stemde in en zij reden, alweer met een slakke tempo, voor ons uit. Na twee kilometer stopte de auto langs de weg en wenkte de politieman naar ons dat wij zelf weer verder mochten rijden?! Nou, lekkere begeleiding!

Quetta:
Toen wij in Quetta aankwamen was het autoloze zondag (voor hun dus vrijdag)! Wij dachten dat wij de stad niet in zouden mogen, maar wij werden door de versperring heen gelaten en mochten verder rijden. Een perfecte manier om Quetta voor het eerst in te moeten! Zonder een enkel obstakel reden wij recht op het hotel af (Bloomstar Hotel, N30°11.358, E067°00.293). Binnen een half uur waren wij regelrecht het centrum in gereden. Dat zou de volgende keer, toen wij Quetta uit moesten, wel anders zijn!
Het Bloomstar Hotel staat onder de overlanders bekend als dè overnachtingsplek in Quetta. Wij hadden dit adres van iedereen gekregen die hier langs was geweest en inderdaad er stonden nog twee overlanders toen wij aan kwamen. Weliswaar motoren, maar toch, overlanders. Het waren een koppel, en een man alleen, uit Australië die, apart van elkaar, op weg naar Europa waren. Ze hadden elkaar in Pakistan getroffen en hadden besloten een tijdje samen te rijden. Wij spraken af om die avond samen te eten. Zij waren van plan om de volgende dag naar Dalbandin te rijden. Tijdens het eten zaten wij met onze gidsen bij elkaar om tips uit te wisselen van mooie plekjes en prachtige routes om te rijden. Ook zij waren een maand in Pakistan geweest en vonden het land geweldig. Inmiddels hadden wij al zoveel positieve verhalen gehoord, dat wij overtuigd waren dat het prima zou zijn om door Pakistan te rijden. Inmiddels vonden wij het helemaal niet meer eng om hier te zijn.

De nieuwe radiator 2:
Alweer was het tijd om op zoek te gaan naar een Toyota garage en vonden deze in dezelfde wijk als het hotel. Wij hadden het gevoel dat wij nergens anders mee bezig waren dan onderhoud aan de auto (nieuwe radiator, banden wisselen en nieuwe stuurstang koppeling(!), olie wisselen, problemen met radiator, gasflessen) en wij waren het spuugzat. Wij hoopte dat het hiermee klaar zou zijn en dat wij eindelijk gewoon met rijden zelf bezig konden zijn. In alle eerlijkheid hebben wij, afgezien van de radiator, nergens problemen mee gehad, maar omdat er zoveel tijd in gaat zitten, voelt dat wel degelijk anders.
Wij reden naar de Toyota dealer en toen wij daar naar een nieuwe radiator informeerde, vroegen ze er 400 euro voor. Dit is een normale prijs voor een radiator, maar wij hadden gedacht dat deze in Pakistan een stuk goedkoper zou zijn. Helaas.
Van de tourist information, waar wij waren gaan vragen naar de locatie van de Toyota garage, hadden wij ook een ander adres gekregen die bekend stond om zijn originele Toyota onderdelen. Wij besloten eerst hier maar eens langs te gaan om te kijken of hij iets goedkoper was in zijn offerte. Dit bedrijf lag in dezelfde straat als de Toyota garage en wij stonden binnen enkele minuten bij het bedrijf in de winkel. Een nieuwe radiator was ook hier 400 euro, maar deze had hij niet in voorraad, dus daar schoten wij niks mee op. Wij konden een imitatie radiator kopen voor 200 euro (made in Pakistan) of een tweedehands originele Toyota radiator voor 70 euro. De eigenaar wist alleen niet of hij deze in voorraad had, dus werd een radiatorspecialist eropuit gestuurd om dat te gaan bekijken. Het duurde een uur, waarin de eigenaar van het bedrijf zich uitgebreid ging wassen, bidden, eten en ons probeerde te overtuigen dat het Islam het enige echte geloof is, totdat de man terug was van zijn zoektocht. Helaas, geen tweedehands radiator. De radiatorspecialist was echter niet overtuigt dat de radiator die wij hadden slecht was en samen met Roger heeft hij alles nagelopen. Al snel werd duidelijk dat deze man er verstand van had. Zonder een woord engels konden Roger en de man elkaar toch goed begrijpen en langzaam maar zeker werd elk onderdeeltje besproken en bekeken. Zijn conclusie: met de radiator is niks mis. Sterker nog, hij zag er perfect uit en was van goede kwaliteit. Veel beter dan de namaak Pakistaan-made radiatoren, dus dat rade hij ons sterk af. Gelukkig, dachten wij, maar het loste natuurlijk niks op.
Na nog een kopje thee en veel gepeins kwam de man met zijn ‘diagnose’; het kon nog maar aan een ding liggen en dat was de visco-koppeling. Dit is de koppeling tussen de ventilator en de motor die de ventilator wel of niet laat draaien, afhankelijk van de temperatuur van de motor. Als deze koppeling versleten is, slipt deze, waardoor de ventilator niet voldoende draait om de radiator af te koelen en dus raakt de motor oververhit. (Waar een sleutelcursus niet allemaal goed voor kan zijn! Ik lijk wel een volwaardig monteur!…Laat ik eerlijk zijn, Roger zit dit allemaal naast mij voor te kauwen. Hij heeft het al drie keer moeten herhalen. Het enige wat ik nog weet van de sleutelcursus is hoe hard meiden eigenlijk kunnen gillen als je met ze off-road rijdt.) De man wilde onze visco-koppeling vastlassen met als gevolg dat de ventilator continu het toerental van de motor zou draaien. Omdat wij niet wisten of dit wel werkelijk het probleem was, stemde wij daar niet mee in uit angst ook nog onze visco-koppeling te vernaggelen en vroegen of er een andere oplossing was. Hij stelde voor om te kijken of hij ergens een tweedehands visco-koppeling had liggen en deze vast te lassen, zodat wij onze koppeling konden bewaren, mocht het probleem er niet mee zijn opgelost. Na weer een half uur wachten kwam de man terug met een originele visco-koppeling die hij met een rubberen ring had vastgezet. Als je de rubberen ring er ooit uit haalt heb je weer een visco-koppeling zo goed als nieuw. Onze oude koppeling werd in een doosje in de auto opgeborgen en wij konden weer terug naar het Hotel. Het had ons 10 euro gekost! Om een lang verhaal eindelijk af te sluiten: probleem verholpen! Hierna hebben wij, gelukkig, nooit meer problemen gehad met de temperatuur van de motor (even afkloppen).
In de VAE en Oman hebben Landcruisers geen visco-koppeling omdat het er zo warm wordt dat de ventilator altijd moet draaien om de motor voldoende te koelen en een onderdeel zoals de visco-koppeling alleen maar problemen kan veroorzaken. Hierdoor is er nooit bij Dolfin Radiators gedacht dat onze oude radiator kon zijn gesprongen door oververhitting wegens een versleten visco-koppeling. Wij konden het hun dus ook niet kwalijk nemen dat ze hier niet naar gekeken hadden. Nu hadden wij dus een goed werkende nieuwe radiator voor 100… en 10 euro! Zeker een prikkie maar volgende keer liever zonder de kopzorgen.

Van Quetta naar Lahore:
Inmiddels hadden wij de Lonely Planet van Nepal opengeslagen en gezien dat het seizoen om in de Himalaya te trekken in juni eindigt, vanwege het regenseizoen die dan begint. Wij wilde erg graag een trek lopen in de bergen, maar om dit nog voor het regenseizoen te realiseren zou het betekenen dat wij in een rotvaart door Pakistan en India zouden moeten rijden. Wij hebben heel even getwijfeld, want wij wilde ook erg graag de Karakorum Highway (KKH) zien, maar besloten toen om toch voor Nepal te kiezen. Wij konden altijd nog terug komen naar Pakistan om de KKH een keer te rijden en nu met alle onrust was het misschien ook niet zo verstandig. Om zo snel mogelijk in Nepal te komen zijn wij vanuit Quetta in drie dagen naar India gereden. Hier is dus ook niet zoveel over te vertellen omdat wij niks anders hebben gedaan dan in de auto gezeten en tot drie a vier uur gereden. Per dag konden wij niet meer dan zo’n 300 kilometer afleggen, waar wij de hele dag over deden! Dit vanwege het feit dat je alles op de snelweg tegenkomt: kippen, koeien, kamelen, schapen, geiten, buffels, fietsers, voetgangers, riksha’s, vrachtwagens, auto’s en ezels; waardoor je een maximum snelheid hebt van 50 kilometer per uur. De hele dag was Roger met niks anders bezig dan dingen-mensen-dieren te ontwijken en ’s avonds was hij dus ook bekaf.

Om van Quetta naar Lahore te rijden word je aangeraden om ten zuiden van de bergen te rijden omdat het noordelijk gebied met Afghanistan grenst en niet zo veilig zou zijn. Wij hebben dus ook deze route gevolgd en hebben de eerste nacht in Sukkar geslapen (Decent Lodge: N27º41.957, E068º50.798), de twee de nacht in Multan (Regent Villa Guesthouse: N30º11.759, E071º26.867). De derde dag waren wij de grens over naar India.
Dit gebied van Pakistan was een echte tegenvaller. Niet alleen was het oer saai, maar wij hadden ook heel iets anders van Pakistan verwacht. Als je foto’s van Pakistan ziet, zijn er altijd prachtige bergroutes te zien en de indrukwekkende Himalaya’s. Al snel kwamen wij erachter dat je daarvoor naar de KKH moet! De route die wij hebben gereden ging over de vlaktes waar het land voornamelijk bestaat uit boerenland. Wij hebben regelmatig het gevoel gehad dat wij langs de akkers in Nederland aan het rijden waren. Het enige verschil is het soort gewas dat ze hier telen en de temperatuur van de buitenlucht, die inmiddels goed op aan het lopen was.
De overnachtingen waren spotgoedkoop en wij betaalde nooit meer dan 1 of 2 euro om beveiligd bij het hotel te mogen staan. Ik Sukkar lag het hotel naast een KFC waar wij gretig gebruik van hebben gemaakt. Het enige verschil met een KFC in Nederland was de bewaking die bij elke deur stond met een joekel van een geweer om zijn schouder geslagen. Wij waren gelijk weer bewust van het land waarin wij ons bevonden. In Multan habben wij in het hotel gegeten en ook dit koste geen drol.

Wij hebben ons nergens onveilig gevoeld (behalve in de KFC’s dan, grappig hoe beveiliging averechts kan werken) en hebben helemaal niks gemerkt van de problemen die zich in het land voordoen. Elke dag kochten wij een krant om te lezen hoe de stand van zaken was, maar deze stond eerder vol met nutteloze informatie zoals een koe die gestolen was of een bakker die dicht ging. De mensen zijn gewoon hun dagelijkse ding aan het doen en je merkt maar weinig van alle koppen die jullie in Nederland in de krant zien staan. Je vergeet in Nederland dat het land gewoon doorgaat met leven. Misschien gaat er een bom in Islamabad af, maar daar heeft de boer van Sukkar geen boodschap aan. De mensen hier zijn behoorlijk arm, weinig hebben er van een opleiding genoten en de meeste verplaatsen zich in hun leven amper verder dan de paar kilometer tussen de twee dorpjes rondom degene waarin ze zelf wonen. Ze zijn niet bezig met de problemen die zich in andere steden voordoen want ze hebben zelf problemen genoeg. Het is een ander verhaal in de grote steden, waar de universiteiten te vinden zijn en de hoger opgeleide bevolking. Vooral de studenten zijn veel met de politiek bezig en organiseren regelmatig demonstraties, die wel eens uit de hand kunnen lopen.
Wij hadden in Iran onze NL stikker van de auto afgehaald voor het geval iemand wist wat het betekende (bedankt Wilders, dat ik me moet schamen voor mijn eigen land!) en hadden besloten tegen iedereen te zeggen dat wij uit Luxemburg kwamen. Daar heeft natuurlijk niemand van gehoord en dus ben je snel over het onderwerp klaar, plus als ze zouden vragen waar de NL op onze nummerbord voor staat, wij konden antwoorden Nation of Luxemburg.
Wij kwamen er echter snel achter dat liegen over je herkomst moeilijker is dan gedacht. Al snel antwoordde wij toch Nederland, maar NIEMAND wist wat of waar dat was! Er werd zelfs een keer gevraagd of dat in Amerika lag?! Nou, daar hoefde wij ons dus geen zorgen over te maken. Wilders was voor de gewone man een vreemde. Het Nederlands gezin die wij op de grens waren tegengekomen vertelde dat zij in Islamabad regelrecht een ‘anit-Wilders’ demonstratie waren ingelopen. Toen een demonstrant aan hun vroeg waar ze vandaan kwamen, hadden ze Nederland geantwoord, waarna de man hun een hand had gegeven en gezegd ‘Nice to meet you, welcome to Pakistan’ en was verder gaan protesteren!

De grensovergang:
Eigenlijk hadden wij als einddoel voor de derde dag om in Lahore te overnachten, maar wij waren zo vroeg uit Multan vertrokken dat wij op tijd in Lahore aankwamen om nog de grens over te kunnen. Deze zou om vijf uur sluiten en wij kwamen om drie uur aan bij de grens.
Er is maar één grensovergang tussen India en Pakistan en dat is de Wagga Boarder bij Lahore. De grens staat bekend om zijn boarder closing ceremonie die elke dag bij zonsondergang wordt gehouden. Elke avond word de grens officieel gesloten en dit gaat gepaard met een heel toneelstuk, door militairen uitgevoerd. Echt een aanrader om te bekijken. Wij hadden gepland de boarder closing vanaf de Pakistaanse kant te bekijken, maar omdat wij de grens nog konden passeren, zou het de Indiase kant gaan worden.

15 April zijn wij de grens naar India overgegaan.

De grensovergang ging heel makkelijk. Wij waren de enige die de grens over wilde en waren overal gelijk aan de beurt. Ook was de procedure van een carnet en een buitenlandse auto voor hun een bekend verhaal, waarschijnlijk door de vele overlanders die elk jaar naar India rijden. Goa, een badplaats aan de westkust van India is namelijk een populaire overwinteringsplek voor Duitsers. Deze schijnen massaal in het najaar met hun caravans binnen een maand van Duitsland naar Goa te rijden en blijven daar dan 6 maanden op het strand staan, om vervolgens daarna weer allemaal terug te rijden. Deze mensen moeten dan allemaal op de heen en terugweg door de Wagga boarder.
Eenmaal aangekomen aan de Indiase kant zette wij de auto neer en wachtte op de zonsondergang om de ceremonie te aanschouwen.

IRAN 4: Boot VAE, Bandar Abbas, Kerman, Grens Pakistan


View Larger Map
Iran 4 = paarse route

De haven:
Na een paar uur voor de kust te hebben gedobberd mochten wij dan eindelijk de haven in varen. Eenmaal daar aangekomen was het al vloed geweest en was de zee snel aan het zakken. Met veel moeite (gelukkig staat onze auto hoog op zijn wielen) konden wij, net als de vrachtwaren van Thomas en Verena, nog net van de boot afrijden, de rest van de auto’s zouden moeten wachten tot het weer vloed werd. Wij gingen met een man van het bedrijf naar de havenkantoorgebouwen om alle papierwerk te regelen. Inmiddels was het al 11 uur en om 12 uur zou alles gaan sluiten voor het weekend. Het was dus een race tegen de klok. Samen met ons waren ook vier jongens uit Australië bezig hun papierwerk te regelen (http://www.crazyjourney.com). Zij waren in tegengestelde richting dezelfde reis met de auto (een gepimpte Hummer H2!) aan het maken en wilde juist de oversteek naar de emiraten gaan maken. Als zij het papierwerk niet af zouden krijgen, konden ze niet met de boot mee. Wij, daarentegen, waren toch al op locatie, dus dat was geen probleem, maar als het kantoor zou sluiten, zouden wij voor de tweede keer twee nachten op een haven moeten slapen tot het weekend voorbij was. Wij rende met z’n achten van het ene bureau naar het andere om stempeltjes te verzamelen. Het leek wel ren-je-rot met aan het eind als hoofdprijs: je de haven mag verlaten. Hoe wij ook onze best deden, het mocht niet baten en om 13 uur stonden acht man verslagen voor de gesloten deuren van het havenkantoor. SHIT!! Roger en ik kunnen ons hier niet meer druk over maken, het heeft toch geen zin en wij hebben gelukkig de tijd, maar de vier jongens gebruikte elk scheldwoord die ze kende om hun frustraties te uiten. Zij waren op een ‘tight schedual’ aan het reizen en ook Thomas en Verena zaten in tijdsnood. Het enige stempeltje wat wij allemaal nog nodig hadden was de vrijgave om de haven te mogen verlaten. Onze carnetten en paspoorten waren allemaal geregeld. Wij keerde terug naar de auto’s. Na een hele discussie met het bedrijfspersoneel en een bakje koffie was het inmiddels het eind van de middag. Ik zei tegen Roger dat ik het wel geloofde voor vandaag. Wij konden nu beter een nacht op de haven staan (gratis) dan naar Bandar Abbas rijden en weer naar een overnachtingsplek moesten zoeken, wat overigens nog geld zou kosten ook. We spraken met de man van het bedrijf af dat hij de volgende ochtend om 9 uur bij ons zou zijn om te kijken wat er te regelen viel. Er zat nu niks anders op dan wachten, dus installeerde wij ons op de haven, klapte de stoeltjes en tafels uit en deden alsof wij thuis waren. Voor de Australiërs was het echter een ander verhaal en zij waren nog lang niet uitgepraat met het personeel. Uiteindelijk hebben ze de man honderd dollar in zijn hand gedrukt en zijn ze de boot opgereden. Ze zouden om 14 uur vertrekken, de boot vertrok om 23 uur. Vlot voor hun doen!
Die avond hebben wij uitgebreid naast de auto gedineerd; biefstuk, gebakken aardappeltjes en haricoverts (nog de laatste restjes Carrefour). Wij hadden met onze auto’s, stoelen, tafels en dergelijke een groot stuk haven in beslag genomen. Het havenpersoneel was hier helemaal niet blij mee, want wij waren in hun ogen iets te comfortabel plaats aan het nemen in hun werkgebied. Verena was zelfs zo brutaal om midden op de pier een plasje te plegen, onder de mom; dit is niet hoe je met mensen om gaat, wij hebben niet eens een WC!! Niemand van het bedrijf heeft namelijk een poging gedaan om ons een verblijfplaats, eten of zelfs een wc aan te bieden. Niet erg professioneel. Goed zo, dachten wij, lekker opstoken in de hoop dat ze ons uiteindelijk uit wanhoop de haven uit zouden smijten. Toen wij halverwege het eten waren kwam een Iranees gezin naar ons toe om te vragen waar ze het restaurant konden vinden waar wij ons eten hadden gehaald. Het zag er volgens hun heerlijk uit en zij hadden ook wel zin in een lapje vlees. Sorry, was ons antwoord, ‘Caroline’s Kitchen’ had voor vandaag zijn deuren gesloten, hun in de waan latend het etablissement zich ergens op het terrein bevond. Ben benieuwd hoe vaak ze zijn gaan kijken waar in Gods naam Caroline’s Kitchen was?!

The Great Escape:
De volgende ochtend zaten wij om 9 uur, zoals afgesproken, op de agent van het bedrijf te wachten. Hij zou terug komen om onze havenpassen te regelen, maar de man was nergens te bekennen. Om half tien waren wij er klaar mee en besloten wij een poging te doen om de haven illegaal te verlaten. Wij reden achter elkaar aan naar de hoofdingang en net toen wij de laatste bocht wilde nemen kwam er een politiewagen in volle vaart op ons af rijden en versperde ons de weg. Oh jee! De man klopte aan bij mijn raampje en vroeg wat wij aan het doen waren. Met mijn meest onschuldige gezicht deed ik net alsof ik van geen kwaad bewust was en zei dat wij de haven uit wilde. “Heb je wel al het nodige papierwerk?” vroeg de man en daarmee dacht ik dat wij gepakt waren. Ze waren natuurlijk allang op de hoogte van het feit dat wij nog in de haven waren en waarom. “Volgens mij wel” zei ik, niet ècht liegend, in een laatste poging onze missie te reden. “Nou, dan moet je naar de achteruitgang, de hoofdingang is tijdens het weekend dicht” en met die woorden draaide hij zich richting de straat en begon met hand en zwaai bewegingen uit te leggen wat de kortste weg naar de uitgang was! Met kloppend hart reden wij weg, wat een mazzel! Roger en ik reden vooruit en kwamen als eerste bij de poort aan. Opnieuw werden wij door de havenpolitie tegengehouden. “Laat je papieren zien.” Zei de man. Roger overhandigde hem het carnet en wees de stempel aan dat wij door de douane waren gekomen. Hij had natuurlijk nog nooit een carnet gezien en wist niet hoe snel hij het document weer terug moest geven. “Prima,” zei hij “rij maar door!” Het was gelukt! Thomas en Verena werden gelijk doorgezwaaid en hoefde niks meer te laten zien. Alsof er niks aan de hand was reden wij van de haven weg, maar toen wij goed en wel uit het zicht waren stopte wij langs de weg om een vreugdedansje te doen. Wij moesten allebei nog tanken en geld wisselen en toen wij daarmee klaar waren hebben wij elkaar in Bandar Abbas gedag gezegd. Zei waren op weg terug naar Turkije en wij gingen die dag nog door naar Kerman, richting de Pakistaanse grens.

Van Bandar Abbas naar Kerman:
De rit van Bandar Abbas naar Kerman, via Jiroft vonden wij erg mooi en gelijk waren wij weer helemaal gelukkig in Iran. Wij hadden het niet verkeerd ingebeeld de vorige keer, Iran is en blijft een prachtig land. In een van de dorpjes waar wij doorheen reden stonden wij bij een rotonde stil om de weg te vragen toen er een auto naast ons tot stilstand kwam. “Oh, gelukkig staan jullie stil!” zei een netjes geklede man in perfect Engels, die met zijn vrouw in de auto zat. “Ik ben jullie al vanaf het begin van het dorp aan het volgen in een poging met jullie te praten, maar jullie reden me te hard hoor! Luister, ik ben Amir en ik wilde jullie uitnodigen om bij mij thuis te komen. Wij hebben eten voor je en je kan bij ons logeren als je wilt. Geen probleem. Blijf zo lang het nodig is. Waar komen jullie eigenlijk vandaan?” De lachende man stond inmiddels aan Roger’s raampje en wij keken hem vol ongeloof aan. Wij waren nog geen halve dag in het land en nu al hadden wij onze eerste uitnodiging al binnen. Het zijn toch ongelofelijk aardig en gastvrije mensen. Niet normaal! In een poging hem niet te beledigen hebben wij op ons aller nets zijn aanbod afgeslaan en gezegd dat wij vandaag in Kerman moesten zijn. Dit was natuurlijk niet waar, maar wij waren bek af van de dag en hadden even geen zin in een net gesprek. “Een kopje thee dan?” “Helaas hebben wij ook daar geen tijd voor, maar je zou ons super helpen als je ons kon vertellen waar de weg naar Kerman is”. Iets teleurgesteld maar blij dat wij hem ergens nodig voor hadden sprong hij terug in zijn auto. “Rij maar achter me aan!” en zo bracht hij ons door het stadje heen naar de hoofdroute richting Kerman. Voor hij van ons afscheid nam overhandigde hij ons een papiertje met zijn adres en telefoonnummer erop. Mocht er ooit iets zijn, wij hoefde maar te bellen. Enthousiast zwaaide hij ons uit en wij moesten erg lachen toen wij weg reden. Het is toch niet te geloven. Wat een volk!

Kerman:
Eenmaal in Kerman aangekomen reden wij terug naar het hotel waar wij de vorige keer hadden gestaan. De eigenaar groette ons hartelijk en herkende ons gelijk van de vorige keer. Wij hadden deze keer een transit visa aangevraagd voor Iran. Dat betekende dat wij tien dagen de tijd hadden om naar de grens met Pakistan te rijden. Vanaf Kerman is het één volle dag rijden naar Mirjaveh, het dorpje dat aan de grens ligt, dus hadden wij nog tijd zat. Er was niks bijzonders meer dat wij in Iran wilde zien omdat wij er al uitgebreid waren geweest, maar wij vonden het wel leuk om gewoon nog een paar dagen in het land te vertoeven. Wij hebben wat dagtripjes in de omgeving gemaakt en ’s avonds veel op internet gewerkt.

Onze doelstelling:
Wij hadden voor onze tijd in Iran één doel gesteld: een nieuwe gasfles kopen. De gasbolletjes uit Syrië voldeden nog prima, maar wij hadden niet zoveel vertrouwen in het laswerk op de bolletjes en met de stijgende temperatuur waren wij bang dat het potentiële bommetjes zouden worden. Wij wisten van de vorige keer dat de gasflessen in Iran zeer degelijk waren en dus gingen wij op zoek naar vervanging. Wij kwamen terecht bij een gasleverancier in Kerman en lieten de eigenaar onze Syrische bolletjes zien. In een beweging gooide hij ze bij het oud ijzer. Levensgevaarlijk, zei hij toen hij ze zag en wilde ze absoluut niet vullen. (Wij hadden gedaan alsof wij ze wilde vullen om te kijken wat hij ervan zou zeggen. Onze twijfels werden bevestigd). Wij bestelde bij hem een nieuwe, grotere fles (wij zouden nu 1 kilo meer hebben dan wat wij hadden) en spraken af deze de volgende dag te komen halen. Uiteindelijk hadden wij weer een nieuwe degelijke 4 liter gasfles met vulling voor 7,50 euro, daar kan je niet voor sukkelen. Wij hebben nu al spijt dat wij er niet gelijk twee hebben gekocht, maar daar hadden wij nu de plek niet voor. Wij gebruiken het gas dagelijks om ‘s ochtends koffie te zetten en ’s avonds het eten te koken en het water te verwarmen voor de afwas. Met de flessen uit Syrie (3 liter) konden wij een maand rondkomen. Dit vinden wij lang genoeg, maar de gedachten dat wij 3 maanden nergens aan hadden hoeven denken met twee 4 liter flessen was wel leuk geweest. Ach ja, luxe probleempjes.

De nieuwe radiator:
Het volgend probleem had zich inmiddels voorgedaan: de motor was aan het oververhitten. Wij snapte er helemaal niks van. Op de snelweg of in de stad was er niks aan de hand, maar stegen wij ook maar een minimum aan hoogte, dan kookte de motor bijna over. Wij vervloekte de Dolfin Radiators en konden onszelf wel voor de kop slaan dat wij niet gewoon bij de garage waren geweest. Maar toch leek het bedrijf oprecht en inmiddels hadden wij vaker positieve verhalen over hun gehoord, dus vonden wij het moeilijk te accepteren dat ze ons misschien bezeikt hadden. Ze hadden overigens verteld dat de garage bij hun kwam aankloppen om de radiatoren te maken.
Alle mogelijkheden passeerde de revue: was het onderdeel dat ze hadden vervangen te smal, hadden ze een ander metaal gebruikt, kwam het door de verf die ze erop hadden gespoten, was de koelvloeistof van slechte kwaliteit, was het dopje versleten, waren de radiatorslangen nog stug genoeg? Wij hadden geen idee, alles was mogelijk. Weer gingen wij op weg naar de Toyota garage en vonden deze gelukkig in Kerman. Gelijk hadden wij een probleem: wij rijden in een dieselauto. Hierdoor waren er geen onderdelen voor ons beschikbaar en een nieuwe radiator zou uit de Emiraten of Oman moeten komen! Dit zou minstens een week duren en veel geld kosten. Volgens de monteur zag de radiator er prima uit en kon hij geen problemen vinden. Te smal was hij zeker niet. Hij haalde meerdere monteurs erbij en allemaal beaamde ze dat de radiator er perfect uitzag. Op hun advies hebben wij de koelvloeistof volledig laten vervangen met het idee dat misschien de maximum temperatuur van de vloeistof te laag zou zijn. Helaas mocht dit niet baten, kwamen wij later achter toen wij die dag een ‘helling-proef’ deden. Daarna hebben wij het dopje van de radiator vervangen. Als het rubbertje niet goed afsluit kan hier druk en koelvloeistof uitlekken waardoor de temperatuur gaat stijgen, maar ook dit zou niet baten. De waterslangen werden gecontroleerd op stugheid, zouden deze te slap zijn dan zou de waterpomp ze vacuüm kunnen trekken, maar ook deze waren in orde. Het metaal wat gebruikt was klopte en verf heeft geen invloed op de temperatuur. Al onze vragen waren beantwoord en nog hadden wij de oorzaak van het probleem niet gevonden.
Wij besloten dat er niks anders op zat dan rustig naar Pakistan rijden en naar de Toyota garage in Quetta, die wel op dieselmotoren uitgerust is. Het enige probleem hiermee is dat wij dan drie dagen door Baluchistan moesten rijden met de mogelijkheid dat wij ergens langs de weg kwamen te staan met een kokende motor. Baluchistan is een berucht gebied in het oosten van Iran en het westen van Pakistan waar veel smokkel plaatsvindt en alle soorten criminaliteit dat daarmee gepaard gaat (kidnapping, roof, overvallen, drugshandel, wapenhandel, moord). Niet echt een plek dus om gezellig langs de weg te staan. Wij hadden echter op de kaart gezien dat het gebied redelijk vlak is en hoopte dat de heuvels die wij eventueel zouden tegenkomen niet al te veel van de motor zouden vergen. Er zat helaas niks anders op.

Baluchistan Iran:
De volgende dag vertrokken wij in alle vroegte naar de grens van Pakistan. De vorige keer dat wij in Iran waren hebben wij in dit gebied politie begeleiding. De Australiërs en Thomas en Verena hadden allebei begeleiding gehad vanaf de grens tot aan Kerman. Wij gingen er vanuit dat ook wij begeleiding zouden krijgen en vertrokken in alle vroegte zodat wij zelfs met de vertraging die hiermee gepaard gaat, de grens zouden bereiken. De eerste helft van de rit was erg mooi maar daarna volgde een lang leeg woestijn gebied wat uiterst saai was om te rijden. Voor Bam kregen stopte wij voor een politiecontrole, maar door niemand werd voor ons een volgauto geregeld. Vreemd, vonden wij, maar wij waren allang blij met onze vrijheid. Aan het eind van de middag kwamen wij aan bij het dorpje Mirjaveh en zijn naar het enige hotel in het dorpje gereden (Mirjaveh Tourist Inn: N29º01.121, E061º27.057) om te overnachten. Naast het hotel was een tankstation waar wij voor de laatste keer onze tank wilde vullen. Toen wij dit probeerde, was het tevergeefs. Ze vertelde dat er in de hele grensstreek van Iran (±50km) geen diesel te verkrijgen was vanwege de illegale handel van diesel in Pakistan. Helaas moesten wij dus met een lege tank de grens over! Wat een tegenvaller. Wij dachten de laatste keer nog voor een euro te kunnen vullen maar dit zat er niet meer in. Gelukkig hadden wij in Kerman onze jerrycans nog gevuld, dus hadden wij wel 60 liter op het dak staan (wat overigens wegens de smokkel illegaal bleek te zijn, kwamen wij pas later achter).

Grensovergang met Pakistan:
Op 10 april zijn wij ‘s ochtends naar de grens met Pakistan gereden. Net toen wij de laatste 5 kilometer wilde rijden werden wij gestopt door de politie. Wij moesten wachten op begeleiding! Wij konden het niet geloven! Gister hadden wij de hele dag door levensgevaarlijk gebied gereden zonder dat iemand naar ons had omgekeken, en nu, als wij er bijna waren, wilde ze ons nog graag een beetje beschermen. Wij protesteerde heftig tegen, maar ze bleven bij hun standpunt en wij moesten wachten tot de politieauto was gearriveerd. Super geïrriteerd zetten wij de motor uit en wachtte langs de weg. Na een kwartier was ik het helemaal zat en wenkte wij de officier om te komen. Weer sputterde wij een boel protest uit en zeiden dat wij niet langer wilde wachten. Inmiddels was de man zelf ook kwaad dat wij zijn goede bedoelingen niet wilde accepteren en wuifde ons weg. Zonder een woord draaide hij zich om en liep boos weg. Prima, dachten wij en reden gauw verder. Halverwege kwamen wij de volgauto tegen die op weg was naar onze ontmoetingsplek. Wij zwaaide vriendelijk en reden snel door naar de poort van de grens.

VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN 2: Grens Oman, Abu Dhabi, Liwa, Fujeirah, Sharjah, Dubai, Boot Iran


View Larger Map
VAE 2 = rode route


Niemandsland:
Nog nagenietend van onze tijd met Thomas en Verena, reden wij richting de grens met de VAE bij Al Buraymi. Deze keer was de grensovergang van Oman een makkie en zeer snel waren wij op weg naar de VAE. Of zo dachten wij. Er blijkt nog een groot gebied tussen de grens van Oman en die van de VAE te zijn, die nog tot Oman hoort, maar waarbij je wel al uit het land bent gestempeld. Wij waren dus officieel nergens meer! Wij konden het niet laten om dit gebied een beetje te gaan verkennen. Ik sloeg mijn gids erop na en vond een paar bezienswaardigheden in de buurt. Wij zouden dan aan het eind van de dag de grens naar de VAE wel oversteken. Net toen wij een off-road pad in wilde slaan naar een waterpoel toe (ik was nog op de kaart aan het kijken of wij wel goed zaten), reden er vijf jeeps voor ons het pad op. Shit, dachten wij, daar gaat onze rust. Maar, omdat het bloedje heet was en wij snakte naar een verfrissende duik in het poeltje besloten wij de auto’s toch maar langs het pad te volgen. Het was in elk geval duidelijk dat wij goed zaten.

Toen wij aan het eind van de weg kwamen stonden daar de vijf auto’s en waren de mensen begonnen aan het opslaan van hun kamp (het was lang weekend). Zij waren duidelijk van plan om daar een nachtje te blijven. Gelijk toen wij stopte kwam een man lachend naar ons toe om een praatje te maken, duidelijk herkende hij ons nummerbord. “Hé Nederlanders!” riep hij ons vrolijk in het Vlaams toe. “Blijven jullie hier ook slapen? Gezellig! Zet je auto maar ergens neer. Je bent van harte welkom, wij hebben eten zat bij ons! Jullie zijn wel van ver gekomen. Mijn vrouw zei ‘dat zijn Nederlanders’, ik zei ‘dat kan niet’, maar toch is het zo! Haha!” Dat was onze eerste ontmoeting met Francis, een expat uit België die inmiddels al twintig jaar in de Abu Dhabi woont. Wij gingen met Francis mee om met de andere expats kennis te maken, maar hielden vol dat wij waarschijnlijk ergens anders zouden slapen. Wij wilde hun kampeerweekend niet verstoren en wisten niet of iedereen zo enthousiast was over onze aanwezigheid als Francis bleek te zijn. Toen wij tegen Francis zeiden dat wij na het zwemmen weg zouden gaan schatterde hij het uit. “Hier is nu geen water hoor,” zei hij lachend, “daar is het nu veel te warm voor, het poeltje is allang opgedroogd!” Dus besloten wij maar gelijk afscheid te nemen, zodat wij nog tijd hadden om de grensovergang te nemen, maar toen wij dat deden werd al gauw duidelijk dat iedereen wilde dat wij bleven. Na een onderling kort overleg bij de auto zijn wij dan toch maar gebleven en hebben ons bij het kampeerweekend gevoegd (N24º19.535, E055º53.926). Inmiddels waren wij al twee dagen Oman aan het verlaten, maar dit was nog steeds niet gelukt!
Nog voordat de zon onderging hebben wij met een gedeelte van de groep een berg in de buurt beklommen en al snel werd duidelijk dat het erg goed klikte met iedereen. De BBQ was geweldig en wij kregen zelfs een drankje aangeboden! Wat een gastvrijheid van een groep vreemde. Wij hadden het gevoel alsof wij hun al jaren kende en al snel waande wij ons in het leven van een expat.

De volgende dag was afscheid nemen opnieuw moeilijk. Wij wilde alweer niet opdringen, maar toen duidelijk werd dat wij allemaal naar Abu Dhabi gingen, namen ze geen afscheid van ons aan. Wij zouden samen de grens over gaan en de dag nog samen in de VAE doorbrengen. Wij legde uit dat een grensovergang voor ons wel eens lang kon duren wegens alle papierwerk, maar dat maakte hun niks uit. Hun mening stond al vast; wij hoorde bij elkaar. Samen uit, samen thuis.

Terug in de VAE:
De grensovergang ging verrassend soepel waardoor wij zelfs op een auto van hun moesten wachten. Op de grens namen wij afscheid van een van de auto’s, de Duitser Axel en zijn Spaanse vrouw Anna, omdat zij nog wat werk in Abu Dhabi moesten doen. Wij werden aan het eind van de middag bij hun uitgenodigd voor de borrel. Dus gingen wij met de vier overgebleven auto’s naar Al Ayn (de èchte oase waar ze nu de waterbron van aan het uitputten zijn, zie VAE 1) om deze plek samen te bezichtigen. ’s Middags gingen wij uit lunchen en daarna vervolgde onze tocht naar Abu Dhabi. Om 16 uur kwamen wij aan bij het huis van de eerder vertrokken Axel en Anna en hebben wij gezellig in hun tuin geborreld. Wij waren inmiddels al helemaal ‘one of the gang’. Omdat het de volgende dag voor sommige weer een werkdag was, gingen ze allemaal voor het eten naar huis. Van iedereen kregen wij het aanbod om bij hun te blijven slapen, maar sommige hadden helaas geen parkeerplaats voor de auto. Wij besloten met Francis, zijn Spaanse vrouw Lucy en hun zoontje Luc mee te gaan omdat zij redelijk centraal wonen; in de buurt van de stad en de Pakistaanse ambassade en wij konden de auto op de oprit voor de deur zetten. Heel aardig kregen wij een kamer aangeboden, maar wij wilde liever in de auto slapen.

Abu Dhabi:
Drie dagen hebben wij bij hun op de oprit gelogeerd. Het was geweldig. Wat een ongelofelijke gastvrijheid! Overdag nam Lucy ons mee naar mooie plekjes in de stad en ’s avonds aten wij samen in hun tuintje. Elke ochtend stond Luc op het balkon naar ons te roepen: “Friends! Friends! Are you awake yet!?” en maakte wij onszelf klaar voor een nieuwe dag. Ook hebben wij tijdens ons verblijf het visum voor Pakistan opnieuw kunnen regelen. Deze keer was het geen probleem en binnen een (weliswaar extreem chaotische) dag waren wij in het bezit van een nieuw visum.

Omdat wij nog graag het zuiden van de VAE wilde zien besloten wij na drie dagen te vertrekken. Gelijk werden wij uitgenodigd om twee dagen later mee te doen aan de Hash. De Hash wordt elke week op dinsdag gehouden. In het kader van gezond en gezellig, is het idee dat de leden na het werk een uur gaan rennen of lopen, waarna er gezamenlijk bij een van de leden thuis wordt gegeten. Elke week is weer een ander aan de beurt om de loop uit te zetten en het eten te koken. Het idee van een Hash kende ik al, want ik weet nog dat mijn vader daar aan meedeed toen wij in het buitenland woonde. Duidelijk iets wat je doet als je in het buitenland werkt. Het enige dat ik er van kon herinneren was dat er redelijk overmatig werd gezopen! Het werd (misschien daardoor?) toen ook maar één keer per jaar gehouden. Hier is het wekelijks, dus zou het zuipen wel meevallen. Iedereen die wij op het kampeerweekend hebben ontmoet zou er ook zijn, dus konden wij het aanbod moeilijk afslaan.

Wij waren veel te laat vertrokken; gezellig met Lucy en Luc zitten ontbijten en nog naar de Carrefour en…de liquorstore. (Wij hebben van Francis uitleg gekregen waar wij een winkel konden vinden waarbij je geen pasje nodig hebt om alcohol te kopen: Abu Dhabi National Hotel, goud gebouw vlakbij de Carrefour, kan niet missen. N24º25.280, E054º26.746. Hij is tussen de middag dicht). Eenmaal klaar voor vertrek, was het al veel te laat om de tocht naar Liwa te maken. Wij besloten een nachtje aan het strand in Abu Dhabi te staan (N24º27.786, E054º18.236). Wij hebben een mooi plekje aan de public beach gevonden en hebben onze sushi (lang leven de Carrefour!) op een dekentje aan de zee gegeten. Toen wij na het eten, langs de pier liepen om van de zonsondergang te genieten, zagen wij tussen de rotsen een schildpad zwemmen. Wij kroppen langs de rotsen omlaag en hurkte vlakbij de zee. Het water was kraak helder en wij konden de schildpad goed in het water zien zoeken naar eten. Om de zoveel minuten kwam hij boven om lucht te happen. Hij was zo dichtbij dat wij hem bijna konden aanraken! Toen wij hem een tijdje hadden bekeken liepen wij verder naar het puntje van de pier. Daar eenmaal aangekomen was de zon net onder. Wij stonden samen over het water naar de stad te kijken toen er voor onze neus een familie dolfijnen opdook. Ons geluk kon maar niet op! Wat een super afsluiting van de dag!

Liwa:
Wij vertrokken vanuit Abu Dhabi en namen highway 65 richting Liwa. De Liwa woestijn grenst aan Saoedi Arabië en is het begin van het lege kwartier. Zodra je Abu Dhabi verlaat zit je weer in de woestijn (heel VAE is woestijn) maar hoe dichter je bij Liwa komt hoe hoger de duinen worden en hoe roder het zand. Een prachtige tocht.
Wij wilde het echte ruige lege kwartier ervaren en namen bij Hamim een zandweg vanaf de snelweg die je regelrecht door de woestijn naar de grens van Saoedi Arabië brengt. Een paar kilometer van de grens kwamen wij een zoutvlakte tegen met meerdere zandheuvels en besloten hierop te rijden om een slaapplaats te zoeken. Wij vonden een oorverdovend stil plekje tussen twee heuvels in (N22º47.780, E054º24.143). Al snel werd het donker en hebben wij onze stoeltjes uitgeklapt in de lig-stand en uren naar de talloze sterren liggen kijken. Toen mijn moeder er was hebben wij de namen van een aantal sterrenstelsels opgezocht en elke avond geprobeerd ze in de lucht te vinden. Voor degene die het iets zegt, die avond hebben wij mogen genieten van Orion, De kleine en grote beer, Casiopea, het zuider kruis en de Melkweg.

De volgende dag zijn wij via highway 45 terug naar Abu Dhabi gereden, waar wij net op tijd aankwamen voor de Hash. Wij hebben meer gekletst dan gelopen en daarna kwamen wij bij een Scandinaviër thuis voor het eten. Sommige dokken zijn zwembad in, maar wij waren te druk met praten. Alweer waande wij ons in het leven van een expat; het was alsof wij er al jaren woonde. Wij werden door iedereen aangemoedigd om bij terugkomst in Nederland een contract in Abu Dhabi te regelen zodat wij snel weer terug zouden zijn. Klinkt erg aantrekkelijk… De volgende dag zou iedereen samen gaan uiteten in een plaatselijke club, maar deze keer hebben wij het aanbod afgeslagen. Als wij hadden gewild, hadden wij elke dag ergens aan deel kunnen nemen, maar het werd tijd voor ons om weer verder te reizen. Met heel veel moeite hebben wij onszelf dan eindelijk losgerukt van dit geweldig leventje en zijn de volgende dag uit Abu Dhabi vertrokken.

De Rainbow Sjeik:
Een aantal kilometer buiten Abu Dhabi aan highwag 65 (de weg naar Liwa), ligt een afvalverbrandingcentrale, met daar tegenover een automuseum. De afvalverbrandingcentrale, zoals het wordt aangegeven op de kaart en op de bordjes langs de weg, is alles behalve een afvalverbranding-centrale. Alle afval van het emiraat Abu Dhabi wordt hier naartoe gebracht om verwerkt te worden. Het is alleen niks meer of minder dan een afvalstortplaats waar de rotzooi in de openlucht in de fik wordt gestoken. Zo’n rijk land en er wordt geen cent uitgegeven om een veilig, milieuvriendelijke centrale te bouwen om hun afval netjes te verwerken! Wij konden het maar niet geloven. Een skihal; natuurlijk! Maar het milieu; ach ja.

Een milieu zijspoor:
Er is in de VAE een Sjeik die bezig is met het bouwen van een groene stad. Deze stad zal ’s werelds eerste CO2 vrije stad gaan worden. Met andere woorden, een stad zonder auto’s en dergelijke CO2 producerende vervuilers. Een geweldig plan, ongeacht wat de beweegredenen zijn om zoiets te bouwen; de eerste zijn om iets dergelijks te bedenken of liefde voor het milieu?
Voor de presentatie van het project, die op locatie zou worden gehouden, kwam de Sjeik er echter achter dat er geen stroom in de woestijn aanwezig is. Om zijn uiterst spectaculaire en meest unieke presentatie (het blijft wel de VAE!), toch nog te kunnen realiseren, huurde hij dè grootste dieselaggregaat die hij in de emiraten (en waarschijnlijk dus ook in de wereld) kon vinden, om de benodigde stroom te leveren. Het feit dat dit apparaat tijdens de presentatie meer CO2 heeft uitgestoten dan een gemiddelde stad in 5 jaar produceert, werd door de aanwezigen voor het gemak door de vingers gezien. De zwarte rookwolk die vanuit het kolossale ding omhoog steeg was van veraf te zien en bedekte de toekomstige groene stad in zijn eerste en hopelijk dus ook zijn enige laagje smog.
In een land waar een auto essentieel is, simpleweg omdat je het niet overleefd om jezelf, (vooral tijdens de 50 graden zomers), zonder airco te verplaatsen, ben ik erg benieuwd hoe zo’n stad zal functioneren. Wij waren aan de rand van de zomer in de VAE en kunnen beamen dat airco geen overbodige luxe zou zijn geweest. Het raam open doen was namelijk net zo erg als dicht want de lucht was zo heet dat je alleen al van de wind kon verbranden! Wij reden dan ook met een natte handdoek om onze hoofd gedraaid om wat verkoeling te realiseren. Wij zijn in elk geval erg benieuwd naar de uitkomst en als alles klaar is gaan wij misschien weer terug (wij willen zo-ie-zo ooit een keer terug, en dan hebben wij een goed excuus) om een kijkje te nemen, deze keer per kameel in plaats van de auto natuurlijk!

Het automuseum:
Tegenover de afval-openlucht-verbrandings-stortplaats, heeft een sjeik, bekend als de Rainbow Sjeik, midden in de woestijn een automuseum gebouwd. Op weg naar Liwa waren wij hier al langs gekomen, maar omdat wij niet wisten hoelang de tocht naar Liwa zou duren, hebben wij toen besloten om het museum over te slaan. Nu dat wij weer tijd zat hadden, reden wij eerst terug naar het museum. De sjeik heeft zijn privé collectie aan auto’s in een gigantisch op een piramide lijkend gebouw uitgestald. Ook heeft hij een exemplaar van de grootste rijdende auto ter wereld, die hij zelf heeft laten maken. Het enige wat de goede man miste was een Landcruiser! Onze redenering hierover was dat hij daar natuurlijk in rondreed. Zonde om zoiets in een museum te stallen!

Op weg naar de oostkust:
Na een bezoekje aan het automuseum vervolgde wij onze reis richting de oostkust van de VAE. Via Abu Samrah, Sweihan, Al Hayer en Al Faqa reden wij binnendoor, langs de grens van Oman, naar de hoofdweg die zich van de west- naar oostkust uitstrekt. Toen het donker begon te worden waren wij nog lang niet bij de oostkust en zaten wij bij Al Haba, nog middenin de woestijn. Opnieuw pakte wij een zijweggetje en zette de auto ergens in de woestijn neer voor de nacht (N25º01.266, E055º40.971). Het enige probleem was dat dit betekende dat wij deze nacht in het emiraat Sharjah moesten doorbrengen, zoals eerder verteld, het strengste emiraat. Dat betekend dat alcohol streng verboden is, ook al breng je het van een andere emiraat mee en moesten wij voorzichtig zijn met onze kostbare voorraad. Gelukkig zaten wij in de woestijn en verwachte dus ook niet echt problemen.
De volgende dag zijn wij via de hoofdweg naar het oosten gereden en kwamen ’s middags aan in het emiraat Fujeirah.

Fujeirah:
Fujeirah ligt aan de oostkust, tegen de grens van Oman aan. De oostkust staat bekend om zijn witte stranden en helder blauwe zee met vele tropische vissen. Wij hadden de waypoints van een mooi plekje, net buiten de stad richting Oman, aan een mangrove (N25º00.699, E056º21.789). Het was erg makkelijk te vinden en binnen een paar minuten hadden wij kamp opgeslagen. Wij zaten net op onze stoeltjes in de schaduw van onze luifel te genieten van een koude cola en een broodje toen wij realiseerde dat overal om ons heen in het water, kopjes van schildpadden boven kwamen. Gelijk rukt wij onze snorkels uit, trokken zwemkleding aan en vonden een goede plek van waaruit wij het water in konden duiken.
Het is onze droom om met schildpadden te zwemmen! Wij wilde het in Salalah proberen, maar de plek waar wij toen de schildpadden hadden gezien was onderaan een steile klif in een baai waar de zee woeste golven tegen de rotsen gooide. Te gevaarlijk dus. De keer dat wij het schildpadje in Abu Dhabi hadden gezien werd het donker dus was dat ook geen optie en hier was dan onze derde kans. Drie keer scheepsrecht, toch?
Vol enthousiasme sprongen wij de mangrove in. Al snel werd duidelijk dat ook deze poging zou mislukken. Het water was vreselijk troebel waardoor wij nog geen meter voor ogen zagen. De schildpadden konden ons makkelijk ontwijken. Als wij met ons hoofd bovenwater over de oppervlakte keken zagen wij ze overal zwemmen, maar onderwater was het onmogelijk één te spotten. Wat een tegenvaller. En tot overmaat van ramp stapte ik op een oester bij het uitstappen waardoor ik een diepe wond onder mijn voet had. Dubbel balen!
Dan maar genieten van wat je hebt, dus zetten wij onszelf weer met een nieuwe koud colaatje aan de rand van de mangrove neer en bewonderde ze van bovenaf. Onze kans komt nog wel…hoop ik.

Khor Fakkan:
De volgende dag besloten wij een nieuwe poging te doen, maar dan in de prachtige zee. Langs de oostkust, ten noorden van Fujeirah, ligt het populaire badplaatsje Khor Fakkan. Net vanaf de kust is er een rots in de zee, Snoepie Island, die bekend staat om zijn overvloed aan tropische vissen, haaien, koraal en… schildpadden die rondom het eiland te zien zijn. Het is makkelijk, snorkelend, vanaf het vasteland te bereiken. Een perfecte locatie voor ons om onze vierde poging te doen.
Wij reden langs de kustweg en kwamen onderweg de oudste moskee van de VAE tegen waar wij even zijn gaan kijken. Toen wij aankwamen bij Snoepie Island bleek het toch iets moeilijker te zijn dan verwacht om het eiland te bereiken. Een enorm 5 sterren hotel had voor het eiland zijn complex gebouwd en het strand ervoor opgeëist. Om het eiland te bereiken zouden wij nu dus een heel stuk verder moeten zwemmen, maar dat hadden wij er wel voor over. Om namelijk gebruik te maken van het strand van het hotel, moest je 30 euro dokken. No way! In tegenstelling tot Oman, mag men hier een stuk land aan het strand kopen en het stuk strand privé houden. In Oman is al het strand openbaar. Als men een groot hotel aan het strand bouwt, mag hij het strand ervóór niet opeisen en blijft deze voor iedereen toegankelijk. Het heeft allebei z’n voor- en nadelen, maar in dit geval was een privé strand voor ons een nadeel.
Het ‘openbaar’ strand, naast de muur van het hotel, was een smerig stukje zand. Wij pakte maar gelijk onze snorkels en dokken de zee in. Van lekker zonnen was hier vanwege de rotzooi toch geen spraken. Wij zwommen langs de muur en golfbrekers van het hotel en trappelde richting het eiland. Na een paar minuten werd het mij duidelijk dat ook deze poging niet ging lukken. Er stond veel wind en de golven sloegen tegen de golfbreker. Door de ruige zee was ook deze troebel en het zicht matig. Ik besloot terug te zwemmen, maar Roger wilde het nog proberen en zwom verder. Ik zat goed en wel op het strand, toen ik Roger in één keer 180 graden zag draaien (dus weer terug richting strand) en met een rotvaart zichzelf naar de kant trappelen. Ik rende naar hem toe om te kijken wat aan de hand was, klaar om de haai (mijn eerste gedachte) met mijn slipper te meppen. Toen het ondiep genoeg was dat hij kon staan sprintte Roger het water uit. “Ik sta in brand!” riep hij terwijl hij zijn schouder vastpakte. Op zijn schouder en rug liepen enorme rode striemen over zijn huid die elke seconde dikker leken te worden. Kwallen! Ik had wel eens gehoord dat het de steek neutraliseert als je eroverheen urineert, maar toen ik die optie benoemde stemde Roger niet in. Hij vond het een beter idee om azijn te proberen, deze is immers ook zuur. Nadat de helft van onze kostbare appelazijn over Roger schouder was gegaan en er nog geen verbetering leek te zijn, besloten wij naar het hotel te gaan om te kijken of ze een medische post hadden. Toen Roger zijn rug aan de bewaker toonde mochten wij gelijk doorlopen naar de receptie. Aldaar kregen wij een zalfje van een medewerker. Hij vertelde dat het kwallentijd was en dat ze dagelijks met dit soort dingen te maken hadden, maar hij was toch erg onder de indruk van de omvang van de striemen die Roger had. Vanuit de receptie liepen wij naar het zwembad en zo waren wij gratis binnen. Het zalfje heeft goed geholpen tegen de pijn, maar de wonden hebben toch dagen nodig gehad om te helen. Een nieuwe poging hebben wij niet meer aangedurfd.

Wij hadden eerst gedacht om aan het strand in Khor Fakkan te overnachten, maar omdat het zo’n rotzooi was gingen wij liever terug naar onze rustige mangrove in Fujeirah. Eenmaal in Fujeirah aangekomen, kwamen wij een grote menigte tegen op een grasveldje langs de weg. Wij parkeerde de auto en liepen op de menigte af om te kijken wat er aan de hand was. Op het grasveldje waren ze stierengevechten aan het houden. Elke vrijdag wordt er in Fujeirah aan ‘bull butting’ gedaan. Dan komen boeren vanuit heel de VAE bijeen om te zien wie de sterkste stier heeft. Het zijn werkdieren en de boeren willen absoluut niet dat er iets met hun stieren gebeurd, dus worden de stieren onder streng toezicht aan elkaar overgelaten. Het eerste wat de stieren doen is met hun horens tegen de ander aanstaan en elkaar proberen weg te duwen. Na enkele seconden worden de stieren uit elkaar gehaald en is de winnaar bekend(?). Voor ons kompleet een raadsel hoe je kon bepalen welke sterker was! Nadat de stieren waren weggehaald kwamen de volgende twee het grasveldje op. Wij waren blij verrast met de manier waarop de dieren werden behandeld en hoe, zonder dat er een druppel bloed vloeide, een ‘gevecht’ kon worden gehouden. Tot twee keer toe brak een stier vrij en kwam recht op ons afstuiven. Iedereen om ons heen begon dan als een idioot weg te rennen (en wij natuurlijk ook) voor het gevaar een hoorn in je reet te krijgen! Het waren enorme beesten!
Na anderhalf uur waren alle wedstrijden gedaan en reden wij door naar ons mangroveplekje.

In de tussentijd hebben wij contact gehad met het ferrybedrijf over de boot terug naar Iran. Er werd ons verteld dat er momenteel het Iraanse nieuwjaar werd gevierd en de festiviteiten zouden twee weken duren. In die twee weken zouden er geen ferry varen tussen de VAE en Iran. Vanaf eind maart zouden ze het werk weer hervatten. Wij hadden een emailtje van Thomas en Verena gekregen, die vertelde dat zij op 31 maart de ferry hadden geboekt, dus besloten wij deze ook te nemen. Het was inmiddels 29 maart, hoogste tijd om in Sharjah de boot te gaan boeken. Je zou denken dat je dit soort dingen telefonisch kan doen, maar alles behalve is waar. Je moet gewoon lijfelijk aan de balie staan, anders krijg je niks voor elkaar.
Via de oostkust zijn wij richting het noorden gereden, waar wij halverwege een mooie wadi tocht hebben gedaan naar een waterval en zwempoeltje. Een heerlijke verfrissing midden op de hete dag.

Sharjah 2:
’s Avonds kwamen wij aan in Sharjah. Wij waren hier aangekomen met de boot, maar hadden hier nooit overnacht dus kozen wij voor de meest logische optie; aan het strand in de stad. Helaas was dit moeilijker dan wij dachten want ook in Sharjah is het hele strand volgebouwd met hotels, met hetzelfde resultaat als in Khor Fakkan (deze behoort trouwens tot het emiraat Sharjah, misschien ligt het daaraan) dat alle stukjes strand tussen de hotels in, smerig zijn en vol met louche figuren. Met gebrek aan beter kozen wij een iets minder smerig stukje uit om te overnachten (N25º20.128, E055º21.609).

Gelijk ’s ochtends vroeg gingen wij naar het bootbedrijf om een ticket voor de dag erna te regelen. Eenmaal daar aangekomen werd ons verteld dat de boten pas vanaf begin april zouden varen en niemand kon ons een definitieve dag zeggen. Wij legde uit dat wij contact hadden met een Duits koppel die morgen de boot zou nemen, maar volgens hun was die boot vertraagd. Er zat niks anders op dan wachten. Hun advies was om elke dag te bellen en te vragen of al meer bekend was over de dag dat het schip zou varen. Toen wij dit slechte nieuws hadden gehad (als je eenmaal besluit dat je weg wil dan is elke dag wachten te lang) wisten wij gelijk wat wij wilde doen; naar Dubai! Al was het alleen maar voor de prachtige stranden.

Dubai 2:
Toen wij erover nadachten bleken er nog wat dingen die wij aan de auto wilde laten doen voordat wij vertrokken naar Iran, dus was het uitstel uiteindelijk behoorlijk vruchtbaar. Wij gebruikte de extra tijd bijvoorbeeld om vier nieuwe banden te kopen. Die van ons waren ernstig versleten (ideaal voor zandrijden maar gevaarlijker op de weg) en wij wilde (lees Roger wilde) perse BF Goodrich All-Terrain merkbanden. Wij hadden op internet gezien dat je deze banden na de VAE voorlopig nergens zou kunnen krijgen (Iran, Pakistan, India, Nepal) dus moesten wij ze hier wel aanschaffen. Ze koste maar liefst 100 euro per stuk! Nog altijd goedkoper dan de 140 die je ervoor in Nederland moet neerleggen, maar weer een behoorlijke hap uit ons spaargeld. Bij het vervangen van de banden zou de garage ook de wielen balanceren en uitlijnen. Wij hadden al een tijdje gemerkt dat het stuur niet recht stond dus was de man van de garage aan onze stuurstang aan het draaien om dit te corrigeren. Hij was zo lomp bezig en net voordat Roger hem tegen wilde houden rukte hij zo hard aan de stang dat het koggelgewricht brak en de stang met een luid gekletter op de grond viel. Wij schreeuwde het uit! Er vloeide een rivier aan scheldwoorden en woede uit de monden van Roger en ik en de man trok wit weg. “Je zorgt maar dat je het weer maakt”, zei Roger en met die woorden liep de man bibberend naar zijn chef toe. Wat bleek nou, wij hadden van tevoren een contract moeten ondertekenen waarop stond dat zij niet verantwoordelijk waren voor dingen die tijdens de werkzaamheden stuk gingen. Dat hoorde bij de risico’s van de cliënt en zo ook de financiële gevolgen die daarbij kwamen. Zij hadden echter vergeten ons dit briefje te laten ondertekenen, waardoor ze geen poot hadden om op te staan. “You broke it, you fix it!” riep Roger tegen de man. Wij waren maar in een bandenbedrijf en geen garage, dus er werd druk onderling overlegd hoe ze dit gingen oplossen. Wij konden ook niet meer naar de garage rijden want ons stuur werkte niet meer. Verder stond onze auto ook nog bij hun op de enige brug die ze hadden, waardoor al hun werk die dag volledig stil stond. “And it beter be an original Toyota piece” dreigde Roger verder. De rest van de dag waren wij er zoet mee. Een van de medewerkers sjeesde weg naar de Toyota garage om een nieuw onderdeel te gaan halen en de rest ging maar zitten. Er was niks meer te doen. Na anderhalf uur kwam de man met het goede onderdeel terug (met de rekening als bewijs dat hij hem bij de toyota garage had gekocht) en kon begonnen worden met de reparatie. Onder streng toezicht van Roger, die er nu met zijn neus bovenop zat, werd een nieuwe kogelgewricht aangesloten en de stuurstang teruggeplaatst. Tijdens het installeren vroeg de monteur of wij het toch niet erg vonden om de kosten voor het nieuw onderdeel te betalen (70 euro). “Vergeet het maar”, zei Roger, “jij hebt hem gebroken, dat is niet mijn probleem”. Hij bleef verder stil, maar het was duidelijk dat hij zich ernstig zorgen maakte. Toen het eenmaal tijd werd om te betalen vroeg hij het nog een keer en weer kreeg hij van ons hetzelfde antwoord. Bleek liep hij terug naar de garage. Toen kwam de aap uit de mouw. De chef vertelde ons dat dit soort kosten uit zijn eigen zak moeten komen en dat de man maar 200 euro per maand verdiende. Gelijk voelde wij ons schuldig. Omdat alles uiteindelijk goed was gekomen, waren wij niet meer zo boos als dat wij voordeden, maar met zijn uitleg ging het laatste beetje irritatie die wij nog hadden om in medelijden. Hoe kan het nou dat een bedrijf niet voor dit soort dingen verzekerd is? vroegen wij de man. Hij legde uit dat zij zich normaal indekte door mensen eerst het contract te laten tekenen, maar dat was vandaag niet gebeurd en zal je net zien dat er dan iets verkeerd gaat. Wij besloten een compromis te sluiten en de helft van de kosten te betalen. Toen de man dit hoorde sprong hij zowat een gat in de lucht. Zijn collega’s hadden allemaal aangeboden om de kosten met hem te delen, waardoor ze nu ieder 5 euro moesten betalen. Uiteindelijk was dus iedereen blij en wij al helemaal, want daarna zat het stuur kaarsrecht en waren alle afwijkingen opgelost.

Na dit akkefietje waren wij wel even klaar voor die dag en reden naar Jumeirah bearch voor de overnachting.

De volgende dag was de differentieelolie aan de beurt (wij hadden ’s ochtends gebeld en er was nog geen nieuws over de boot). Bij elk tankstation kan je deze laten vervangen en dit was dan ook zo geregeld. De rest van de dag hebben wij in de Emirates Mall doorgebracht. Wij wilde nog veel lekkere dingen inslaan voor onze overtocht naar Iran.
Toen wij die ochtend op het strand zaten was er een Deense vrouw naar ons toe gekomen en vertelde dat er in de buurt van de Burj al Arab (het 7*hotel) een mooi stukje strand was waar het ongelofelijk rustig was. Ze had er regelmatig andere overlanders zien staan en dacht dat het voor ons een betere optie was dan het drukke Jumeirah beach. Wij namen haar tip aan en reden die avond naar de plek die zij had beschreven. Inderdaad een paradijselijk wit stuk strand met een prachtig uitzicht op de Burj al Arab en Palm Ijsland.

’s Ochtends zaten wij lekker onder de luifel aan ons ontbijt toen wij het bedrijf belde om te vragen hoe de stand van zaken was. Het antwoord was: je moet nu komen, de boot vertrekt morgen! Wij zeiden dat wij wel een uurtje nodig hadden om van Dubai naar Sharjah te komen maar dat wij onderweg waren. Helaas van ons mooie stekkie! Wij gooide alles in de auto en reden naar Sharjah. Dit is een gruwelijk stuk om te rijden. De twee steden liggen zowat tegen elkaar aan (6km), maar vanwege de drukte duurt het een uur om van de een bij de ander te komen. Eindelijk bereikte wij na een uur het bedrijf en kon alles geregeld worden. Die avond reden wij het vies stukje strand in Sharjah weer op en zagen daar de vrachtwagen van Thomas en Verena staan. Wij zouden samen de overtocht naar Iran maken.

Van Sharjah naar Bandar Abbas:
Wij moesten om negen uur bij de boot zijn dus stonden wij om zeven uur aan het hek van de haven om alle papierwerk te regelen. Het stempelen van de carnet was zo geregeld, de man kende ons nog van toen wij het land in kwamen. Toen wij echter onszelf wilde uitstempelen bleek het kantoor nog dicht te zijn. Er werd verteld dat deze pas om half negen open zou gaan en dat het verstandigst was om de auto al bij de boot te zetten en net voor vertrek langs te komen om de pasporten te laten stempelen. Zo gezegd, zo gedaan en om acht uur stonden wij met de auto gereed bij de boot. Om half negen kwamen wij weer aan in het kantoortje maar deze was nog steeds gesloten. Wij zouden maar om een uur of twaalf terug moeten komen volgens de portier! Dan zijn wij al het land uit riepen wij hem toe, maar het was natuurlijk niet zijn schuld of probleem dat het douanepersoneel niet aanwezig was. Toen wij dit nieuws bij de boot kwamen melden werden wij gerustgesteld, de boot zou pas na 12 uur vertrekken, er was wat vertraging. Wij wisten niet wat erger was. Om twaalf uur was er nog lang geen sprake van vertrek en om een uur of twee zijn wij weer eens richting het kantoortje gelopen. Het was eigenlijk lunchtijd, maar de man heeft ons toch vriendelijk geholpen en eindelijk was alle papierwerk klaar. Toen wij terug bij de boot kwamen, waar Thomas en Verena ook stonden, vertelde wij hun dat het kantoor open was. Gelijk gingen ook zij een stempel halen. Een half uur later kwamen ze terug. Ze hadden voor een gesloten deur gestaan; alweer dicht! Etenstijd kwam en ging en nog was er geen teken van vertrek. Uiteindelijk is de boot om negen uur ’s avonds vertrokken, een miezerige 12 uur vertraging, waar heb je het over?! Het enige probleem was dat dit zou betekenen dat wij donderdag ochtend in Iran aan zouden komen en dan begint het weekend. Wij wisten nog van de heenreis wat dat betekende!

Iran…bijna:
Wij mochten gelukkig bij de auto komen en hebben ’s avonds met z’n vieren stiekem in de auto van Thomas en Verena onze laatste restjes alcohol gedronken. Wij wilde geen risico nemen op de grens in Iran en omdat het een Iraans schip was, mocht er officieel aanboord niet gedronken worden… Wij voelde ons net een stel tieners die op schoolreisje stiekem in hun kamer een biertje dronken en giechelend liepen wij dan ook aan het eind van de avond terug naar onze ‘kamer’. Wij hebben heerlijk in de auto kunnen slapen en werden ’s ochtends wakker tot…een zee uitzicht?!…dat hadden wij niet verwacht. Wij hadden gedacht ’s ochtends in de haven te zijn, maar bij betere inspectie bleek dat wij voor de kust verankerd lagen. Wij hadden nog geen toestemming gekregen om de haven in te varen en dat zou nog even duren. Ook dat nog! Er werd maar weer een kop koffie gezet, onze boeken kwamen uit de kast en wij installeerde onszelf op het zonnedek.
Het verhaal is nog lang niet afgelopen want uiteindelijk heeft het 48 uur geduurd om van de VAE naar Iran te varen en dat, alweer, voor maar een schamele 500 USD. Je kan veel zeggen over het rampzalig bedrijf en zijn uit de hand gelopen tijdsschema’s, maar één ding is zeker, je krijgt wel waar voor je geld! De rest van het verhaal vervolgd in Iran 3.

OMAN 3: Dhofar, Salalah, Muskat, Grens VAE


View Larger Map
Oman 3 = paarse route


Dhofar:
In een van onze off-road boeken werd een mooie wadi tocht (droge rivierbed) beschreven vanaf de snelweg dwars door de bergen naar Salalah toe. Als je namelijk in het zuiden aankomt, rijd je regelrecht tegen een bergketen op, de Dhofar mountains; één van de redenen dat het zo’n mooi gebied is. De bergen houden de wolken die vanaf de zee komen tegen waardoor het veel regent in het zuiden, wat natuurlijk minder fijn is, maar het resultaat is dat het er bijzonder groen is. Ook is het hierdoor een stuk koeler en vooral zomers gaan veel bewoners van Muskat, enkele weken naar de mildere temperaturen van Salalah om af te koelen. Toen wij aankwamen bij het begin van Wadi Dhahbun werd het donker en zijn wij gelijk achter een bergje gereden om te overnachten (N17º40.435, E054º15.994).

Om het kort te houden, Wadi Dhahdun is een 68 kilometer lange wadi waar wij maar liefst ZES uur over gedaan hebben! Werkelijk de hele dag hebben wij zwaar off-road gereden over een rivierbed met behoorlijke stenen en obstakels. Toen wij eindelijk om 14 uur de wadi uit kwamen waren wij helemaal gaar en volledig door elkaar geschud. Als wij geen room bij ons hadden gehad, was het inmiddels boter geweest! Op zich was de tocht erg mooi, maar het duurde ons een paar uur te lang. Aan het eind van de tocht kwamen wij een militaire checkpoint tegen. De man was zo verrast om ons te zien dat hij zonder een woord te zeggen, de hefboom opende en ons door liet. Het is duidelijk een route die niet al te veel gereden wordt en al helemaal niet met auto’s uit Nederland. Wij waren al bijna bang dat hij ons terug ging sturen! Dat is dan het voordeel van onze onverwachte verschijning.

Na Wadi Dhahdun kwam de verharde weg als een geschenk uit de hemel. Even geen hobbels meer! Omdat het nog vroeg was zijn wij nog een beetje in de buurt gaan bezichtigen, waarna wij zijn doorgereden naar een van de meest indrukwekkende overnachtingsplekken die wij tot nu toe hebben mogen ervaren (N17º06.370, E054º42.234). Werkelijk prachtig! Helemaal aan het randje van Jebal Samhan, een berg plateau, hebben wij de auto neergezet. Eén meter van de voorwielen vandaan, viel de plateau weg langs een klif, 1350 meter recht omlaag, tot aan zeeniveau, waar de laatste paar kilometers land de prachtige blauwe zee bereikte. Wat een uitzicht! Die nacht heeft Roger de handrem getrokken (normaal), de auto in een versnelling gezet (al iets voorzichtiger) en stenen voor de banden gelegd (okay, nu maakt hij zich zorgen!). Vanuit ons bedje keken wij neer op de lichtjes van het dorpje Mirbat, dat aan zee ligt, en het leek net alsof wij vanuit een vliegtuig omlaag keken. ’s Ochtends werden wij wakker met een super uitzicht. Dit is toch een van de momenten dat wij zo gelukkig zijn om het allemaal met onze auto te mogen meemaken, de andere toeristen liggen allemaal in een hotelletje.

Salalah:
De volgende dag hebben wij de afdaling naar zee gemaakt. Eerst hebben wij het dorpje Mirbat bezocht, die wij vanaf de plateau hadden gezien, met zijn mooie tombe die aan de rand van het dorpje ligt.
Toen wij vanaf Mirbat langs de kust naar Salalah reden zagen wij op een gegeven moment iets groots langs de weg liggen. Ik had het nog maar net in mijn ooghoek gezien, en ik wist het niet zeker, maar ik dacht dat ik iets heel bijzonders had gezien… Ik riep naar Roger om te stoppen en terug te keren. Een halve kilometer verder keerde wij op de weg en reden terug naar waar het beest naast de weg. Toen wij dichterbij kwamen werd het duidelijk dat ik het toch goed had gezien. Daar, naast de weg, lag een hyena! Weliswaar aangereden, maar toch, een hyena! Als wij iets niet hadden verwacht in Oman te zien was het dat wel. Wij dachten dat die dieren alleen in Afrika voorkwamen? Wij zijn voorzichtig gaan kijken. In de buurt lag een half opgegeten koe, dus hij had duidelijk eerst van de koe genoten, waarna hij met volle maag de weg over stak. Na een uitgebreide inspectie: even snel de haren voelen en een foto (het is immers toch een hyena!), zijn wij weer verder gereden.

Langs de zuidkust zijn er meerdere ayn’s om te bezichtigen. Een ayn is een bron die vanuit de bergen in prachtige poelen terecht komt. Wij dachten lekker af te koelen in het heerlijke water, maar daar werd algauw een stokje voor gestoken. Aan elk meertje stonden om de vijf meter borden die je in het Engels en Arabisch waarschuwde niet te gaan zwemmen. Volgens de tekst was er een worm in het water die via je huid in je bloedbaan komt en in je blaas en urinewegen schade aanricht. Gatverpatsie, dat klonk niet zo lekker! Je kan onze verbazing dus ook voorstellen toen wij bij elke ayn, groepen tienerjongens in de poeltjes zagen zwemmen, drinken(!) en wassen. Typisch.

Aan het eind van de dag kwamen wij in Salalah aan. Dit is de tweede grootste stad van Oman. Nog niet zo modern als Muskat, maar goed op weg dat te worden. Opnieuw kom je de grote supermarkten en winkelcentra tegen en alles is er te verkrijgen.
Het eerste wat ons opviel was de kleur van de Omani’s. Hun huidskleur was een stuk donkerder dan in het noorden en hun haar kroes. Voor de tweede keer vandaag waande wij ons in Afrika. Wat een verschil met de lichte Arabieren in het noorden. Vroeger had Oman hechte banden met Afrika, dus is het niet raar om in Oman mensen met een Afrikaans uiterlijk aan te treffen, maar wij stonden versteld van de plotselinge overgang tussen noord en zuid.

Ook komen hier de vier en vijf sterren hotels weer in overvloed voor. Natuurlijk hoefde wij daar niet te slapen, maar het is wel fijn om in de buurt te staan zodat je van alle faciliteiten gebruik kan maken. Je kan als westerling doodgewoon zo’n peperdure complex binnenlopen en doen alsof je er thuis hoort. Er is geen mens die hieraan zou twijfelen want wie slaapt er nou naast het hotel op het strand in de auto? Niemand toch?!…
Naast de Crown Plaza Hotel (5 *) strekt een prachtig wit strand zich uit langs een klein vogel reservaat die zich middenin de stad bevind. Hier mag niet gebouwd worden en je kan langs het strand naar de stad lopen. En perfecte kampeerplek vonden wij en hebben de auto op het strand onder de palmbomen gezet (N17º00.325, E054º08.257). Het was paradijs op aarde! Wij stonden super centraal, maar merkte er niks van vanwege het vogelreservaat achter ons. De hele dag door liepen de bad gasten van het hotel op en neer voor onze deur en keken keer op keer verbaasd op als ze ons daar zagen zitten in onze tuinstoelen met een pot koffie op ons uitgeklapt tafeltje naast de auto onder de palmbomen. Alleen een Zweed durfde de stap te zetten om naar ons toe te komen en heeft een halve dag bij ons gezeten om al onze reisverhalen te horen. Omdat het zo’n relaxt plekje was hebben wij hier een aantal dagen vertoefd.

De eerste avond dat wij er waren besloten wij gelijk gebruik te maken van onze buren en liepen naar het Crown Plaza Hotel (CPH) om een drankje in de bar te nuttigen. Natuurlijk is een pilsje rete duur in een vijf sterren hotel, maar meer keus heb je niet. Officieel is Oman een alcoholvrij land, maar voor de toeristen wordt er een uitzondering gemaakt en verstrekken de meeste dure hotels toch alcoholische versnaperingen in hun bar.

Even een alcoholisch zijspoor:
Een Omani mag van de overheid geen alcohol kopen, maar, waarom zouden ze het ook willen, alcohol is immers volgens de koran verboden, toch? Expats, die in Oman wonen en werken (hetzelfde geldt trouwens ook voor de VAE), krijgen een pasje waarmee ze elk jaar een gelimiteerd (afhankelijk van hun salaris!) hoeveelheid alcohol mogen kopen in speciale winkels. Van horen zeggen is de hoeveelheid voldoende om het jaar mee door te komen. Als toerist kan je niet in bezit komen van zo’n pasje en zal je dus naar een hotel of duur restaurant moeten om een pilsje te drinken. De fles wordt ook altijd aan de bar opengemaakt zodat je hem niet mee naar buiten kan nemen. Wij hebben meerdere keren geprobeerd om een dicht blikje mee te krijgen zodat wij in de auto nog wat hadden, maar dit is nooit gelukt.

Terug naar de Crown Plaza:
Enfin, wij gingen dus naar de bar en waren net op tijd, want er begon tien minuten later een vreselijk foute entertainment show. Wij hadden het gevoel dat wij op een cruise schip zaten. Vier, uit het Oostblok komende artiesten, bewogen zich een uur lang ‘sierlijk’ over het toneel, naar liedjes van Ace of Base en ABBA. De hotelgasten (allemaal boven de 50) genoten volop en klapte a-ritmisch met de muziek mee. Wij schoten keer op keer in de slappe lach en ik moest me inhouden het kostbare bier niet in mijn broek te piesen. Je wilt het natuurlijk zo lang mogelijk inhouden, alleen al vanwege de prijs!
Tijdens de pauze werd aangekondigd dat er een loterij zou plaats vinden waarbij de winnaar twee gratis drankjes kon winnen. Je moest je naam en kamernummer op een briefje schrijven en in een hoed deponeren. Dat was een beetje een probleem want een kamernummer hadden wij natuurlijk niet en we wilde niet door de mand vallen, dus deden wij net alsof wij het niet gehoord hadden en schreven alleen onze naam op. De seconde dat ik het briefje in de hoed liet vallen voelde ik het al aankomen… gelijk had ik spijt dat ik niet Roger op mijn briefje had geschreven. Ja hoor, na een trommelgeroffel van de presentator op een tafel haalde hij een briefje tevoorschijn:
“Hey, this one doesn’t have a room number!”
Ik verdween iets onder de tafel.
“K-a-r-l-a-g-j-i-n?”
Shit! Okay, begrijp me niet verkeerd, ik wil erg graag een gratis drankje, maar ik wil er liever niks voor hoeven doen en dit was nou net zo’n soort show, waarbij dat duidelijk niet ging lukken.
“Come up on stage!”
Ik zakte nog verder in mijn stoel.
“Karlagjin??!” riep de man weer.
Roger lag natuurlijk helemaal dubbel en sprong gelijk op. “Here she is!” riep hij wijzend naar nog maar een plukje van mijn haar dat boven de tafel uit kwam.
“Come on down girl!” riep de man weer.
Met een kop zo rood als een tomaat en het gevoel dat hij zou ontploffen, zig-zagde ik tussen de kunstgebitten naar het podium.
“Sooooo, ladies and gentlemen, what should we make her do for a free drink?!”
Oh mijn God, zie je nou wel!
“Sing!!” riep een al te bekende stem vanuit het publiek. Ik schoot Roger een dodelijke blik, maar het kwaad was al geschiet.
“Okay, let’s here you sing!” riep de lul met de microfoon.
Met een trillende kraak stem (ik ben niet met een zang talent geboren) bracht ik de eerste zin uit van het enige liedje dat in mij op kwam. “It’s raining men…(doem-da-doem), haliluoeoeoelia,…it’s raining men..(doem-doem), Amen!”.
Doodse stilte in de zaal.
“Okay okay,” riep de man snel “let’s not scare the people away, we still have half a show to do!!!” Gebrul vanuit de zaal.
Na mijn prijscoupon in ontvangst te hebben genomen mocht ik dan godzijdank het podium verlaten. Ik heb nog een half uur na zitten gloeien in mijn stoel, maar mijn schaamrode wangen werden snel geblust door twee half liter blikken Carlsberg en maakte plaats voor een rode neus.

Wij waren nog maar halverwege ons gratis drankje toen de show voorbij was en er werd aangekondigd dat er nu een Russische band zou komen en dat daar entree voor betaald zou moeten worden. Iedereen liep de zaal uit. Wij werden vriendelijk verzocht om of te betalen of te verkassen, maar ik protesteerde heftig tegen. Ik was niet naar de hell en terug gegaan om nu in één minuut mijn drankje weg te ketsen. Ik zei dat wij zouden gaan als het op was en dat wij de show niet hoefde te zien. Gelukkig mocht dit en al nippend aan ons blikje zaten wij in een lege zaal op de Russische band te wachten. Twee minuten voor de show begon, stroomde het vol met lokale Omani heren die bijna over elkaar heen vielen om vooraan te kunnen zitten. Wat is dit?! dachten wij. Snel bestelde ze allemaal een alcoholisch drankje alsof ze een kilo cocaïne aan het verhandelen waren en maakte zich klaar voor de show. De lichten gingen uit en het gordijn werd getrokken. Daar, op het podium, stond een man met een leren giletje aan achter een keyboard een zeer fout deuntje te spelen en om hem heen stonden vier meiden te dansen. De meiden konden niet ouder zijn dan achtien en stonden half naakt, (alleen bedekt met een klein stukje tijgerprint, dat niet eens genoeg zou zijn om mijn kleine teen te bedekken) zogenoemd sexy bewegingen te maken op de muziek. Het ergste was nog dat ze alle vier naar de mannen op de voorste rij zwaaide en knipoogde met een blik van herkenning! Toen de man achter de keyboard even moest niesen, waardoor zijn vingers een paar seconden van de toetsen afkwamen, en het muziek toch gewoon doorspeelde was het voor ons een teken om zo snel mogelijk te vertrekken. We ketste de laatste slokken weg en rende de bar uit.

De volgende ochtend rende wij de zee in voor een verfrissende ochtendduik. Zwemmen in de zee trekt altijd veel aandacht omdat de lokale mensen bang zijn om in de zee te zwemmen. Misschien omdat ze niet kunnen zwemmen; ik weet het niet. In elk geval zwemt er maar zelden nog iemand bij je in zee. Toch zag ik op een gegeven ogenblik een, wat ik herkende als een hoofd (ik had mijn lenzen niet in), enkele meters van mij vandaan in het water. “He”, zei ik tegen Roger, “kijk nou, er is nog iemand aan het zwemmen.” Roger keek naar waar ik wees maar kon niemand ontdekken. Toch kon ik zweren dat ik net iemand had gezien en bleef naar de plek kijken. Een paar seconden later kwam het hoofd weer boven. “Kijk dan!” riep ik naar Roger die alweer mijn wijzende vinger volgde. “Jesus!” riep Roger. “Nou, dat lijkt me sterk in een Moslim land, Mohammed misschien.” Grapte ik. “Heb jij je lenzen niet in?” “Nee. Hoezo?” vroeg ik, nog steeds naar de zwemmer kijkend die in een behoorlijke rotvaart onze richting op kwam. “Het is geen persoon!” riep Roger, “Het zijn dolfijnen!”. Ik sprinten het water uit om mijn bril te pakken die op mijn handdoek op het strand lag en zag ze nu ook. Ik snelde weer het water in. Vijftien meter van ons vandaan schoot een familie dolfijn door de golven op zoek naar vis. Het was duidelijk dat ze aan het voeden waren en bleven een paar minuten om ons heen zwemen. Fantastisch! Van onze dolfijn-zwem ervaring in Nieuw Zeeland wisten wij dat ze naar je toe komen als je met een voorwerp onderwater tikt of met platte hand op het water slaat. Ze zijn namelijk behoorlijk nieuwsgierig en komen kijken naar waar het geluid vandaan komt. Helaas waren deze dolfijnen te druk met hun ontbijt bezig om ons op te merken en na vijf minuten zwommen ze weer verder om nog meer vis te zoeken. Helemaal hyper kwamen wij de zee uit. De hele dag hebben wij naar het water zitten staren en om de zoveel tijd de dolfijnen langs zien komen. Wij gingen er vanuit dat dit hun territorium was en dat wij ze dus elke dag zouden mogen aanschouwen, maar na deze dag hebben wij ze nooit meer teruggezien. Later hoorde wij dat niemand anders ze had gezien! Wat hebben wij toch mazzel gehad.

Mughsayl:
Na een aantal dagen niks doen vonden wij het toch maar weer tijd om de buurt te gaan verkennen. Vanaf Salalah tot de grens met Jemen zijn nog vele prachtige stranden om te bezichtigen en te slapen. Aan een zo’n strand, Mughsayl, heeft de zee gaten in de rotsen geslagen, zogehete blowholes, en bij vloed spuit het zeewater enkele meters de lucht in door de blowholes heen. In de buurt van de blowholes waren mooie stranden en wij besloten een nachtje op deze plek te slapen. Toen wij bij de blowholes aankwamen was er net een bus toeristen aangekomen en stonden wij met 50 man om de gaten te dringen. Omdat wij toch de tijd hadden, zijn wij een stuk verder de rotsen opgeklommen naar een baaitje, waar wij wilde wachten tot de bus weer vertrokken was. Vanaf de rotsen stonden wij het baaitje in te kijken toen wij een donkere verschijning naar de oppervlakte zagen komen. Een seconde later zagen wij het hoofd van een schildpad het water uit komen om lucht te happen, waarna hij snel weer de diepte in dook. Schildpadden!! riepen wij in koor. Er zaten een stuk of tien schildpadden in de baai te voeden en om beurten kwamen zij naar de oppervlakte om lucht te krijgen. Zeker twee uur lang hebben wij aan de rand van de rotsen gestaan, kijkend naar de reuze schildpadden. De hele tijd dat wij daar stonden zagen wij bussen toeristen komen en gaan maar niemand had het heldere idee om naar ons toe te komen om te vragen waar wij de hele tijd naar stonden te kijken. Het was ons geheimpje.

Toen de film rolletjes op waren gingen wij terug naar de auto om naar het strand te rijden waar wij wilde overnachten. Eenmaal bij het strand aangekomen stond er een kite-surfer met zijn vrienden op het strand zijn spullen klaar te maken. Nederlander (je herkent ze van ver af aan), dachten wij gelijk, en liepen op de jongen af om een kijkje te nemen. Inderdaad, een Nederlander. Omdat de wind wat was gaan liggen, nam hij het besluit om de boel maar weer in te pakken en de rest van de middag hebben wij samen met hem en zijn vrienden op het strand doorgebracht. Het was een groep ‘overzeeërs’ (http://www.vascodagammarally.nl). Ze waren met vijftien boten tussen de 10 en 20 meter lang, de wereld rond aan het zeilen en lagen nu met z’n allen in de haven van Salalah. Zij waren aan het wachten op hun visum voor India, die iemand in Muskat aan het regelen was, en waren in de tussentijd lekker aan het relaxen op de stranden langs de kust van Salalah. Wel hadden ze alleen een havenpas en geen officieel visum voor Oman, dus moesten ze elke avond terug in de haven zijn. Ze vertelde ons dat er in de haven een Club Oasis was waar de expats van Salalah kwamen om te zuipen. Het bier was vele malen goedkoper dan in de hotels en elke avond was het feest. Gelijk spraken wij af om hun daar ’s avonds te ontmoeten. Zij waren nog bezig met hun spullen en wij reden al richting de haven om te kijken of er een geschikte slaapplaats in de buurt was, zodat wij straks niet meer zouden hoeven rijden. Blijkt er nou pal naast de Club Oasis een strandje te zijn…super! Na ons kamp te hebben opgeslagen (N16º55.823, E053º59.780) en te hebben gegeten troffen wij de jongens in de club. Bij hun zaten de rest van de zeilers, waaronder een aantal Nederlanders, en hebben wij ervaringen uitgewisseld. Na een gezellige avond zwalkte wij naar het strand naast de deur.
De volgende dag werd dus weer een relaxdag.

Eindelijk was het weer tijd om terug naar de VAE te gaan. Om de grens te bereiken moet je weer helemaal terug naar het noorden rijden en dan pas kan je afslaan naar het westen. Het zuidelijk deel van de VAE maakt deel uit van het lege kwartier en bestaat volledig uit ongerepte woestijn met de grootste zandduinen ter wereld. Geen optie dus.

Sayq Plateau:
Eenmaal in het noorden aangekomen besloten wij nog een laatste 4x4 tocht uit ons boek te maken, om het af te leren. Wij hadden deze tocht met mijn moeder willen doen, maar wegens tijdgebrek hebben wij hem helaas moeten overslaan. De tocht over het Sayq Plateau schijnt echter een van de mooiste tochten van de Hajar gebergte te zijn en wij konden het niet laten om ervoor terug te rijden. De Sayq Plateau is een grote vlakte bovenop de bergketen en de weg ernaartoe is angstaanjagend stijl. Je mag alleen met een 4x4 de plateau op omdat de weg te stijl is voor een personenauto en je auto wordt door een militaire post onderaan de berg gecontroleerd. Wij hadden maar weinig discussie met de militairen omdat een Landcruiser zowat de enige auto is die je hier uberhaupt ziet en zonder problemen mochten wij door. Ook al was de weg geasfalteerd, het was verschrikkelijk stijl en om de paar meter waren er parkeerplaatsen waar je even kon uitrusten van de zware klim. Eenmaal bovengekomen stopte wij op een parkeerplaats met uitzicht over de weg die wij net genomen hadden. Wij stonden samen van het uitzicht te genieten toen wij achter ons een keihard sissend geluid hoorde. Huiverig draaide wij om tot een verschrikkelijk beeld. Onze radiator was vloeistof over de hele parkeerplaats aan het spuiten! Een gigantische lekkage dus. Het enige wat wij konden doen was wachten tot de boel was afgekoeld en ondertussen liep de parkeerplaats helemaal onder de koelvloeistof. Gelijk liep de stress hoog op. Niet alleen was er maar weinig verkeer op deze weg, maar hoe zouden wij hier ooit weggehaald kunnen worden! Jezelf naar beneden laten rollen was op zich wel een optie, maar dan? Toen het spuiten eindelijk was gestopt en Roger alle rampscenario’s langs had laten komen, bedacht ik me in een keer dat wij een blikje ‘stop radiator leak’ bij ons hadden. Volgens Roger was de lekkage te groot om deze te kunnen gebruiken, maar met gebrek aan betere ideeën hebben wij het blikje toch maar in de radiator gemikt en weer met water gevuld. Uiterst voorzichtig reden wij de berg weer af en het eerste dorpje in. Onvoorstelbaar maar waar bleef de temperatuur van de motor laag! Wij moesten nu kiezen om Muskat te proberen te bereiken (150km) of om een sleepauto te bellen. Wij kozen voor het eerste met het besef dat wij misschien halverwege alsnog het tweede nodig zouden hebben, maar ja, niet geprobeerd is altijd misgeschoten. Voorzichtig reden wij de snelweg naar Muskat op, maar hoe hard wij ook reden, de temperatuur bleef laag en de lekkage bleef dicht. Fantastisch spul, dat blikje!

Muskat 3:
’s Avonds bereikte wij Muskat en hebben de auto bij Al Qurm op het strand gezet om te overnachten (N23º36.956, E058º27.669). De volgende ochtend reden wij gelijk naar de Toyota garage waar ze onze auto hadden gespoten en vraagde een offerte aan. De kosten voor een nieuwe, originele Toyota radiator waren toren hoog. Wij besloten het even te laten bezinken, de radiator functioneerde immers weer, en spraken af later weer contact op te nemen met het bedrijf. Toen wij echter een paar uur later terug belde om te vragen of de prijs niet wat gedrukt kon worden, werden wij volledig afgekaft door de man aan de telefoon en gooide hij de hoorn op. Nou, dan niet.
De volgende dag reden wij naar de autobuurt van Muskat en zijn gaan informeren naar nieuwe radiatoren. Al snel werden wij naar een bedrijfje ‘Dolfin Radiators’ verwezen in de autobuurt en reden wij daar op af. Ze wilde de lekkage wel voor zes euro repareren, een aanzienlijk verschil met de honderd euro die in de Toyota garage werd gevraagd! Toch ging ons voorkeur uit naar een geheel nieuwe radiator, omdat hij immers niet meer de nieuwste was en wij al in Nederland nog hadden getwijfeld om hem bij voorbaad nog te laten vervangen. Bij betere inspectie bleek dat er nog drie kleinere lekkages in de radiator zaten. Goede keuze dus. Om een lang verhaal kort te maken, zij hebben de kern van onze radiator vervangen en de originele reservoirs hergebruikt, en dit voor nog maar een fractie van de prijs die de dealer ons wilde laten neerleggen. Hij was weer als nieuw. Later hoorde wij van de eigenaar dat de Toyota garage waar wij waren geweest geen radiator’s repareert. De radiator wordt bij de Toyota garage eruit haalt en bij Dolfin Radiators gebracht om te laten maken. Wij hadden dus nu precies dezelfde radiator die wij anders via Toyota ook hadden gekregen! Wij bedankte de man vriendelijk, kochten een nieuw blikje ‘stop radiator leak’ (never leave home without it!) en reden terug naar het strand om te overnachten.

Terug naar de VAE:
Muskat hadden wij inmiddels wel gezien en zodra alles geregeld was wilde wij zo snel mogelijk de stad weer verlaten. Wij besloten de volgende dag vroeg te vertrekken in de hoop ’s avonds Abu Dhabi in de VAE te bereiken. Wij waren nog geen 30 kilometer buiten Muskat toen wij een overlander met Duits kenteken op de ventweg zagen staan. Gelijk stopte wij (op de snelweg, dat kan hier allemaal) reden over de stoep de heuvel af (lang leven de 4x4) naar de ventweg en keerde terug naar de auto die wij hadden gezien. Een enthousiaste Thomas en Verena begroette ons toen wij naast hun auto tot stilstand kwamen. Al snel werd het duidelijk dat het goed klikte tussen ons en besloten wij op het strand een mooi plekje te zoeken om verder te kletsen. De twee engelse leraren (gelukkig, mijn Duits is ver te zoeken) wilde ook naar de VAE en waren op weg terug naar Duitsland. Zij hadden Pakistan en India gezien en in Nepal zijn ze omgekeerd om terug te rijden. Omdat zij eigenlijk precies dezelfde route hadden gereden die wij nog wilde rijden konden ze ons veel informatie geven en, nog het allerbelangrijkst, geruststellen over het rijden door Pakistan. Zij waren er nu dus twee keer geweest (heen- en terugweg) en waren erg te spreken over het land. Ze vonden het fantastisch en hebben weinig gemerkt van de onrust in het land.
Toen het begon te schemeren en wij nog lang niet waren uitgepraat kozen wij ervoor om samen in Sohar te overnachten (N24º24.447, E056º43.140). Wij wisten dat daar een hotel was aan het strand waar wij iets konden drinken dus reden wij achter elkaar aan naar Sohar toe. Helaas bleek het een religieuze vakantiedag te zijn en mocht er van de overheid (grrrr!!!) nergens alcohol geschonken worden, dus werd het een pot thee op onze stoeltjes op het strand. Ook niet slecht.
De volgende ochtend vervolgde het gesprek opnieuw en bleven wij de hele ochtend samen. Toch wilde Roger en ik graag de grens over naar de VAE, dus hebben wij het voor elkaar gekregen om onszelf rond 13 uur los te koppelen van de gezelligheid en zijn op pad gegaan. Zij wilde een andere grensovergang nemen, dus zeiden wij elkaar hier gedag.