IRAN 3: Esfahan, Yazd, Garmeh, Tabas, Kerman, Bam, Shiraz, Bandar Abbas, Boot VAE


View Larger Map
Iran 3 = groene route


Vanaf Kashan zijn wij verder naar het zuiden gereden, naar Esfahan. Onderweg hebben wij een uitstapje gemaakt naar Abyaneh, een klein dorpje in de bergen, erkend door Unesco, waar alle huizen uit rode modder en steen zijn gemaakt. In het dorp zelf mag er niet met een auto gereden worden, niet dat het mogelijk zou zijn want de straatjes zijn allemaal super smal. Wij hebben even door het dorpje gewandeld waarin je het gevoel krijgt terug te zijn geworpen naar de middel eeuwen. Wij voelde ons als Dolf in ‘Een Kruistocht in Spijkerbroek’. Er woonde allemaal
stok oude mensjes en allemaal waren ze klein, nóg kleiner dan Marjo zelfs! ;-)
Hierna zijn wij gauw doorgereden naar Esfahan. Het was alweer laat en wij moesten nog een stuk rijden. Vanaf een website van andere reizigers door Iran hadden wij de waypoints gekregen van een hotel in Esfahan met parkeerplaats, dus wij hoefde ons in elk geval geen zorgen te maken over het zoeken naar een slaapplaats. Helaas bleek dat toch weer anders dan gedacht. Het hotel bleek geen eigen parkeerplaats te hebben, maar gebruik te maken van een beveiligde openbare parkeerplaats een aantal meter verderop en dat was nou net weer het probleem. Volgens de hoteleigenaar mag er officieel niet meer in de auto worden geslapen in Iran, op openbare parkeerplaatsen. Dit schijnt een aantal jaar geleden te zijn veranderd. Gelukkig hadden wij er tot nu toe geen moeite mee gehad, maar Esfahan is natuurlijk een enorm toeristische stad. Helaas kwamen wij hier pas om negen uur ’s avonds achter en hadden totaal geen zin om nog bij meerdere hotels aan te gaan kloppen, dus besloten wij het toch te proberen. De hoteleigenaar wenste ons veel succes en zei daarbij een kamer voor ons vrij te houden. Toen wij de auto de parkeerplaats opreden bleek al snel de informatie van de hoteleigenaar te kloppen. Na drie keer nee te horen stortte ik bijna in, het was al erg laat en wij stierven van de honger. De beveiliger zag uiteindelijk onze wanhoop in en zei dat hij even met de baas zou overleggen. Na een kort telefoongesprek kregen wij te horen 1 nacht te mogen blijven, maar dat de auto helemaal achterin moest staan, zodat je hem niet van de straat kon zien. Dit vonden wij alleen maar prettig, dus geen probleem.
De volgende ochtend maakte wij ons, met tegenzin, klaar om een groot gedeelte van de dag bezig te zijn met het zoeken van een andere slaapplaats. Wij liepen naar het hek om te vragen of wij in elk geval nog een paar uur de auto konden laten staan zodat wij bij de toerist informatie naar een camping konden vragen of een andere slaap mogelijkheid. Toen wij bij de man aankwamen en uitlegde wat wij wilde zei hij: “Waarom blijf je niet nog een nachtje hier?” Graag! Riepen wij in koor en zo werd dit ons stekkie gedurende onze tijd in Esfahan. De volgende ochtend werden wij bij de baas uitgenodigd voor het ontbijt en werd ons tevens een derde nacht aangeboden. Dit herhaalde zich de volgende dag weer. Uiteindelijk waren wij daar kind aan huis. Toen wij na vier nachten weggingen vroeg de beste man ons om niet te gaan en zei dat wij zo lang mochten blijven als wij wilde. Om hem niet gelijk helemaal in de steek te laten zijn wij nog even met hem naar binnen gegaan om een laatste kopje thee samen met hem te drinken. Dit was een behoorlijke opoffering voor ons, want uit ervaring van de afgelopen dagen wisten wij dat thee bij deze meneer betekende een kopje suiker met (als je geluk had) een druppel thee erop. Na de mierzoete zwik naar achter te hebben geketst hebben wij afscheid genomen; het was weer tijd voor ons om verder te gaan. Wij hebben 1,40 euro per nacht betaald en de laatste nacht maar 70 eurocent omdat Roger voor de baas een potje jam had open gekregen, wat hem niet gelukt was.

Esfahan:
Maar goed, ik zal het hele gedoe rondom slaapplaatsen even achter me laten (voor ons van essentieel belang maar voor jullie misschien iets te veel detail!) en nog even terug keren naar de stad zelf. Esfahan is een ‘must see’ in Iran. ‘The jewel of Persia’, zoals de LP schrijft. Iedereen die je ontmoet in Iran vraagt je of je al in Esfahan bent geweest, en als je dan zegt van niet, wordt je gelijk uitgebreid aangemoedigd om er naartoe te gaan (er zijn drie van dit soort steden: Esfahan, Yazd en Shiraz). De stad staat bekend om zijn blauwe mozaïektegels op de moskeeën, de uitgebreide bazaar en zijn kunst. Alle soorten handwerk dat jij je kan bedenken worden hier beoefend. Zo worden hier in de bazaar de Perzische tapijten geknoopt, emaille borden beschilderd, miniaturen afbeelding op kamelenbot geverfd, katoenen doeken bestempeld, hout bewerkt, handgeschilderde tegels gemaakt, koper en blikwerk geslagen en gesmeden, kortom, een en al handigheid. Daarnaast staat de stad ook bekend om zijn prachtige moskeeën en bruggen.
De eerste dag dat wij in Esfahan waren was het, je raad het al, VRIJDAG! (weekend dus). Niet alleen was alles dicht, maar het was bar en bar koud die dag. Wij hebben wat door de stad gelopen en ons georiënteerd. De parkeerplaats waar wij sliepen bleek middenin het centrum, dus alles was op loop afstand. ’s Middags hebben wij de bruggen bezichtigd en zijn wij uiteindelijk verkleumd een internetcafé ingedoken om de rest van de dag in door te brengen.
De volgende dag was alles weer open. Via de bazaar liepen wij naar het Imamplein. Als eerste hebben wij de Imam Moskee bezocht, een van de mooiste moskeen ter wereld. Het heeft achttien jaar geduurd om de moskee te bouwen. Helaas stond hij bijna volledig in de steigers. Daarna zijn wij door een aardige man naar een theehuis gewezen in een zijstraatje van Imamplein om weer te ontdooien, de moskeen in Iran, in tegenstelling tot Turkije, zijn namelijk allemaal buiten. Na opgewarmd te worden zijn wij naar wat kunst winkeltjes gaan kijken en zo hebben wij de halve dag opnieuw door de stad gelopen. Aan het eind van de middag wisten wij niet meer zo goed wat wij nog wilde zien en stonden op de hoek van het plein onze LP te raadplegen, toen er een Iraniër naar ons toe kwam en vroeg of hij ons ergens mee kon helpen. Wij vertelde hem dat wij niet naar iets specifieks zochten, maar gewoon niet meer wisten wat te doen. Hij zei dat hij wel wat leuks wist, als wij daarvoor in waren. Een beetje achterdochtig vroegen wij wat hij bedoelde. “Kom maar met mij mee”, zei hij. Hij had zijn hele leven in Esfahan gewoond en was nu verhuisd naar Dubai. Hij was op vakantie om zijn familie te zien en zou na twee dagen weer terug naar Dubai vliegen. “Stop die LP maar weg,” zei hij “ik zal jullie plekken laten zien die niet in dat gidsje staan. Ik wil graag de komende twee dagen jullie gids zijn. Gratis! Echt! Ik wil geen cent zien, ik vind het leuk om jullie mijn Esfahan te laten zien”. Een beetje sceptisch, maar ook wel geïnteresseerd gingen wij met hem op pad. Het bleek fantastisch. Elk hoekje van de bazaar heeft hij ons laten zien en gebracht van de ene kunstenaar naar de andere (zijn oom en vader waren allebei ook schilder en staan met foto in de LP!). Inderdaad kwamen wij in gangen waar je gewoon niet kan komen als je er niet bekend bent. Hij ging door deuren naar binnen waarvan je van buitenaf niet eens zag dat het iets was. Zo liet hij ons de maalsteen zien waar natuurlijk verfstoffen worden gemaakt; de wolfabriek waar de wol werd geverfd en gesponnen; de tegelschilderaars en de tegelovens; de tapijtwerkplaats waar de Perzische tapijten werden geschoren, gewassen en gespannen; en de tapijtenontwerp school waar een meester aan het werk was. Hij legde uit dat het gedeelte van de bazaar waar wij die ochtend doorheen waren gelopen, voor de toeristen was ingericht, maar hier in het midden van het bazaar-dolhof liet hij ons de echte handarbeiders zien. Hij kende werkelijk iedereen en maakte met iedereen een praatje. Die avond trakteerde hij ons op suikergoed, een specialiteit uit Esfahan. Mier zoet, maar erg lekker.
De volgende dag spraken wij weer af en vervolgde onze tour door de stad. Het was echt super. De man was erg aardig en heel geestig. Hij introduceerde ons aan zijn oud engels leraar die tegenwoordig in oude bedoeïen tapijten handelde om deze te beschermen en dit eeuwen oude kunst uit Iran niet verloren te laten gaan. Hij wist ons erg veel te vertellen over de verschillende stammen die nog door het land trekken en hij had regelmatig kontact met al deze stammen. Hij kocht alle gebruikte tapijten of andere handgemaakte goederen van de bedoeïenen over, die ze niet meer gebruikte. Daarna waste en repareerde hij de tapijten en verkocht ze door aan anderen waardoor hij weer de bedoeïenen een gedeelte van de opbrengst kon geven zodat hun bestaan niet in gevaar kwam. Na deze ontmoeting vroegen wij onze gids of wij hem op de lunch konden trakteren. Dat mocht wel en hij wist een perfect restaurant. Na een heerlijke maaltijd van allerlei onherkenbare, maar typisch Iranese gerechten, hoefde wij maar 2 euro voor alles af te rekenen. “Ik zei toch dat ik jullie de beste plekjes in Esfahan zou laten zien!” zei hij lachend toen hij onze verbaasde gezichten zag. Na het eten namen wij afscheid, hij moest zich klaar gaan maken voor zijn vertrek naar Dubai. Zelf hebben wij die middag nog de Sheikh Lotfollah Moskee en de Jameh Moskee bezocht.

De volgende dag zijn wij ’s ochtends nog naar de fire temple gegaan, die boven op een berg net buiten Esfahan ligt en langs een oud duivenhuis gereden die wij vanaf de berg hadden gespot. In de buurt van de fire tempel ligt ook de Manar Jomban, oftewel de ‘shaking minarets’. Het is een tombe met twee minaretten die bekend staan vanwege het fenomeen dat als je tegen 1 minaret duwt en deze in beweging brengt (wat overigens al bijzonder op zich is, dat dit überhaupt kan), de tweede minaret uit zichzelf begint mee te trillen in resonantie met de ander. Men kan geen verklaring hiervoor vinden. Dat wilde wij dus wel even zien, maar helaas was het enige wat daar ‘geshaked’ werd, je portemonnee! Na de entree te hebben betaald mochten wij ook nog eens tien dollar per minaret lappen als wij ze ‘geshaked’ wilde hebben! Wij vertelde de opzichter, (die een slaatje uit ons wilde slaan. Hij dacht zeker: die domme toeristen heb ik wel) wat hij kon shaken en zijn maar snel weer weggegaan. Geen succes dus.
Wij vervolgde onze reis naar de tweede ‘must see’ stad van Iran: Yazd. Ook in Yazd hadden wij de waypoints van een goede slaapplaats dus namen wij onze tijd. Toch, zoals het altijd gaat, zijn de afstanden in werkelijkheid altijd verder dan je verwacht. Rond etenstijd kwamen wij aan in Ardakan; een stad die bekend staat om zijn kamelenvlees, met als specialiteit de kamelenkebab. Nou, dat wilde wij natuurlijk wel even proberen, dus gingen wij op zoek naar een kebab tent, maar deze was in geen stad of land te bekennen. Meerdere keren hebben wij het gevraagd en elke keer werden wij weer een andere kant op gestuurd, maar nooit de goede. Na een uur zoeken, en inmiddels honger als een kameel, kwamen wij bij de zoveelste zaak binnen. Twee kamelenkebabjes aub. Dat had hij niet, wel pizza, hamburger, hotdog… Wij plofte neer aan een van zijn tafeltjes. “Het liefst hebben wij een kamelenkebab” zeiden wij, “Daarom zijn wij hier. Jullie stad staat bekend om zijn kamelenkebab en het is werkelijk nergens te vinden!” Na wat heen en weer gepraat tussen de medewerkers en de verschillende klanten die heerlijk aan het genieten waren van hun pizza of burger, pakte de eigenaar zijn jas en zei: “kom mee, ik regel kamelenkebab voor jullie”. Samen met de man en zijn dochter stapte wij in zijn, door de veren gezakte, auto. Na zijn dochter thuis te hebben afgezet heeft hij ons een half uur door de stad gereden van de ene kebab zaak naar de andere. Mission kamelenkebab was begonnen. Ongelofelijk maar waar, alle kebabzaken waren dicht. Na de zoveelste gesloten deur kregen wij er bijna de slappe lach van. Het werd ons niet gegund, en hier zaten wij in de auto van een snackbareigenaar die alles in zijn macht deed om ons een kamelenkebab te scoren! Verslagen kwamen wij weer aan bij zijn zaak. “Toch maar een burger?” vroeg de man, maar inmiddels hadden wij geen honger meer. Omdat het al laat en donker was zijn wij naar het enige hotel in de stad gereden om te vragen of wij op de parkeerplaats mochten slapen. Absoluut niet! Was zijn antwoord. Toen wij vroegen waar het volgende hotel was zei hij lachend “in Yazd, en dat is nog een uur rijden” terwijl hij al de sleutels van een kamer pakte. Daar trapte wij niet in. Wij hadden immers de waypoints van een plek in Yazd dus draaide wij ons om en liepen de deur uit, ook hier lieten wij onze beurs niet schaken!
Het hotel in Yazd waar wij wilde slapen bestond niet meer, dus gingen wij opzoek naar een ander. Wij kwamen uit bij het Silkroad Hotel (N31º54.055, E054º22.204). Het was prachtig. Een oud Iranees huis gerestaureerd en omgebouwd tot hostel. Toen wij op de binnenplaats aankwamen zaten er allemaal backpackers om een gashaard heen. De eigenaar had zijl over de binnenplaats gespannen, waar alle kamers op uitkwamen. Het had namelijk in geen 8 jaar meer gesneeuwd in Yazd en nu lag er een behoorlijk pak. Wij mochten gratis op de parkeerplaats staan en een douche koste 80 eurocent. Ook had hij een restaurant gedeelte. Toen de eigenaar ons een snelle rondleiding gaf, vingen wij een glimp op van de menukaart en wat stond daar nou bovenaan?…kamelenkebab!!! Mission kamelenkebab: accomplished!

Yazd:
Yazd is een oude woestijnstad. De huizen in de oude stad zijn gemaakt van gele modderbrikken en je kan uren verdwalen door de smalle steegjes van de oude stad. Dit hebben wij dus ook gedaan. Ook staat de stad bekend om zijn windtorens, een voorloper van de hedendaagse airconditioning. De torens zijn zo gebouwd dat ze zelfs het kleinste zuchtje wind op kunnen vangen. De wind wordt dan via schachten naar de kelder geleidt om deze af te koelen, waarna de verkoelde lucht vanuit de kelder, op natuurlijke wijze, door het huis wordt gecirculeerd. Echt iets voor de milieu bewuste doe-het-zelver! Onder andere hebben wij Alexanders gevangenis, de Jameh moskee en de Amir Chakhmaqplein bezocht. Wij vonden Yazd een gemoedelijke stad en hebben er erg van genoten. ’s Avonds hebben wij dan eindelijk kameel gegeten (lijkt sprekend op rund) en gezellig om de gaskachel gekletst met de andere gasten van de hostel. De plek beviel ons erg goed.

Van Yazd is het de meest logische route om naar Shiraz te gaan, maar wij hadden inmiddels vernomen dat er in de woestijn sneeuw lag op plekken war er in geen 80 jaar meer sneeuw had gelegen en dat wilde wij wel heel graag zien, dus besloten wij om de woestijn in te rijden. Alles ten oosten van Yazd is woestijn. Wij hoorde van gasten in het Silkroad Hotel dat het plekje Garmeh een prachtig piepklein oasedorpje was, midden in de woestijn en echt een aanrader om naar toe te gaan. Wij raadpleegde de LP en er was een hostel in het dorpje waar wij dan wilde gaan vragen om bij te mogen slapen. De woestijn van Iran is namelijk niet zo’n veilig gebied en wild kamperen wordt sterk afgeraden. De tocht naar Garmeh toe was al heel spectaculair. Voor het eerst moesten wij voorrang verlenen aan kamelen! En om kamelen door de sneeuw te zien lopen was ook erg onwerkelijk.

Garmeh:
Toen wij aankwamen bij het dorpje kwamen wij er gelijk achter dat ons plan om bij de hostel te staan, onmogelijk was. Het was namelijk weer een dorp met hele smalle straatjes en steegjes en je kwam er gewoon niet met een auto. Wij vroegen de eigenaar wat wij het beste konden doen. Hij vertelde ons dat wij door de oase heen naar de bergen moesten rijden en dat wij daar een warmwater bron zouden vinden, die uit een spleet in de bergen kwam. Het veiligst voor ons om te doen was de auto bij de bron zetten, daar kwamen namelijk regelmatig mensen uit het dorp water halen waardoor er niet snel nare situatie zich voor zouden doen. Zo gezegd, zo gedaan. Halverwege de weg naar de bergen zagen wij, tot onze verbazing, dat de twee honden van de hosteleigenaar met ons mee rende. Roger had de honden aangehaald en wat met ze gespeeld toen wij met de man aan het praten waren, maar ze waren blijkbaar nog niet klaar met spelen. Wij dachten dat zij uiteindelijk wel zouden afhaken en vervolgde onze weg naar het water. Bij de hotspring aangekomen zetten wij de auto 50 meter van het riviertje vandaan (N33º31.836, E055º02.206) en zagen toen de twee honden vrolijk op ons af stuiven. Ze hadden ons dus helemaal naar de bergen gevolgd! Samen met de honden verkende wij de omgeving en vervolgde de rivier naar de bron. Uit een spleet in de berg kwam het water sijpelen en in het poeltje eronder zaten honderden visjes die aan je huid pikte als jij je hand in het water deed. Toen wij terug waren bij de auto stond er een man bij het beekje, water te halen. Hij zag ons en wilde naar ons toe komen om een praatje te maken, maar hij heeft niet meer dan tien meter kunnen lopen. De honden zetten zich tussen ons en de man in en begonnen heftig tegen hem te blaffen en grommen. Wij gebaarde naar de man dat wij er niks aan konden doen omdat het niet onze honden waren, maar wij zagen aan hem dat hij ons niet begreep en erg bang was. Als reactie begon hij wild met een schop, die hij bij zich had, naar de honden te zwaaien. Dat werkte natuurlijk averechts en de honden werden woest van de man. Hun agressie werd intenser. Wij gebaarde naar de man dat hij weg moest lopen. Dat begreep hij gelukkig wel. Langzaam liep hij achteruit, maar hield de schop boven zijn hoofd. Toen hij dacht ver genoeg te zijn, draaide hij zich om en rende zo hard hij kon weg, helaas was het kwaad echter al geschied. Een van de honden bleef bij ons terwijl de andere als een razende, blaffend achter de man aan rende. Wij hoorde nog tot diep uit de oase het geblaf van de hond komen. Zodra de man uit het zicht was, rende de hond die bij ons was gebleven, al kwispelen, vrolijk naar ons toe om geaaid te worden. Hij keek ons aan alsof hij wilde zeggen “Goed he? Ik heb jullie gered!”. Wij vonden dit stiekem toch wel leuk en best bijzonder dat die twee ons zo hadden beschermd. Onze uitleg van hun gedrag was dat het misschien kwam doordat de meeste mensen in Iran bang zijn voor honden of ze vies vinden omdat ze als onrein worden beschouwd, waardoor ze nooit worden geaaid en meestal met een steen worden nagegooid. Zij hadden zich dus alle twee volledig overgegeven aan de twee mensen die eens een keer aardig tegen ze waren geweest. Het werd al donker dus zijn wij in de auto gaan koken en eten. Af en toe keken wij naar buiten of de hond er nog was (de ander was niet meer uit de oase teruggekomen) en zagen hem dan naast, voor of achter de auto liggen.
Net voordat wij naar bed wilde hoorde wij een auto aankomen. De hond had het ook gehoord en begon als een idioot tekeer te gaan. Ergens in de verte zagen wij koplampen en toen de hond ze zag, rende hij er blaffend op af. De auto kwam niet onze kant op en wij dachten dat deze hond nu ook vast niet meer terug zou komen, maar toen wij vanuit ons bed nog een keer naar buiten keken, lag hij weer naast onze auto. Die nacht is hij ontelbaar keer wakker geweest om iemand weg te jagen met geblaf of gegrom en is zelfs een paar keer ergens tot diep in de oase achteraan gegaan, want dan hoorde wij hem van veraf tekeer gaan. Toch keerde hij elke keer terug. Die nacht is het niemand gelukt om water te halen! ’s Ochtends kwamen wij uit de auto en zagen dat de hond nog steeds naast de auto lag. Hij was helemaal uitgeteld en had zelfs moeite zijn ogen open te doen. Wij aaide hem uitgebreid en bedankte hem voor de bescherming van de nacht. Met zo’n hond zou ik overal durven staan! Helaas zou je dan zelf geen nachtrust krijgen. Na op het gemak ontbijt te hebben, zijn wij teruggereden naar de hostel om de man z’n hond terug te brengen. Wij zijn die dag naar Tabas, een oasestad in de woestijn, gereden.

Tabas:
Aan het eind van de dag kwamen wij aan in Tabas en zette de auto bij hotel Bahman voor de nacht (N33º36.616, E057º02.837). We hadden nog een uurtje zon en zijn van het hotel naar een enorm moskee gelopen aan de rand van de stad. Op weg ernaartoe moesten wij ongeveer twee kilometer langs een weg lopen die tussen de bossen slingerde. Na een aantal meter begonnen wij het idee te krijgen dat wij gevolgd werden, maar elke keer als wij omkeken zagen wij niks. Op een gegeven moment keken wij naar links de bossen in en zagen nog net iets weg schieten achter een boom. Gelijk waren wij op onze hoede. Alle sensoren stonden op scherp. Zat er dan toch iets achter ons aan? Langzaam liepen wij langs de rand van het bos en probeerde met alle macht tussen de bomen te kijken, maar de zon zakte snel en het werd steeds donkerder. Net toen wij dachten de schim vast wel verbeeld te hebben, zagen wij hem weer, en iets verderop nog een, en nog een. Onze hartslag begon te versnellen. Wat zat er nou in dat bos? Wij wisten dat als wij wilde weten wat er in het bos zat, wij het bos toch echt in moesten gaan om te kijken. Vanaf de weg was het gewoon te donker om goed tussen de bomen te kunnen kijken, dus slopen wij voorzichtig het bos in. Er was een open stuk in het bos. Op onze tenen liepen wij naar de rand van de opening en knielde daar neer. Al snel verschenen onze achtervolgers in de opening van het bos en toen zagen wij eindelijk wat ons steeds in de gaten had gehouden. Daar, aan de rand van de opening stonden tientallen jakhalzen!! Wij schrokken ons te pletter en keken gauw achterom of de weg naar de straat nog vrij was, maar dat was gelukkig nog zo. De jakhalzen bekeken ons een tijdje maar besloten waarschijnlijk dat wij er niet zo lekker uitzagen, want ze draaide zich om en liepen van ons weg. De adrenaline pompte nu aardig door onze lichamen en wij volgde de jakhalzen verder door de bossen. Af en toe stopte ze en keken naar ons om, maar ik geloof niet dat ze ons als bedreiging zagen. Na een tijdje verloren wij ze helaas uit het oog. Wij zijn toen maar weer terug naar de weg gekeerd om alsnog de moskee te bezichtigen. Wat een fantastisch ervaring! Die nacht hebben wij de jakhalzen vanuit het bos horen huilen, maar wij hebben ze niet meer gezien.

Kerman:
De volgende dag zijn wij naar Kerman gereden; een stad aan de zuidelijke rand van de woestijn. Hier hebben wij bij een hotel gestaan die veel bekendheid heeft onder de overlanders (Akhavan hotel: N30º17.099, E057º02.837). Het was een lange tocht tussen Tabas en Kerman en wij kwamen weer ’s avonds aan. De volgende ochtend werden wij gewekt door luid gezang. Wij hoorde stemmen van honderden mensen en kleedde ons snel aan om te zien wat er aan de hand was. Langs het hotel kwam een lange stoet van zwart geklede mensen die alsmaar hetzelfde zongen. Het leek wel een rouwstoet. Voor de hekken van het hotel (de parkeerplaats was gelukkig achterom, maar aan de voorkant van het hotel konden ze deze ook met hekken aan de straat afsluiten) stonden rijen dik de mensen aan het hek. De voorste rij stond te roepen en hielde hun armen door het hek alsof ze ergens om bedelde. Wij wisten niet zo goed wat wij hier nou van moesten denken. Op dat moment kwam de eigenaar van het hotel uit de keuken, met gigantische pannen vol soep en liep naar de mensen toe. Een voor een kregen de mensen plastic bakken gevuld met soep en toen de pan leeg was, kwam de volgende pan uit de keuken. Het leek alsof er geen eind aan de rij kwam, die zich voor het hek drong om soep te krijgen. Toen wij vroegen aan de eigenaar wat er aan de hand was, legde hij uit dat het de sterfdag was van Iman Hossein, een zeer geliefde heiligman die een eeuw geleden is gestorven. Rondom deze dag is het hele land 10 dagen in rouw en de komende paar dagen zou door het hele land processies worden gehouden die zich kenmerkte door zelfmutilatie. Met ijzeren kettingen sloegen de mannen zich tot bloedens toe, in een hypnotische ritme op hun rug. Een paar jaar geleden was het te gek geworden en sloegen mensen zichzelf tot de dood. Dat mocht nu niet meer en de huidige Imam had als regel gesteld dat ze tot bloedens toe mochten slaan, maar dat het bloed met 1 douche afgespoeld zou moeten kunnen worden, zonder opnieuw te gaan bloeden. Wat fijn! Ook worden er in de processie een soort carnavalswagen gedragen door de menigte, die maar liefst 5 ton wegen en waar andere mannen op de metershoge top staan. Het was allemaal een heel eer voor de mannen om hier aan mee te mogen doen. Later hoorde wij dat een zo’n wagen tijdens de tocht was gevallen en op iemands been terecht gekomen. Deze zat er niet meer aan toen ze de wagen weer optilde!
En wat betreft de mensen aan het hek: een keer per jaar op deze dag kwamen zowel arm als rijk, naar zijn hotel om gratis soep te krijgen. De soep was gezegend en werd als heilig beschouwd waardoor de mensen geloofde soep te eten die hun door Allah is geschonken.
De sfeer in de stad was verschrikkelijk en dat het een dag van rouw was had hij ons eigenlijk niet hoeven uitleggen, je proefde het gewoon in de lucht. De tv stond aan in de folieer en liet beelden zien van een live preek waarbij alle aanwezige stonden te huilen en brullen om de dood van deze Imam. Het leek wel alsof de beste man net een uur dood was. Heel vreemd om zoveel ernstige verdriet te zien over iemand die al in 680 NC is overleden! Wij vonden het maar een nare situatie en wilde zo snel mogelijk weg. Het was de eerste (en enige) keer dat wij ons totaal niet op ons gemak voelde in Iran. Wij hadden aan het begin van de reis voorgenomen om grote menigten, zoals bijvoorbeeld demonstraties, zo ver mogelijk uit de weg te gaan. Je hebt er namelijk niks mee te maken en als emoties hoog op lopen kan de situatie uit de hand lopen. Het besluit van die dag was dus erg simpel; zo snel mogelijk de stad uit!

Toen de processie de straat uit was, zijn wij via de achteruitgang weggereden. Wij besloten naar Bam te gaan. Deze plek staat bekend om zijn, door Unesco erkende, oude stad: Arg-e-bam. Helaas is de stad in december 2004 door een zware aardbeving getroffen waardoor een groot gedeelte van de oude stad ingestort is. Er zijn 30.000 doden gevallen tijdens die aardbeving en bijna iedereen in de stad Bam was iemand verloren en was in elk geval zijn huis kwijt. Het enige gebouw die niet is aangetast was een 5 sterren hotel net buiten de stad. Nu, iets meer dan 3 jaar verder is de stad nog hard bezig aan zijn wederopbouw, en hopen ze de toerisme weer te stimuleren om geld in het laatje te krijgen. Wij wilde graag bijdragen aan dat laatje en zijn om die reden naar Bam gegaan.

Bam:
Toch nog een behoorlijk gedeelte van de oude stad was nog te zien (en trouwens, wij waren inmiddels gewend aan ruines waarbij je maar enkele stenen ziet en daarbij een bordje: paleis). Toen wij bij de entree kwamen vroegen wij of wij konden betalen, maar ze wilde er niks van weten. Na een paar keer proberen gaven wij het op en zijn maar gratis naar binnen gegaan. Eerste poging om het laatje te vullen: mislukt. Daarna zijn wij op zoek gegaan naar een restaurant om wat te gaan eten, maar wij konden nergens een restaurant (zelfs geen snackbar) vinden en gaven het na een uur zoeken maar op. Tweede poging om het laatje te vullen: mislukt. Wij wilde slapen bij een man, wiens hotel volledig met de grond gelijk is gemaakt tijdens de aardbeving, om hem te steunen met het bouwen van een nieuw hotel, maar na wat rond te vragen bleek hij voor het weekend naar Kerman te zijn gegaan en zijn nieuwe hotel was dicht. Derde poging om het laatje te vullen: mislukt. Het enige andere hotel met parkeerplaats was het 5 sterren hotel (Azidi hotel: N29º05.364, E058º19.585). De enige mensen die niks geleden hebben tijdens de aardbeving! Wij gingen ernaartoe om te vragen of wij op de parkeerplaats mochten staan. Dit vond de vrouw bij de receptie erg vreemd en probeerde keer op keer weer om ons een kamer te verkopen. Toen wij uitlegde dat wij graag in de auto sliepen werd ze wanhopig en bood ons uiteindelijk een kamer aan voor 10 dollar! Dat was maar liefst 140 dollar korting!! Ik vertelde haar, voor de duizendste keer, dat het niet om het geld ging en legde 10 dollar op de toonbank. “Zo”, zei ik, “hier heb jij je geld, en nu ga ik naar de parkeerplaats om in mijn auto te slapen!” Met compleet ongeloof staarde ze ons aan. “Ach, laat ook maar zitten,”zei ze, “hier heb jij je 10 dollar terug. Slapen op de parkeerplaats is gratis”. Vierde poging het laatje te vullen, wederom: mislukt!!

De volgende ochtend wilde wij dan eindelijk de weg naar Shiraz afleggen, maar toen wij ’s ochtends de receptioniste wilde bedanken voor haar gastvrijheid werd ons medegedeeld dat wij moesten wachten. De politie was namelijk onderweg naar ons toe en wilde met ons praten. Wij vroegen of er iets aan de hand was, of dat wij iets niet goed hadden gedaan, maar de receptioniste wilde er verder niks over zeggen en verdween achter een deur waar ‘private’ op stond. Na een half uur wachten (wij baalde stevig want wij hadden een gigantische tocht voor de boeg) kwam eindelijk een politie auto met twee agenten aan. Helaas spraken ze geen engels, maar met wat hand en voet werk kwamen wij erachter dat ze wilde weten waar wij van plan waren naartoe te rijden. Wij lieten de route op de kaart zien en ze begonnen heftig van nee te schudden. De route die wij wilde nemen mochten wij niet nemen; het hele gebied rondom die weg was te gevaarlijk. Dat zou betekenen dat wij dus honderden kilometers om zouden moeten rijden, via Yazd. Zij wilde zorgen dat wij goed aankwamen en zouden ons naar Shiraz via Yazd begeleiden. Nou, daar hadden wij totaal geen zin in, dus besloten wij te zeggen dat wij naar Kerman wilde (zo’n 150 kilometer). Wij dachten dat ze dan zouden zeggen dat die weg wel veilig was, maar het tegendeel was waar. Weer werd er heftig gebaard en geschud. Wij zouden politie-escorte naar Kerman krijgen! Het feit dat wij de dag ervoor die weg alleen hadden afgelegd maakt niet uit. Wij realiseerde dat wij niet onder hun begeleiding uit zouden komen, dus stemde wij maar in en zo reden wij, achter de politiewagen aan, de stad uit. De mannen reden 40 kilometer per uur op de snelweg! Wij werden gek. Na 50 kilometer, en wat leek uren, stopte hij langs de weg en belde met wat collega’s. Tien minuten later verscheen een pick-up met dubbele cabine. Er zaten zes agenten in burger in. Lachend en zwaaiend kwamen ze bij ons aan en gebaarde dat wij nu hun moesten volgen. Wij namen afscheid van de andere agenten en vervolgde onze reis. Deze keer waren wij een stuk gelukkiger want deze meneer wist zijn gaspedaal wel te vinden. Na 50 kilometer stopte ze bij een tankstation en het hele riedeltje herhaalde zich opnieuw. Deze keer kregen wij begeleiding van een enkele cabine pick-up waarbij vier andere agenten in burger, achterin de bak zaten. Ze hadden bivakmutsen op hun kop en mitirieurs in hun handen en zaten vrolijk naar ons te zwaaien. Dit werd ons een beetje te veel. Helaas was het gaspedaal van deze chauffeur ook spoorloos en hobbelde wij met 60 kilometer per uur verder.
Halverwege de weg naar Kerman kom je een militairenpost tegen waar elke auto wordt aangehouden en doorzocht. Wij dachten, met onze begeleiding, hier wel zo door te mogen rijden, maar nee hoor. De militair stelde ons twee vragen: 1) heb je geweren bij je: “nee”, 2) heb je opium bij je: “nee”. Okay en wij konden weer door. Er werd niet eens in de auto gekeken! Aan het eind van de middag kwamen wij pas bij Kerman aan. Net voor de stad stopte de pick-up en mochten wij weer alleen verder, maar het was inmiddels zo laat dat wij niet verder konden rijden. Wij zijn dus maar weer terug naar het hotel gegaan waar wij de vorige keer hadden gestaan. Rust was wedergekeerd in de stad.
Wij begrepen niet wat nou al die heisa was geweest met onze veiligheid en besloten op internet het nieuws te checken of er iets gebeurd was, waar wij niet van wisten. Op het nieuws was niks te vinden, dus vroegen wij de hoteleigenaar of er iets was gebeurd de dag ervoor en vertelde over onze politie begeleiding. Hij legde uit dat er niks was gebeurd, maar dat de sterfdag van Imam Hossein en de dagen eromheen vaak gebruikt worden door criminele om wraak te nemen op de politie, vanwege eerder gemaakte arrestaties of beslagleggingen. Hun wraak kwam vaak in de vorm van het kidnappen van burgers, die ze dan wilde ruilen voor de gearresteerde, of om losgeld te vragen om hun in beslaggenomen ‘goederen’ te compenseren. In juni 2007 zijn hier nog twee Belgische overlanders gekidnapt. Gelukkig werden ze na twee weken weer heelhuids vrijgelaten. In het verleden is er nog nooit voor een kidnapping losgeld betaald. Dit gebied staat bekend om zijn smokkel van drugs en wapens tussen Afganistan en Iran. Oh. Een andere manier waarop er ook wel eens wraak wordt genomen is simpel weg door de politie onder vuur te nemen. Vandaar de mitirieurs. Nou, lekker veilig, als je op zo’n slakken tempo door de killingfeilds rijdt!!
Om het zekere voor het onzekere te nemen, besloten wij dus toch via Yazd naar Shiraz te rijden en niet de weg door de bergen te nemen. Dit zou ons 1 dag langer kosten, maar dat was een veilige route ons wel waard, en ach, wij hadden het goed naar onze zin gehad in Yazd en keken alweer uit naar het Silkraod hotel en zijn kamelenkebab.

Shiraz:
Twee dagen later kwamen wij aan in Shiraz. Als eerste zijn wij onze visum geen verlengen want die was nog maar twee dagen geldig. Dit koste maar 1 uur de tijd en wij mochten weer een maand in Iran blijven. Shiraz is de derde ‘must see’ stad van Iran. Het staat bekend om zijn beroemde dichters die hier vandaan kwamen, de bekendste ervan is de dichter Hafez. Ze zeggen dat elke Iraniër dezelfde twee boeken in zijn kast heeft staan: een Koran en daarnaast een verzamelboek van de gedichten uit Shiraz. Met andere woorden, ze hechten nogal wat waarde aan de dichters van Shiraz. In Shiraz was een camping waar wij hebben kunnen staan (ITTC: N29º36.647, E052º34.300). De eerste dag in Shiraz hebben wij de hele dag regen gehad, dus zijn wij wat door de stad gaan lopen en hebben de bazaar en een kasteel bezocht. De volgende dag hadden wij gelukkig weer stralende zon en besloten de dag te gebruiken om naar Persepolis te gaan. Persepolis ligt zo’n 50 km ten noorden van Shiraz en is Iran’s meest bekende ruïne. Het was al een tijdje sinds wij ruines hadden bezichtigd en wij waren erg onder de indruk ervan. Daarna zijn wij naar Naqsh-e-Rostam gereden; gigantische, uit de bergen gehouwen tombes. Wij vonden ze fantastisch om te zien. Alleen al de immensiteit ervan is al erg indrukwekkend. Wel wat anders dan een grafsteentje.
De volgende dag zijn wij wat tombes van bekende dichters gaan bekijken en weer wat door de stad gelopen.
Inmiddels was het duidelijk geworden dat mijn moeder ons wilde komen opzoeken. Blijkbaar kon ze me niet langer missen! Ze had een voorkeur voor Oman, dus zouden wij elkaar 10 dagen later in Muscat ontmoeten. Wij waren al van plan om naar de Emiraten en Oman te gaan en vonden het erg leuk om weer eens een bekend gezicht te zien. Toen mijn moeder al een ticket had gekocht en alle dingen voor de reis had georganiseerd, zijn wij naar een reisbureau gegaan om onze overtocht te regelen. Daar werd ons vermeld dat er geen boten meer naar de Emiraten gingen, waarbij jij je auto kon meenemen! Wat!! Er zat niks anders op dan zo snel mogelijk naar de kust rijden en kijken wat wij daar konden regelen.
In een dag zijn wij helemaal naar Bandar Abbas gereden, een havenstad aan de Perzische golf. Daar aangekomen hoorde wij dat er nog 1 bedrijf was die car-ferries tussen Bandar Abbas en Dubai had. De volgende boot zou over twee dagen naar Sharjah (een emiraat ten noorden van Dubai) vertrekken. Wij stemde in hier gebruik van te maken. Helaas was de prijs net met het nieuwe jaar gestegen van 250 dollar per auto naar 500 dollar per auto! Onze ticket koste 45 dollar p.p. Toch waren wij allang blij dat er nog een boot ging. In de twee dagen die wij over hadden hebben Bandar Abbas bezichtigd en Minab, een dorpje in de buurt.

De overtocht naar de Emiraten:
Woensdag, 8 uur: Wij moesten ons bij het kantoor van de firma melden. Vanuit daar kregen wij instructies voor alle papierwerk dat wij in de haven moesten regelen en wij moesten uiterlijk om 13 uur bij de boot zijn om te laden.
11 uur: Wij stonden, bestempeld en wel, bij de boot.
12 uur: Er kwam een man om onze papieren te controleren, maar er klopte blijkbaar niks van. Wij miste een aantal stempels?! Dus, als gekke, zijn wij terug naar de havenkantoren gesjeesd om nog meer stempeltjes te vragen.
12.45 uur: Wij kwamen weer terug bij de boot en hadden inmiddels vijf stempels meer per persoon bemachtigd en drie extra voor de auto. Ons papierwerk leek wel een stempelkladblaadje. De man schudden weer van nee en gebaarde dat wij weer terug moesten. Wij konden het niet geloven. Wij hadden inmiddels elke stempel in het hele kantoor (misschien wel twee keer!) op papier en nog was het niet goed. Wij weigerde terug te gaan omdat wij bang waren de boot te missen (hmmm) en de volgende zou pas over drie dagen varen. Zuchtend en duidelijk geïrriteerd, nam de man ons persoonlijk mee in zijn auto, terug naar het havenkantoor waar hij nog meer (volgens ons van dezelfde) stempeltjes voor ons regelde. Blijkbaar gaan de blaadjes op gewicht, van de inkt dus!
14 uur: Wij waren terug bij de boot. Gelukkig lag hij er nog en tot onze verbazing was er zelfs nog niet eens begonnen met het lossen van de boot. Wij maakte ons klaar om aan boord te gaan, maar de man vertelde ons dat wij pas met vloed op de boot konden. Wanneer is dat dan, vroegen wij hem, maar hij haalde zijn schouders op en reed weg. Uren en uren hebben wij alleen op de haven staan wachten. Er was geen spoor meer van de man te bekennen en vloed was het nog lang niet. Wij hebben werkploegen zien komen en gaan, maar in onze boot kwam totaal geen beweging. Het was blijkbaar erg bijzonder dat wij daar nog stonden te wachten, want alle vrachtwagen chauffeurs die langs reden moesten uitgebreid naar ons kijken. Een was zo in ons geïnteresseerd, dat hij niet oplette waar hij reed, per ongelijk de bocht te scherp nam, waardoor de as van zijn oplegger verdraaide en de zeecontainer die erop stond, over de werf vloog. Zo, eindelijk hadden wij iets om naar te kijken!
20 uur: Wij stierven van de honger en besloten maar te gaan koken.
23 uur: Ik was bek af en wij hebben het dak omhoog gedaan en zijn gaan slapen.
Donderdag, 2 uur: Er werd op onze auto geklopt. “Kom op! De boot gaat vertrekken!” Als idioten trokken wij het dak dicht en reden de boot op. Het was eindelijk vloed. Er was verder niemand te zien en wij bleken de enige op de boot te zijn. Eenmaal op de boot deden wij het dak weer open en zijn verder gaan slapen.
6 uur: Eindelijk vertrokken wij uit de haven. Daar zaten wij dan met z’n tweetjes op een gigantisch schip met 14 man personeel!
7 uur: Wij zijn het dek op gegaan en werden uitgenodigd om met de kapitein te ontbijten. Daarna hebben wij onze stoeltjes uit de auto gehaald en hebben lekker op het dek zitten lezen en luieren. Met de lunch werden wij weer door de kapitein uitgenodigd en zo ook met het avond eten.
16 uur: Na 10 uur varen (en 32 uur onderweg!) kwamen wij aan in Sharjah. Wij baalde als een stekker want het was al bijna donker en wij moesten nog alle papierwerk regelen en daarna nog een slaapplaats zoeken in een vreemd land. Dit probleem werd echter heel snel voor ons opgelost, wij mochten namelijk het land niet in. Waarom? Het was donderdag! Met andere woorden: weekend, met andere woorden: alle havenkantoren waren dicht dus wij konden niet door de douane heen! De volgende dag was vrijdag en idem dito weekend. Wij hebben dus nog twee dagen op de haven gestaan en geslapen!

Zaterdag, 2 februari, 12 uur: Drie dagen en 4 uur later gingen wij de grens over naar de Emiraten en dat voor maar een schamele 500 dollar. Koopje.