LAOS 2: Thakhek, Kong Lo, Vientiane, Vang Vieng, Phonsavan


Grotere kaart weergeven
Laos 2 = rode lijn


Om bij te komen van alles wat er die nacht gebeurd was reden wij vanaf het politiebureau naar de eerste beste koffiebar om een stevig bakkie te drinken met een uitgebreid ontbijt van spek met ei. Wij leefde in een soort roes, volledig uitgeput van de inspanning, slaap tekort en frustratie van het politiebureau. Wij vroegen ons af of wij het niet allemaal gedroomd hadden, maar ik begon steeds zo te trillen als ik er aan terug dacht, dat ik wist dat het wel echt had moeten zijn. Wij wilde eigenlijk niks liever dan opnieuw afstand af leggen en weg uit dit gedeelte van Laos. Wij besloten om niet gelijk het land te verlaten, maar spraken wel met elkaar af dat als het land niet aanzienlijk leuker werd binnen enkele dagen wij vervroegd weer terug naar Thailand zouden keren.

Thakhek:
Met een volle maag en weer wakker van de koffie vervolgde wij onze route richting het noorden. Deze keer gewoon over de gangbare snelweg en niet binnendoor. Wij zochten een fijne plek om even een dag te blijven zodat wij wat bij konden komen en wisten dat dat alleen ver van Pakxe vandaan zou kunnen. Wij reden dus door naar Thakhek en kozen de meest populaire guesthouse in de lonely planet om te verblijven. Wij hadden behoefte aan blanken om ons heen en Laose mensen die daarmee om wisten te gaan. Wij kozen voor de Thakhek Travel Lodge (N 17° 23.837, E 104° 49.545) een perfect rustig guesthouse en het stikte er werkelijk van de backpackers. De bewaaking wilde dat wij dichtbij zijn hutje kwamen staan zodat hij ons goed in de gaten kon houden en daar waren wij maar al te blij mee. Wij wide ons ei kwijt en vertelde aan de staff van de lodge wat ons nog geen 24 uur geleden was overkomen, maar ze wilde er niks van weten. Het was alsof wij hún beledigde door wat wíj hadden meegemaakt! Ze werden er ongemakkelijk van. Dit herkende wij nog uit India. Als wij daar iemand uit Kashmir vertelde wat ons in Srinigar was overkomen, praten ze er ook altijd overheen alsof je compleet iets anders hebt gezegd. Ze voelen zich aangesproken en worden er zenuwachtig van. De backpackers wilde wij niet laten schrikken, dus ook daar konden wij ons verhaal niet kwijt. Dan maar Nederland bellen. Een hele opluchting voor mij toen ik eindlijk het verhaal aan mijn moeder had gedaan. Nu was het echt en voelde het ook zo. Misschien echter niet het slimste om te doen aangezien ze volgens mij gelijk dacht: 'Zo, kom dan nu maar naar huis!' Maar dat zei ze gelukkig niet. Wel had ze willen horen dat wij de volgende dag het land zouden verlaten, maar dat hebben niet gedaan.

De volgende dag begon met lang uitslapen. Tegen de middag begonnen wij onszelf toch weer wat te vervelen en besloten een paar grotten in de omgeving van het stadje te bezichtigen. Er zijn hier namelijk talloos veel grotten in de omgeving en wij kozen drie uit om te gaan bekijken. Wij begonnen met Tham Xang, de Olifant grot, daarna zijn wij naar Tham Pha Pa, de buddha grot gegaan en hebben afgesloten met Tham Xieng Liap. De laatste grot was erg moeilijk te vinden en nadat wij al twee keer langs het pad waren gereden vonden wij eindlelijk waar wij moesten zijn. Twee jongens uit het dorpje in de buurt voelde zich geroepen om ons te gidsen. Ze liepen ons voor, door wat weilanden en vervolgens door een stuk jungel naar de ingang van de grot. Eentje voorop en de ander achter ons aan. Toen wij bij de grot aankwamen rende ze vooruit en hadden samen de grootste lol met verstoppen en ons laten schrikken als wij langs liepen. Overal waar het pad niet duidelijk was lieten ze ons de stenen zien waar wij op moesten staan en waar wij onszelf moesten vast houden. We spraken geen woord met elkaar maar begrepen elkaar veiloos. Toen wij een stuk de grot in waren gelopen hield het 'pad' op en kon er alleen door de rivier gewaad worden. Een van de jongens wilde graag dat Roger mee ging en liep hem voor door het water. Ik bleef achter en liet het ander jongetje mijn camera zien en de foto's die ik van hem had genomen. Trots posseerde hij in onmogelijke houdingen op de stenen terwijl ik er een plaatje van maakte. Roger was inmiddels uit het zicht verdwenen. Na enkele minuten kroop het jongetje, die Roger rond leidde, uit een klein gat in een van de muren van de grot. Achter hem aan kwam ook Roger, dubbelgevouwen, tevoorschijn. "Ik word hier te oud voor!" melde hij vanuit de spleet. Het jongetje, echter, die hem door de tunnel had geleidt had een glimlach van oor tot oor, trots en blij dat hij zijn geheim had laten zien aan Roger. Ze huppelde ons weer voor, terug naar de auto, waar ze hevig langs de weg stonden te zwaaien toen wij weg reden. Wij waren blij dat wij weer wat gezien hadden. Wij konden er niet omheen, Laos is een prachtig land. En dan ook nog die leuke jongens. Wij reden terug naar Thakhek en gingen de fijne dag afsluiten met een borrel aan de Mekong, terwijl wij de zon in Thailand zagen onder gaan.

Kong Lo:
De volgende dag reden wij van Thakhek naar Kong Lo, een grot van zeven kilometer lang, waar je met een bootje doorheen kan varen. Wij wisten dat daar andere overlanders hadden gecampeerd, maar wisten nog niet of wij dat wel aandurfde. In elk geval was er een dorpje in de buurt met veel overnachtingsmogelijkheden, dus alle opties stonden nog open. Rond het middaguur kwamen wij aan en hebben eerst een heerlijk stokbroodje kaas (ja, ja, de Franse hebben ook goede invloeden achter gelaten! Onder andere lekker eten, wijn en rechts rijden. ) in de zon gegeten. We regelde een bootje en gingen met twee gidsen de grot in. Wij zijn al in heel veel grotten geweest en ook in veel grotten met een bootje, maar dit hebben wij nog nooit meegemaakt! Met een speedboot (een houten kano met een grasmaaier motor erachter) knalde wij door het pikke donker heen. Er was nergens licht en het enige wat ons weerhield niet tegen de muren op te botsen was de kennis van onze gids en het miezerig lampje die de andere gids van voorop de boot rond scheen om de obstakels op tijd te belichten. Af en toe was de rivier zo ondiep dat wij uit moesten stappen en door het water moesten waden tot wij over de stenen waren, waar wij weer in konden stappen. Halverwege was er een klein stukje wat je lopend kon bezichtigen en daarna vlogen wij gelijk weer verder in ons bootje door de grot. Het duurde een uur om de andere kant van de grot te bereiken. Ik ben nog nooit zo blij geweest om daglicht te zien! Het was toch wel akelig spannend in die donkere grot. Het ergste nog was dat wij ook nog terug moesten! Toen wij aan de andere kant uit de grot kwamen vaarde wij nog een stukje door de jungel, maakte weer een korte stop en draaide toen de boot om, om weer terug te gaan. Ze waren wel al druk bezig om electriciteit en lampen in de grot aan te leggen, dus over een tijdje zal de grot mooi verlicht zijn, maar dan is in onze ogen de spanning en de charme er vanaf. Laos is druk bezig om de toerisme zo veel mogelijk te stimuleren en daar de vruchten van te plukken. Mensen die nog een ongerepte Laos willen bezichtigen moeten niet te lang wachten met een vakantie te boeken. Ik denk dat wij het over vijf jaar al niet meer terug kennen.

Aan het eind van de middag kwamen wij aan bij de auto en zagen tot ons genoegen dat er een tent aan het water stond met twee motoren ernaast. Gelijk kwamen de eigenaren naar ons toe toen ze zagen dat wij bij de auto stonden. Het waren Clement en Helen, een Canadees en een Engelse die de motoren in de Filipijnen hadden gekocht en nu daarmee door Zuid-Oost Azie aan het toeren waren. Zij vroegen of wij ook bleven camperen en gelijk stemde wij in. De rest van de avond hebben wij samen bij hun tentje gezeten en hun advonturen aangehoord (N 17° 57.401, E 104° 45.570). Toen wij de volgende ochtend weg reden bleek er nog een overlander aan het hek te staan. Zij waren op dat moment in de grot. Jammer dat wij elkaar gemist hadden.

Vientiane:
Van Kong Lo was ons doel om Vientiane, de hoofdstad van Laos, te bereiken. Aan het eind van de middag reden wij het centrum in en gingen gelijk op zoek naar een geschikt slaapplaats. In het centrum zelf waren amper guesthouses met parkeerplaats te vinden en wij hadden geen zin om buiten het centrum te verblijven, dus kozen wij voor een bewaakte parkeerplaats, hartje centrum, aan de Mekong rivier (N 17° 57.733, E 102° 36.448). Wij draaide de parkeerplaats op en zagen gelijk de auto van Thomas en Sylvie (die wij nog kende uit India en Bangkok) op de parkeerplaats staan. Wij hadden regelmatig email contact gehad en wisten dat ze in de omgeving waren, maar hadden verwacht dat wij hun voor waren. Zij hadden duidelijk onze aanwezigheid verwacht want ze hadden in het stof op hun achterdeur de naam van hun guesthouse geschreven. Ze bleken er niet te zijn dus schreven wij 'beer lao at the mekong' in onze stof en gingen lekker aan de rivier zitten om te genieten van een koud pilsje aan de rivier. Een uur later verschenen ze aan onze tafel en hebben wij bij gekletst onder het genot van een beer lao (naar onze mening het lekkerste bier sinds België) en een maaltijd.

Wij gebruikte de volgende dag om wat van de stad te bezichtigen. Toen wij aan het begin van de middag weer richting de parkeerplaats in het centrum reden sprong er opeens een grote man voor de auto. Het was Menno. Hij en zijn vrouw Tinne waren door Zuid Oost Azie aan het rijden met hun Nederlandse BMW motor. Op een eerdere tocht hadden ze ongeveer dezelfde route als wij gereden met een Defender. Wij spraken met hun af aan de Mekong voor de borrel, waar wij Sylvie en Thomas ook weer zouden treffen. Ook Clement en Helen waren in Vientianne gearriveerd en om vijf uur zaten alle overlanders bij elkaar aan de rivier. Het was een gezellige avond die wij de dag erna weer herhaalde.

Vientiane is misschien de hoofdstad, maar er is bar weinig te beleven. Voor onze begrippen van een stad is het eigenlijk maar een uit de kluiten gewassen dorp. Het heeft een heerlijk rustig Frans sfeertje, maar na drie dagen heb je het er echt wel gezien. Wij namen afscheid van de rest van de overlanders en reden de stad uit richting het noorden met als einddoel Vang Vieng.

Vang Vieng:
Vang Vieng is het Lorette de Mar van Laos. Laos heeft geen strand, dus hebben ze een badplaats gecreëerd aan een rivier. Echt een backpackers paradijs en de hippiesfeer is overal te voelen. Gelijk toen wij aan kwamen reden wij bijna Menno van zijn sokken die aan de kant van de weg stond te wachten op Tinne. Wij reden hun achterna naar hun guesthouse, maar omdat wij in de auto wilde slapen besloten wij iets aan de rivier te zoeken. Na wat speurwerk kwamen wij op een perfecte lokatie aan (Phoubane Guesthouse: N 18° 55.530, E 102° 26.765). Wij stonden met de auto aan de rivier en hadden fantastisch uitzicht. Ook hier is er een toerisme explosie en zijn alle hotels aan de rivier zich aan het renoveren en de prijzen stijgen enorm. Wij hebben geluk gehad dat dit plekje nog bestond, maar voor hoe lang weten wij niet.
Na wat opgefrist te hebben liepen wij naar Menno en Tinne voor de borrel. Zij waren niet zo onder de indruk van de stad en wilde de volgende dag al weg. Roger en ik waren helemaal weg van de relaxte sfeer en wilde zeker een paar dagen blijven.

Dè reden om naar Vang Vieng te komen is om te tuben. Tuben houdt in dat je in een binnenband van een auto de rivier af dobbert en overal stops maakt bij de vele barretjes die zich langs de rivier bevinden. Geweldig! Gelijk de eerste dag schreven wij in en gingen in zwemkelding met onze tube in een tuk tuk, 4 kilometer ten noorden van het stadje. Het is de bedoeling dat je, na twee uur tuben, eindigd in het stadje. Je krijgt pas je borg terug als jij je tube weer inleverd en als dat na zes uur is, krijg je maar de helft terug. Wij hoorde bij de tweede groep! Na twee uur zaten wij nog bij de eerste bar! Na wat drinken, swingen en zwemmen, spring je weer in je tube en laat je jezelf weer met de stroom mee drijven. Bij elke bar staat er iemand met een touw klaar om je die te werpen zodat zij je binnen kunnen trekken. Als ze merken dat je niet gaat stoppen, maar verder door wil drijven krijg je alle soorten aanbiedingen naar je hoofd geslingerd: 'Free whiskey! Two for the price of one! Good music!' Tja, en dan laat jij je alsnog vangen en word je als een vis ingehaald. Wij hebben heerlijk genoten. Ik heb maar twee slangen in de rivier gezien (waarvan er één onder me door zwom!) en wij waren veel te laat terug, maar het was zeker de moeite waard.
Toen wij terug waren in het stadje was het nog te vroeg om te gaan slapen dus kleedden wij ons warm aan en gingen lekker in een van de vele buiten-tv-bars in een bank hangen, waar wij de rest van de avond de ene Friends aflevering na de ander hebben gekeken onder het genot van een noodlesoepje en wat drinken.

De volgende dag wilde wij de Blue Lagoon bezichtigen aan de overkant van de rivier, maar toen wij bij de brug aankwamen stond ons twee dingen tegen. Ten eerste moesten wij betalen om de brug over te mogen en waren de kosten voor buitenlanders 400 keer hoger dan die voor lokalen! En ten tweede was er een bordje die aangaf dat maar maximaal 3,5 ton de brug op mocht. Twee, voor ons, goede reden om niet over de brug te gaan, maar een route door de rivier te zoeken. Wij zette de auto langs de weg en gingen op zoek naar een goede plek om met de auto de oversteek te maken. Er was een pad te zien waar meerdere auto's hadden gereden en toen Roger het hele traject had gelopen en overtuigd was dat het kon, haalde hij de auto en reed de rivier in. Alleen aan de overkant werd het een beetje diep en dus ook spannend, maar in principe reed Roger zonder problemen naar de overkant. Op de terrassen van de vele resorts stonden hordes vakantiegangers te kijken wat wij deden en overal zagen wij de spiegelreflex camera's tevoorschijn komen en ons in het visier nemen. Wat waren wij trots op onze auto!
Wij reden door naar de Blue Lagoon waar een mooie grot te zien was en een blauwe Lagoon, om in te zwemmen. Het zou een perfecte overnachtingsplek zijn, maar wij wilde een nacht aan het de rivier camperen, aan de overkant van Vang Vieng. Wij hadden vanaf onze guesthouse gezien dat er een strandje was (N 18° 55.404, E 102° 26.694). Wij zetten de auto op het strandje neer en Roger ging gelijk hout sprokkelen voor een campvuurtje. Wij keken uit op de resorts en de mensen in de resorts keken uit op ons campeeradvontuurtje. Voor dat het donker was hadden wij een mooi vuurtje branden en maakte ik de kip klaar voor op de bbq. Het was lang geleden dat wij zo hadden gestaan.

Het eerste wat wij de volgende ochtend moesten doen, was weer de rivier oversteken. Ook nu zaten genoeg mensen vanaf het terras en hen ontbijt, mee te kijken naar hoe wij dat deden. Deze keer liep ik voor, de rivier over, en keek of alles nog goed te doen was. Roger reed opnieuw zonder moeite naar de overkant. Wij waste onszelf in de rivier en reden naar de hoofdweg om onze weg naar het noorden te vervolgen.

Phonsavan:
Voordat wij helemaal naar het noorden wilden gaan hadden wij nog een uitstapje in het oosten op de agenda; Phonsavan. Phonsavan staat bekend om zijn vele 'plain of jars', velden vol mysterieuze gigantische potten. Niemand weet echt wat ze er doen en waarom ze er zijn. Een van de theorieën is dat het graven zijn, maar dat is een van de vele mogelijkheden.
De weg naar Phonsavan is prachtig en een genot voor het oog om te rijden. Je stijgt eigenlijk vrijwel gelijk de bergen in en het meerendeel van de weg rijdt je een bochtige weg naar de afslag richting het oosten. Vervolgens rijd je langzaam de bergen weer uit en eindig je in de vlaktes rondom Phonsavan.
Wij kwamen pas aan het eind van de middag aan en gingen op zoek naar een guesthouse waar wij konden overnachten. Alweer kregen wij overal 'nee' verkocht en duurde het zeker anderhalf uur eer wij eindelijk een guesthouse vonden die bereidt was om ons op de parkeerplaats te laten overnachten (Dok Khoune Guesthouse: N 19° 26.990, E 103° 13.158). Wij hebben bijna geen oog dicht gedaan want de hele nacht reden minibusjes toeristen af en aan en tot twee keer toe knalde iemand zijn deur open tegen onze auto. Grrr! Ach ja, wij kunnen natuurlijk niet verwachten dat men begrijpt dat wij in de auto liggen, maar deze mensen maakte zoveel lawaai dat zelfs de mensen ín het guesthouse er van wakker moeten zijn geworden.

Wij waren al vroeg op pad, aangezien uitslapen niet mogelijk was en reden als eerste naar de 'plain of jars' site 1. Er zijn veel plekken waar deze mysterieuze potten gevonden zijn, toch zijn er maar drie sites die bezichtigd kunnen worden. Dit heeft niks te maken met het feit dat ze een aantal lokaties willen beschermen, maar wel met het feit dat die lokaties nog gevaarlijk zijn om te bezoeken. Tijdens de Viëtnamese oorlog zijn er twee miljoenen ton bommen op Laos gegooid en 30% daarvan is toen niet gelijk ontploft. Veertig jaar na dato, komen nog steeds 30 tot 60 mensen (waarvan de helft kinderen) per jaar om, door ontplofingen! Het ergste schade is te danken aan een soort klusterbom, die in de lucht open sprong en honderden kleine 'bommies' ter grote van een tennisbal, los liet om op aarde te valen, met als enige doel hadden om ALLES in de omgeving te doden. Land mijnen werken verminkend, zodat de vijand tijdelijk is uitgeschakkeld. Bommies hebben geen genade. Het is de grootste 'stille oorlog' die ooit gevoerd is en tot op de dag van vandaag geven de Amerikanen nog niet toe wat voor een schade ze toen (en nog) hebben aangericht. Iedereen die hier woont heeft wel iemand in de familie verloren aan een bom. Een buitenlandse organisatie, MAG, is druk bezig om het gebied rondom Phonsavan zo goed mogelijk bom-vrij te maken, maar het is voorzichtig werk en één rijstveld ruimen duurt weken. MAG heeft drie van de velden waar de potten in gevonden zijn, oppervlakkig van bommen geruimd en een aantal paden ook ondergronds geruimd. Overal waar je loopt in dit gebied, heb je het gevaar om op een bommie te staan.

Wij hebben de dag gebruikt om de drie sites te bezichtigen en zijn op tijd terug naar Phonsavan terug gereden om een video voorstelling van MAG te zien. Wij waren geschokt en diep onder de indruk van wat hier allemaal tijdens de oorlog heeft afgespeeld. Wie meer wil weten moeten maar naar MAG, (Mines Advisory Group) Googelen. Naast het kantoor van MAG was een groot open grasveldje, bij een restaurant, maar het restaurant was momenteel dicht. Wij vroegen aan iemand of wij er misschien voor de nacht mochten staan en dat was geen probleem (Meuang Phouane Restaurant: N 19° 27.007, E 103° 13.073). 's Avonds zaten wij na een heerlijke maaltijd van boerenkool met worst (ja, ja, nog met de echte Unox rookworsten! Bedankt mam!), toen wij realiseerde dat het Sinterklaas was. Gelukkig hadden wij een toepasselijke maaltijd gegeten. Die avond was het vreselijk koud en hebben wij als roosjes geslapen.

6 december reden wij de lange, gruwelijk slingerende 'snake road' naar Luang Prabang.
 

 

KERSTGROET


Van Kerstgroet

 

Fijne feestdagen en een gelukkig 2009!

LAOS 1: Grens Cambodja, Bolaven Plateau, Pakxe


Grotere kaart weergeven

Laos 1 = blauwe lijn


Grens van Laos met Cambodja:

Wij hebben ons oorsprokelijke doel bereikt: van Limburg naar Laos. 40.226 kilometer en 396 dagen na ons vertrek uit Nederland, kwamen wij aan op de grens van Laos. Het begon al goed… Toen wij bij de paspoortcontrole kwamen om het visum af te stempelen (de visum hadden wij al in Bangkok gehaald omdat dit de enige grens is waar je geen visum-on-arrival krijgt) moesten wij 3 dollar dokken. Zoals wij in Cambodja aan de grens hadden gedaan, weigerde wij. Helaas weigerde zij ook en wilde ons niet binnen laten. Wij konden geen kant op en moesten het geld neer leggen. Wij vroegen om een bonnetje, zodat zij er niet zo makkelijk vanaf zouden komen, maar binnen één tel produceerde de man een bonnetje. De tekst was in het Lao, dus wij hadden geen idee wat erop stond. Onze eerste ervaring met alweer een corrupt land.

Na een stukje rijden kwamen wij aan bij het customskantoor. Deze keer besloten wij slim te zijn en onze carnet af te laten stempelen. Deze is namelijk ook in Laos niet nodig. De man had nog niet zoveel soep van carnetten gegeten, dus met een paar simpele instructies van ons en zonder betaling, was alles snel geregeld.

Laos is in principe communistisch, maar er is niet veel van waaruit dit te herleiden is. De rijken zijn nog steeds stinkend rijk en de armen komen geen stap dichterbij betere levensomstandigheden. Wel wappert overal trots de symbolische vlag (rood met een gele sikkel en hamer), die wij nog kende van de Maoisten in Nepal.

Het eerste gevoel wat wij in dit land hadden was niet positief. De mensen keken nors, wij werden al bij de grens afgezet en toen wij om een overnachtingsplek vroegen was het antwoord altijd nee. Verder kwamen wij er vrij snel achter dat je voor elke scheet moet betalen. Als wij de auto maar een tel naast de weg hadden staan, kwam er al iemand aanrennen om je een bonnetje te geven. Laos, het land van de bonnetjes. Overal en voor alles staan ze klaar met een voorgedrukt bonnenboekje. Ze zien er allemaal precies hetzelfde uit en de tekst is altijd in het Lao, dus je weet eigenlijk nooit echt waar je voor betaald. Soms moesten ze zelf nog het bedrag invullen en als ze al hadden gezien dat we blank zijn, waren wij ook gelijk de lul.

In het zuiden van Laos zijn heel veel watervallen te zien. Voor het eerst sinds ik me kan herinneren, moesten wij entree betalen om een waterval te zien! 50 eurocent per persoon. Dat klinkt niet veel, maar als je vier of vijf watervallen per dag wilt zien dan loopt het aardig op. Ook wilde ze 50 eurocent van ons hebben om de auto te parkeren, maar dit hebben wij pertinent geweigerd. Wat een onzin! Soms rij je namelijk kilometers over een uitgestorven zandweg om de waterval te bereiken, en dan 100 meter voor het water, zetten ze een slagboom neer en noemen ze het een parkeerplaats. Dan reden wij 5 meter van de slagboom weg en zetten de auto aan de straat neer. Het enige grappige was dat ze duidelijk niet gewend waren om geweigerd te worden en wisten daar niet mee om te gaan. Ze dropen snel af en vaak mochten wij alsnog gratis op de 'parkeerplaats' staan.

Het was al vrij laat toen wij de grens overkwamen dus besloten wij naar de eerste waterval te rijden, met de gedachten daar te overnachten. Wij kiezen er vaak voor om in de buurt van toeristen attracties te slapen. De reden hiervoor is omdat men daar in de buurt gewend is aan toeristen, vaak zijn er huisjes of stalletjes waar mensen iets verkopen, waardoor er leven in de buurt is en meestal is er een grote plek vrijgemaakt zodat alle toering bussen kunnen parkeren. Wij kwamen aan bij Khon Phapheng , de grootste waterval (per waterhoeveelheid) in Azië. Zoals verwacht, was er een grote parkeerplaats en zelfs een klein guesthouse. Wij vroegen of wij er mochten slapen, maar hun antwoord was nee. Dat was een behoorlijke tegenvaller, want het is lang geleden dat wij in zo'n situatie 'nee' hebben gekregen, maar wij accepteerde het en reden weer verder. Op de weg die naar de waterval leidt, kwamen wij een slang tegen, die net door een auto was aangereden. Zijn darmen lagen verspreidt over de weg, maar hij leefde nog want hij was met zijn hoofd en staart rond aan het draaien. Roger kon het niet aanzien en wilde het beestje uit zijn leiden verlossen, dus reed hij de auto terug en moest ik instructies geven hoe hij over zijn hoofd moest rijden. Omdat ik niet daadwerkelijk wilde kijken hoe hij dat deed, reed hij de eerste keer ook nog op een haar na erlangs! Opnieuw de auto keren en gelukkig werd het dier bij de tweede poging gedood. Na een snelle inspectie of het gelukt was, reden wij weer verder.

Wij dachten dat wij door zouden rijden naar Muang Khong, een eiland in de Mekong rivier, maar onderweg kwamen wij een perfect zijweggetje tegen waar wij de auto voor de nacht hebben neer gezet (5 kilometer voor de afslag van het pondje, N 14° 05.561, E 105° 52.836). Wij maakte onze eten klaar en gingen lekker vroeg naar bed. Het koelt 's nachts weer behoorlijk af en het is heerlijk om weer lekker onder ons donsedekbed te kruipen.

Champasak:

Fris en vrolijk werden wij de volgende ochtend wakker. Wij stonden ervan te kijken dat wij geen bezoek hadden gehad en waren er blij mee (dit verbaasd ons telkens weer, want dat was in India onmogelijk). We belsoten om de reset knop voor Laos in te drukken en opnieuw aan dit land te beginnen. Een 'nee' en een afzetterij, is niet genoeg om er een heel land voor af te reken. Wij vervolgde onze weg naar de meest bekende tempel in Laos, Wat Phou, bij Champasak. Om daar te komen moesten wij met een veerpondje de Mekong rivier oversteken. Toen wij bij de rivier aankwamen schrokken we ons een hoedje. Het veerpondje was niks meer dan een aantal planken over drie boten gelegd. 'Forget it!' zei Roger gelijk. Hij wilde het niet riskeren om de auto erop te zetten. Met een beetje aandringen van mijn kant en wat voorbeelden dat het kon, van boten die aan kwamen met kleine vrachtwagens erop, stemde hij toch in en reed hij één van de houten bootjes op. Voor 3,5 euro vaarde onze auto zonder problemen naar de andere kant van de Mekong. Eenmaal aan de andere kant, moesten wij nog 11 kilometer rijden naar de tempel.

Wij hebben al veel tempels gezien en toch waren wij verrassend onder de indruk van Wat Phou. De setting was prachtig, aan de rand van de Mekong op te top van een steile berg. Vooral het uitzicht was fantastisch. Bij de tempel was ook een klein muzeumpje waar wij wat informatie kregen over de geschiedenis van Laos en met al deze nieuw verkregen kennis reden wij weer terug naar het veerpondje. Wij moesten weer terug de rivier over steken omdat de wegen aan deze kant zo slecht waren, dat je uren zou rijden om maar een kleine afstand af te leggen. Het was nog niet erg laat en wij vervolgde onze route naar de volgende waterval om een tweede poging te doen daar te slapen.

Bolaven Plateau:

Net voordat het donker was kwamen wij aan bij Tad Fane, een indrukwekkende waterval, op het Bolaven Plateau. De Bolaven Plateau is een geweldig stukje natuur met vele watervallen. Het staat bekend om zijn koffieplantages. De parkeerplaats van Tad Fane was al uitgestorven en het hutje waar de 'bonnetjes-man' overdag zit, was al leeg. Wij liepen het resort op die aan de waterval gebouwd is, alsof wij er thuis hoorden en hebben nog net voordat de zon onder ging de waterval mogen aanschouwen. Voor de nacht zetten wij onze auto op de parkeerplaats voor het resort. Niemand keek naar ons om, dus hebben wij het ook verder aan niemand gemeldt dat wij er bleven slapen (N 15° 11.056, E 106° 07.612 Een andere goede optie is bij Tham Champee: N 15° 12.140, E 106° 07.973 omdat daar meer plek is en toiletten). Het was een heerlijk koel en rustig plekje en wij werden 's ochtends om 8 uur gewekt door de eerste toeristen bus die naast ons kwam parkeren.

Na een kopje koffie en ontbijt op bed, pakte wij de boel in en reden naar een waterval in de buurt: Tham Champee, waar er een poeltje onder de waterval is waar wij onszelf konden opfrissen. Ook hier werd overal entree en parkeergeld gevraagd en bleven wij het parkeergeld weigeren.

's Middags kwamen wij aan bij Tat Lo, de volgende waterval op de plateau en hebben van een lekkere lunch genoten met uitzicht op de waterval. Hierna wilde wij de 1G weg omhoog rijden richting Muang Phin, maar na 30 kilometer op een slechte weg vanaf Salavan, kwamen wij aan bij de Xe Don rivier en bleek de brug te zijn ingestort. Enthousiast werden wij door lokale omstanders gewezen op het feit dat wij zonder problemen door de rivier konden rijden. Ze lieten ons de rijdbare route zien en wilde maar al te graag dat wij de doorsteek zouden maken. Binnen tien minuten stonden aan beide kanten van de rivier toeschouwers te kijken wat wij zouden doen. Wij vertrouwde het niet helemaal, want wij kregen het idee dat ze een leuke grap met ons uithaalde en dat ze maar al te graag wilde zien dat wij met de stroming mee zouden worden gesleurd. Roger besloot eerst de rivier over te lopen om de diepte te peilen. Al snel werd duidelijk dat de rivier niet alleen super hard stroomde, maar dat over de hele breedte, het water tot Roger's edele delen kwam. "Dit feestje gaat niet door", zei Roger toen hij uit het water kwam en tot ieders teleurstelling keerde wij de auto terug naar waar wij vandaan kwamen. De toeschouwers dropen langzaam af.

De engste nacht van ons leven:

Het was inmiddels al half vijf (en om half zes gaat hier de zon onder), dus gingen wij op zoek naar een geschikte overnachtingsplek. Langs de hobbelige zandweg, kwamen wij, niet ver van de rivier, een verschrikkelijk off road pad tegen die een bebost gebied in ging. Wij namen het pad en kwamen uit bij een enkel hutje. Het was het huis van de boer die dit stuk land bezat en wij reden naar hem toe om te vragen of wij de auto tussen de bomen mocht zetten voor de nacht. In eerste instantie wilde hij er niks van weten, maar dat kwam meer omdat hij de Engelse taal niet beheerst en dus niet goed begreep wat wij wilde. Wij lieten hem de auto zien en met behulp van zijn kleindochter snapte hij eindelijk wat wij vroegen en stemde toen in. Zonder reden tot onrust reden wij de auto een aantal meter van hun hutje vandaan, met de neus de bossen in, van het pad af (N 15° 45.885, E 106° 17.872)

Toen het donker werd, gingen wij de auto in om ons eten klaar te maken. Wij waren net klaar met het eten en de afwas, toen wij een motor om de auto hoorde rijden. Hij deed een paar rondjes en bleef toen een aantal minuten achter de auto staan. Wij zijn inmiddels gewend dat mensen rondjes om de auto lopen en staan te kijken, (ookal waren wij verbaasd dat ze ons hier hadden gevonden), dus schonken wij hier in eerste instantie geen aandacht aan. Toen de mannen (wij konden ze met elkaar horen praten), na tien minuten nog voor de deur stonden, vroegen wij hun om ons met rust te laten. Dat deden ze ook gelijk en reden weer weg.

Om half elf gingen wij naar bed. Wij lagen nog maar net goed en wel onder het dons toen wij van veraf twee motors aan hoorden komen. Eerst dachten wij dat ze over de hoofdroute reden, maar algauw bleek dat ze onze kant op kwamen, toen wij de koplampen door de bomen zagen schijnen. Ze stopte achter onze auto op het pad, zetten de motors neer en liepen met z'n vieren om onze auto heen. Wij waren gelijk geïrriteerd omdat wij wilde slapen en hadden gedacht een perfect rustig plekje te hebben gevonden. Ook nu waren wij van geen kwaad bewust en vroegen gelijk of de mannen zo vriendelijk wilden zijn om ons met rust te laten, dat wij toestemming hadden van de eigenaar en dat wij graag wilden gaan slapen. Eén van de mannen had duidelijk de leiding over het geheel en riep naar ons dat hij van de politie was. Het was ons erg duidelijk dat deze man absoluut niet van de politie was en toen wij hem om zijn papieren vroegen, reageerde hij niet meer. Wij verwezen hem naar de boer om bevestiging te krijgen dat wij er legaal stonden, maar de man sprak geen woord Engels en verstond ons niet. In de tussentijd verloren wij twee van de mannen uit het oog omdat zij de bossen in waren verdwenen. Inmiddels was onze irritatie tot een hoogte punt gekomen en waren wij de mannen niet meer vriendelijk aan het vragen om weg te gaan, maar boos aan het commanderen dat ze moesten vertrekken. Het was pikke donker in het bos, waardoor wij de mannen moeilijk konden zien, dus pakt ik de mag-light en scheen deze continue op de 'leider'. Dit vond hij irritant, maar niet erg genoeg om te vertrekken.

Na een half uur stapte een van de mannen op een motor en verdween weer richting het dorpje in de buurt. Wij dachten dat ze zouden vertrekken, maar de 'leider' bleef maar rondjes om de auto lopen en aan onze deuren voelen. Na tien minuten hoorde wij opnieuw het gezoem van de motor dichterbij komen en realiseerde wij dat het nog lang kon duren aangezien ze weer terug kwamen. Wij zagen de koplamp weer door de bomen schijnen en enkele seconden later stond de motor weer op het pad. Hij zette de motor uit en toen hij de koplamp uit deed scheen ik de mag-light op hem om te zien wie er nou was aangekomen. Wat wij toen zagen deed onze adem verstokken. De 'motor-man' had een bijrijder meegenomen die een shotgun in zijn handen droeg! Gelijk sloeg de sfeer om. Ik werd doodsbang en ook Roger nam gelijk een andere toon aan naar de mannen toe. "Ik ga naar voren toe om met ze te praten" zei Roger, trok zijn broek aan en kroop over de ijskast naar de voorstoel toe. Ik gleed zachtjes van het bed af en trok snel wat kleren aan. Ze konden mij niet zien en ik begon, trillend als een blad aan een boom, alles wat los in de auto lag, in te pakken. Inmiddels had Roger één van de gordijnen voor opzij geschoven en was met de 'leider'aan het praten, voor zover dat kon, want de man sprak alleen Lao. Af en toe keek ik door de tent naar buiten en zag dat de man met het geweer achter de 'leider' stond, maar dat hij het geweer niet op Roger (of mij) gericht had. Ook zag ik af en toe schimmen tussen de bomen, maar die waren moeilijk te zien. Wij hadden geen idee hoeveel mannen er in totaal waren. De 'leider' bleef roepen om papieren, dus gaf Roger hem een kopie van zijn paspoort door een kiertje van het raam. Toen de mannen al hun aandacht op het kopie hadden gevestigd, siste Roger naar mij dat ik het dak omlaag moest trekken. Heel langzaam trok ik het dak omlaag zonder dat ze het in de gaten leken te hebben en toen die omlaag was, startte Roger de motor. Gelijk kwam de 'leider' in actie en gebaarde dat wij niet mochten vertrekken, maar Roger deed zich dom voor en deed alsof hij van de man begreep dat hij hem weg zwaaide. Inmiddels had ik mezelf in het gangpad neergelegd en de kussens op en om me heen gelegd. Ik zat gewoon te wachten op de inpakt van een kogel. Roger vertelde later dat op dat moment een man uit de bossen kwam en zijn motor achter onze auto vandaan haalde, waarschijnlijk bang dat wij er overheen zouden rijden (groot gelijk!) en zag Roger de mogelijkheid om achteruit het pad op te rijden. Hij hield aldoor de man met het geweer in de gaten, maar die hield hem op de grond gericht. Hij dacht dat zolang hij niet daadwerkelijk onder vuur stond, hij in elk geval nog een poging kon doen om weg te komen. Toen wij, wonder boven wonder, recht op het pad stonden, sprong een man voor onze auto in een poging ons tegen te houden. Roger bleef aldoor vriendelijk lachen en zwaaien, maar de 'leider' wilde duidelijk niet dat wij weg zouden rijden en gaf een ander het bevel om voor ons de weg te versperren. Roger draaide zich half naar me toe en vroeg: "Mag ik over hem heen rijden?" "Aub! Rijd hem maar dood. Go,go,go!!!" Met die woorden drukte Roger het gaspedaal in en met piepende banden vlogen wij het pad op. De man kon nog net op tijd voor onze auto uit weg springen. Wij reden nu met 40 kilometer per uur over een zwaar off-road pad, waar wij op de heenweg nog geen 10 km/u over hadden gedaan. De kasten rammelde zowat uit elkaar en alles wat nog los lag vloog van links naar rechts door de auto. Ik lag nog steeds met mijn hoofd in mijn handen tussen de kastje en zat nog altijd te wachten op het schot. Gelukkig is het geweer nooit afgegaan. Toen wij bij de hoofdweg kwamen, die overigens ook erg slecht was, draaide Roger terug naar waar wij vandaan waren gekomen. Op die manier wisten wij de weg en zouden wij niet verrast kunnen worden door ingestortte bruggen. Ook hier hadden wij op de heenweg niet harder dan 40 km/u kunnen rijden, maar nu vlogen wij met 90 km/u over de weg. "Het interesseert me niet als je het hele interieur aan gort rijdt, Roger, als je maar hard gaat!" riep ik van onder de kussens vandaan. Af en toe keek ik door ons achterraam om te zien of ik lichtjes zag, maar de motortjes hadden ons ten eerste nooit bij kunnen houden, maar als dat wel zo was, zouden ze ten tweede continu in een mega stofwolk moeten rijden en als nog niks zien.

Pakxe:

Wij reden de 30 kilometer naar Salavan, een stadje in de buurt. Daar kwamen wij een agent tegen die op de grond lag te slapen. Roger deed twee pogingen om hem wakker te maken, maar toen dat niet lukte besloten wij, onder de mom van 'we weten niet wie erbij hoort', zoveel mogelijk afstand af te leggen. Het heeft ons twee uur geduurt om Pakxe te bereiken, een grote stad aan de rand van de Mekong. Onze adrenaline was toren hoog en ik zat nog zo ongecontroleerd te trillen dat wij eerder toch niet hadden kunnen slapen. Wij kwamen om twee uur 's nachts aan en reden naar het eerste hotel die wij tegen kwamen met een beveiligde parkeerplaats. Het was het Daovieng Hotel (N 15° 06.970, E 105° 51.990) en toen de eigenaar wakker was werden wij toegelaten tot de parkeerplaats. Ik denk dat de eigenaar aardig van ons schrok, want Roger had alleen een broek aan zonder schoenen of t-shirt en mijn haar zat in alle staten als een warbol om mijn kop. Hij schrok van ons, maar sprak niet genoeg Engels dat wij konden uitleggen wat er gebeurd was, maar stemde gelukkig in om ons te laten blijven. Toch klopte hij om zes uur weer op onze deur om te vragen of wij zo vriendelijk wilde zijn om te vertrekken. Wij konden het nog tot half acht rekken, maar moesten toen toch echt weg van hem. Wij konden dit wel begrijpen en waren allang blij dat hij ons had geholpen, dus reden wij maar naar het centrum om op zoek te gaan naar het politie bureau om aangifte te doen.

Het duurde even voordat de politie begreep wat wij wilde, maar toen wij wilde beginnen aan de aangifte, vroegen ze waarom wij eigenlijk aangifte wilde doen, er was toch immers niks daadwerkelijk gestollen! Ze konden niet begrijpen wat het probleem was, maar waren toch bereidt iets op papier te zetten toen wij bleven aandringen. Met veel gelach (wij werden door de commadant duidelijk uitgelachen) keken ze toe hoe ik op een blank A4tje die ze uit de printer hadden gehaald, opschreef wat er die nacht was gebeurd. Het was duidelijk dat ze ons niet serieus namen, maar dat negeerde wij gewoon. Nadat ik klaar was met schrijven werd ergens een groot boek vandaan gehaald en werd in het Lao, kort opgeschreven wat ik al had geschreven. Wij hadden het idee dat hij gewoon iets opschreef in de trend van: 'ik heb hier twee gekken voor me zitten waarvoor ik iets op moet schrijven, bla bla bla, de zon schijnt en ik mot poepen…' Ook nu kwam af en toe een collega meekijken en werd er weer hartelijk gelachen. Hij was dus ook stom verbaasd toen wij om een kopie van zijn schrijven vroegen om bij de ambassade af te leveren. Hij weigerde en stuurde ons weg, maar dan kende hij ons nog niet. Wij waren niet uit zijn kantoor te slaan en maakte ons iets te comfortabel in zijn stoelen. Na een half uur stemde hij eindelijk in, veranderde een paar dingen op het papier, voegde wat kanttekeningen toe, onderstreepte het een en ander en maakte toen eindlijk een kopie. Wij zijn echt van plan om naar de ambassade te gaan, maar in Laos zit geen Nederlandse ambassade en worden alle problemen in Bangkok besproken, dus dat moet nog gedaan worden. Ook moeten wij nog aan iemand vragen of ze de tekst willen vertalen, want wij zijn erg benieuwd wat er nou staat. Wij werden in elk geval op geen enkele manier door de politie serieus genomen en waren blij dat wij niet gewacht waren op de politie die wij 's nachts hadden zien slapen.

Achteraf waren wij verbaasd dat de boer ons niet had geholpen, want hij heeft ons zeker gehoord, maar misschien had hij al vaker met deze mannen te doen gehad en wilde zich er niet in mengen. Wij denken dat het dezelfde mannen waren, die ons al eerder op de avond hadden bezocht en dat ze pas, na wat moed in te hebben gedronken en vrienden te hebben gebeld, pas weer terug kwamen. Waarschijnlijk hadden ze gewacht tot wij gingen slapen. Wat ze nou precies wilde weten wij niet, maar waarschijnlijk geld. Het was duidelijk dat ze dit niet eerder hadden gedaan (wanneer staat er nou een auto uit Nederland in je tuin?!), maar dat ze wel wisten wat mogelijk was en toch een poging deden. Dat het een aggressieve bende is, was duidelijk en waarschijnlijk hadden ze in het dorp nog wel wat meer invloed. Het waren allemaal mannen tussen de 25 en 35 jaar. Wij zijn er in elk geval gelukkig alleen met de schrik vanaf gekomen. Het enige waarover wij onszelf voor de kop kunnen slaan is dat wij het kenteken van de motor niet hebben opgeschreven. Dan hadden ze de mannen zo kunnen vinden. Roger zou de 'leider' echter wel uit duizenden kunnen herkennen, maar er was geen haar op onze hoofden die terug wilde om dat te doen.

Ik ben super trots op Roger en hoe hij handelde. Hij vertelde later dat hij eigenlijk de hele tijd erg kalm had gevoeld en steeds verschillende ontsnappings mogelijkheden door zijn hoofd liet gaan. Ik ben er in elk geval achter dat ik in zo'n situatie niks waard ben en alleen kan bibberen! Ik was al gek op de jongen, maar nu is hij ook echt mijn held!

Eigenlijk wilde wij direct het land uit. Dit hebben wij uiteindelijk niet gedaan en daar zijn wij erg blij om, want wij hebben het laagste punt gezien van dit land en het kon dus eigenlijk ook alleen maar beter worden en dat is ook precies wat er gebeurd is. Wij hebben erg van Laos genoten en kunnen gelukkig achteraf zeggen dat wij het een prachtig land vinden.

CAMBODJA 1: Siem Reap, Battambang, Kampong Chhnang, Phnom Penh, Kratie, Grens Laos


Grotere kaart weergeven


Grens Overgang:
Ook aan de Cambodjaanse kant ging alles vlekkeloos. Wel werden wij gelijk geconfronteerd met een smerige grensstad, Poipot. Het liefst waren wij gelijk teruggekeerd richting Thailand, maar wij wilde toch graag het land zien en wisten dat vaak de grensgebieden slechte voorbeelden zijn voor hoe een land er verder uit ziet. Zodra wij uit de stad reden werd dit bevestigd en openbaarde zich een prachtig land. Het Carnet is officieel niet nodig in Cambodja. Wel is het makkelijk om te gebruiken, maar wij kozen ervoor om dit niet te doen en zijn regelrecht langs het customs gebouw gereden. We moeten nog zien of dat wel zo slim was…

Siem Reap:
Onze eerste bestemming in Cambodja was Siem Reap, de stad waar het wereldberoemde Angkor Wat ligt. Ze noemen het de achtste wereld wonder, maar wij hebben inmiddels al tientallen ‘achtste wereldwonderen’ gezien, dus daar trappen wij niet meer in. Dat het prachtig is, dat staat vast en is voor ons genoeg.
Aan het begin van de middag arriveerde wij in Siem Reap en reden recht op Angkor Wat af. Wij werden door de politie gestopt toen wij bijna met de wielen op de trap stonden die naar de tempel leidt. Wij wilde kijken of het een goede plek was om te kamperen en dat was het zeker. Omdat het nog vroeg was en wij honger hadden reden wij het centrum in en bestelde een hamburger in een van de vele hippe tentjes. Uiteraard een enorm toeristische stad met alle moderne tentjes die daarmee gepaard gaan, maar helaas ook de prijzen. Wij sloegen stijl achterover toen wij de menu kaart open deden. Voor een simpele hamburger vroegen ze vijf US dollar! Het was lang geleden dat wij dat moesten betalen voor een maaltijd. Alles wordt hier met US dollars betaald. Ook bij het pinnen krijg je dollars uit het automaat. Alleen alles onder een dollar wordt verrekend met de plaatselijke valuta: de Riel.

Na de heerlijk maar overprijsde maaltijd besloten wij om eerst langs een adres te rijden die wij van andere overlanders hadden gekregen als tip om te overnachten, Earthwalkers (N13°22.131, E103°50.610). Het was inmiddels al donker, maar toen wij langs de tuin reden zagen wij ze gelijk staan; twee overlanders. We gingen toch maar naar binnen om een praatje te maken en kwamen Monique en Eugen tegen die met hun Mercedes Unimog van Duitsland naar Cambodja hadden gereden (http://www.eumotour.ch). Wij schoven aan en zoals gewoonlijk hadden wij veel te vertellen en om aan te horen. Al snel besloten wij de auto ook maar in de tuin te zetten. Het was niet gratis, maar voor 4 dollar per nacht, hadden wij de gezelligheid van andere overlanders plus nog het comfort van een douche en toilet erbij. Na een paar uur kwamen ook Ad en Susan binnen, de eigenaren van de grote Man vrachtwagen die naast de Unimog in de tuin stond. Ad en Susan zijn een koppel uit Nederland die al 19 maanden onder weg zijn(en van plan 5 jaar te reizen!) en zij kende Monique en Eugen nog uit Goa, India (http://diversontheroad.com). Het was een gezellige reunie voor hun en ontmoeting voor ons.

In eerste instantie was het de bedoeling om gelijk de volgende dag naar Angkor Wat te gaan, maar inmiddels waren wij weer twee volle dagen aan het rijden en keken eigenlijk uit naar een rustdag. Monique en Eugen hadden hetzelfde gevoel en dus bleven wij de eerste dag met z’n vieren in het hotel. Ad en Susan hadden twee logees over uit Nederland, Ad en Yvonne, die in zes weken tijd Maleisie, Thailand, Cambodja en Laos wilde zien(!), dus zij moesten eraan geloven en hadden vier tempel dagen op de agenda staan. Terwijl zij hun eerste rondje Angkor Wat deden, vulde wij onze eerste dag met koffie drinken, kletsen, duikje in het zwembad en gewoon luieren, das ook wel eens lekker.

De volgende dag stonden de tempels van Angkor Wat wel op de agenda. Ad, Susan, Ad en Yvonne namen hun gehuurde taxi en Monique en Eugen reden er met een tuk tuk achteraan. Omdat wij het makkelijker vonden om onze eigen auto te gebruiken, zagen wij hun vanuit ons bedje in alle vroegte vertrekken en vertrokken zelf een uur later richting de tempels. Na een kaartje te hebben gekocht (20 USD pp!!!), zijn wij als eerste naar Angkor Wat gereden. Angkor Wat is de benoeming van een groot aantal tempels die tot kilometers ver, rondom het noorden van Siem Reap, te bezichtigen zijn. Alleen de grootste en belangrijkste tempel heet daadwerkelijk Angkor Wat. Dit is ook het nationaal symbool van Cambodja en staat op de vlag afgebeeld. Het is een indrukwekkend complex, maar terug kijkend naar al de tempels die wij die dag hebben gezien, vonden wij de andere tempels niet onder doen voor deze, waarschijnlijk omdat Angkor Wat zo goed gerestaureerd is, waardoor hij er soms bijna als nieuw uit ziet.

Na Angkor Wat zijn wij gereden naar de Bayon in Angkor Thom. Deze tempel vonden wij prachtig! Het leuke ervan was dat je overal op en in mocht klauteren waardoor je bijna het gevoel kreeg dat je zelf het ding aan het ontdekken was. Op alle 54 torens van de tempel zijn vier grote gezichten uit steen gehouwen die elk een eigen windrichting op kijken. Het is echt een meesterwerk.

De volgende tempel op onze lijst was Preah Khan. Dit is in wezen een hele lange gang met korte zijtakjes naar andere stukken van de tempel. Het lijkt wel een eindeloos gangenstelsel en toen wij eindelijk aan de andere kant uit het dolhof kwamen werden wij beloond met een uitzicht op een oude boom die met zijn wortels door de muren van de tempel heen groeit. Dit vonden wij heel gaaf om te zien en vanaf dat moment waren wij op zoek naar tempels die begroeid zijn door de jungel.

Hierna kwamen wij bij een klein simpel tempeltje, Neak Poan, die in het midden van een vijver is gebouwd. Wij liepen om de vijver heen en hadden het al snel gezien. Toen wij bij de auto aankwamen werden wij omringd door kinderen die voor “one dollar only” van alles aan ons probeerde te slijten. Ze waren wel schattig en sommige gebruikte erg goede verkoopstechnieken. Ik begon met een van de meisjes te praten en zij vertelde mij in perfect Engels dat ze ’s ochtends naar school ging en ’s middags bij de tempel spulletjes kwam verkopen om de school te betalen. Het was natuurlijk een prachtig verkoopspraatje, maar ik was wel onder de indruk van deze jonge dame. Ik wist dat ik nog een bellenblaas, wat knikkers en stickers in de auto had, dus deed ik haar het voorstel om in plaats van te betalen, te ruilen. Toen ze zag wat ik te bieden had werden haar ogen groot en begon ze enthousiast te zoeken in haar tas naar een geschikt ruil object. Voor de stickers en de bellenblaas kreeg ik twee armbandjes en twee sleutelhangers. Een goede deal dacht ik zo, maar haar grootste interesse ging uit naar mijn zakje knikkers. Ijverig zocht ze weer naar iets in haar tas om te ruilen terwijl ze vertelde dat ze helemaal gek op knikkeren was, maar dat ze geen geld van haar ouders kreeg om die te kopen. Iedereen op school knikkerde maar zij kon niet meedoen. Het was geen verkoopspraatje meer, dit meende ze echt. Eindelijk kwam ze met haar meest kostbare verkoopsproduct te voorschijn; een bamboe fluit. Een teken voor mij dat ze de knikkers heel veel waard vond. Toch kon ze de fluit niet zomaar geven en zei dat ze bang was dat haar moeder boos zou worden. Ze stond zo te dubben over wat ze moest doen dat ze er rode wangen van kreeg. Uiteindelijk besloot ze niet te ruilen omdat ze te bang was voor wat haar moeder zou zeggen. Ik had natuurlijk inmiddels met haar te doen en zei dat ik het wist goed te maken. Als ze mij de fluit zou verkopen voor de prijs waarvoor zij hem had ingekocht, dan zou ik haar de knikkers gewoon geven. Hierdoor kon ze op op weg naar huis op de markt een nieuwe fluit kopen om te verkopen, waardoor haar moeder niks zou weten, maar ze moest er wel wat voor doen. Ik had een leuke fluit en zij had alsnog een zakje knikkers, iedereen blij. Ze wist niet hoe snel ze moest instemmen en ik kocht de fluit voor 30 dollarcent. Het kwam niet eens meer in haar op om me alsnog te veel te vragen, zo blij was ze met haar knikkers! Toen wij weg reden rende ze met ons mee terwijl ze riep “I will never forget you! Good luck in life!” Dat deed me wel wat, ik kreeg er kippenvel van.

Ta Som was de volgende tempel die wij wilde bezichtigen. In principe was het niks anders dan een poort, maar omdat er weer een boom overheen is gegroeid was het toch erg mooi om te zien. Inmiddels begon het licht te regenen dus spoedden wij ons terug naar de auto. Het was tijd om te lunchen en omdat het toch regende besloten wij naar een van de verste tempels te rijden die 20 kilometer naar het noorden lag. Onderweg maakte ik crackers met kaas voor de lunch.
Wij kwamen uit bij Banteay Srei, de meest versierde tempel van ze allemaal. Het beeldhouwwerk is inderdaad indrukwekkend.
Na deze tempel was het weer helemaal terug rijden naar Siem Reap waar wij nog twee tempels (Eastern Mebon en Pre Rup) hebben bezocht die ons deden denken aan de Maya tempels in Zuid America, dat wil zeggen, een hele lange trap omhoog, een toren op, waar bovenop een plateau is met uitzicht over de hele omgeving.

Inmiddels waren wij wel uit-ge-tempelt en wilde wij weer terug naar het hotel, maar op de terugweg kwamen wij langs Ta Prohm en vonden wij ergens de energie om toch nog een laatste tempel te bezichtigen. Het was namelijk de tempel waar sommige scenes van de film ‘Lara Croft - Thomb Raider’ werden opgenomen. Roger had de film gezien en wilde toch graag een kijkje nemen. Het was absoluut de moeite waard. De tempel is nog precies hoe ze hem hebben gevonden en het was super gaaf om te zien hoe de bomen door de muren van de tempel heen groeien. Dit was toch wel samen met de Bayon (tempel met de hoofden) onze favoriet.
Wij vonden onze tempeldag geweldig en een absolute aanrader om te bezichtigen. Het leuke is dat elke tempel compleet anders is van de vorige waardoor het niet gaat vervelen. Ook bleek de entree prijs ons achteraf mee te vallen omdat je zo veel tempels kan bezichtigen en wij het idee hadden dat ze goed werden onderhouden. Toch was voor ons 1 dag genoeg. Je hebt namelijk de mogelijkheid om een drie daagse of een weekpas te kopen, maar dat is aan ons niet besteed.
’s Avonds kwamen wij de andere weer in het hotel tegen en gingen wij met z’n achten uit eten.

De volgende dag was voor ons, Monique en Eugen weer een rustdag. Ad, Ad, Yvonne en Susan gingen inmiddels voor hun derde dag naar de tempels.

De dag erna stond een jungel tempel op het programma van Ad en Susan. Monique en Eugen konden mee in het minibusje en ook wij besloten ons bij hun aan te sluiten en reden met onze auto achter hun aan. De tempel ligt een stukje ten noord-oosten van Siem Reap en mooi tussen de bomen. Het is nog redelijk in de staat zoals hij gevonden is. Dit vonden wij allemaal een stuk mooier dan als ze de boel zouden restaureren.
Na een korte pauze reden wij naar de rand van het meer, Tonle Sap, waar Siem Reap aan ligt. Wij bezichtigde een dorp dat volledig op boten en palen is gebouwd. Hierdoor drijven de huizen mee met het stijgen en zaken van het water tijdens de regen- en het droogseizoen. Alles is op het water gebouwd, zoals een school en een medisch centrum.

Hierna volgde weer een aantal dagen rust. Ad was zo aardig om opnieuw mijn computer voor me te installeren. Mijn laptop had een kei (ja, ja, Ad en Susan zijn Brabanders!) van een virus erop zitten en het heeft Ad de hele dag geduurd, tot diep in de nacht, om alles weer draaiend te krijgen. Nu ziet mijn computer er helemaal gepimpt uit en werkt hij als een trein. Bedankt Ad!
Na acht dagen SiemReap was het toch eindelijk tijd voor ons om verder te gaan. Monique, Eugen, Ad, Susan, Ad en Yvonne besloten samen te reizen, langs het noorden van het meer. Roger en ik keerde terug om vervolgens het zuiden van het meer mee te pikken. Wij namen afscheid van elkaar en begonnen aan de weg naar Battambang. Het enige slechte stuk weg in Cambodja en wij kiezen ervoor om deze twee keer te rijden!

***
Terwijl ik dit volgend stuk schrijf zit ik op mijn tuinstoel aan de, door rode modder verkleurde Mekong River, in het noorden van Cambodja uit te kijken op een groep zoetwater dolfijnen die al de hele ochtend voor mijn neus op vis aan het jagen zijn. Een heerlijk rustig plekje waar wij een dagje rust houden. Kijk! Daar zie ik er net weer een!
***

Battambang:
Battambang is een van de plekken in Cambodja waar de Khmer Rouge veel verwoestingen heeft aangericht. Om dit te begrijpen moet ik even een kort stukje geschiedenis toelichten:
De Khmer Rouge is een groepering die in de jaren 70 de macht heeft gehad over Cambodja en in vier jaar tijd het voor elkaar heeft gekregen om, naar schatting, 1,7 miljoen landgenoten en buitenlanders gruwelijk uit te moorden, met voorafgaand aan hun nutteloze dood, een verschrikkelijke tijd van marteling. Zij wilde een onafhankelijke staat creeëren en om dat te bereiken moest iedereen de steden uit en als slaaf op het platte land gaan werken. Ze stelde ontiegelijk hoge eisen aan de hoeveelheid oogst dat van het land moest komen en dus al bij voorbaat een onmogelijke taak voor de bevolking om voor elkaar te krijgen. Geschoolde mensen waren overbodig en een bedreiging, dus werden deze gedood. Alles waardoor iemand uitblonk of waardoor ze macht zouden kunnen krijgen, zoals een talent, een godsdienst of erger nog, een familie, moest worden afgemaakt of opgebroken. Ze werden op een gegeven moment zelfs zo argwaanend dat ze hun eigen mensen gingen vermoorden omdat ze hun verdachten van een complot tegen het regime. Op de top van hun bewind werden er naar schatting zo’n 1000 mensen per dag vermoord en in massa graven gedumpt. Door een invasie van Vietnam, werden de praktijken van de Khmer Rouge in januari 1979 stop gezet. Je zou denken dat dit een verademing was voor de mensen, maar de Khmer Rouge had zoveel schade aangerit dat in de jaren na hun bewind duizenden mensen alsnog strieven, maar nu aan hongersnood. Nu probeerd Cambodja weer overeind te komen met behulp van de VN die sinds 1992 in dit land aanwezig is (en overigens allemaal met Toyota Land Cruisers rijdt!). Wat wij erg indrukwekkend vonden is het feit dat iedereen boven de dertig, deze verschrikkelijk angstige tijd heeft meegemaakt. Wij vroegen ons vaak af hoe het mogelijk is dat wij in dit land zoveel vrolijk lachende mensen hebben kunnen treffen, maar het blijkt wel weer dat de mens een fenominaal eigenschap heeft: ze kunnen ergens de moed vandaan halen om opnieuw te beginnen.

Wij kwamen ’s middags aan in Battambang, maar konden niet een mooie slaapplaats vinden, dus besloten wij naar een tempel te rijden, Wat Banan, die 15 kilometer ten zijden van de stad ligt. Een verschrikkelijke modderweg met duizenden gaten bracht ons bij het tempeltje waar wij om drie uur arriveerde. Wij zijn gelijk de drie honderd nog wat trappen opgelopen naar de tempel om deze dezelfde dag nog te bezichtigen. Het was weer een indrukwekkend bouwwerk. Daarna vroegen wij aan de toeristen politie of wij op de parkeerplaats mochten staan. Dat was geen probleem, dus reden wij een stukje van de tempel vandaan en maakte wij onszelf klaar voor de nacht. Gelijk sprongen ze op hun brommertje en kwamen naar ons toe. Ze vroegen of wij niet dichterbij hun konden komen staan, in verband met onze veiligheid… Eerst weigerde wij, maar al snel werd duidelijk dat ze in paniek waren omdat wij niet bij hun gingen staan dus pakte wij de boel weer in en zette de auto naast hun hutje neer (N12°57.063, E103°08.519). Wij waren net weer helemaal geïnstalleerd toen ze hun hutje op slot deden en op hun brommers stapte. “Waar gaan jullie heen?” vroeg ik verrast. “Naar huis,” zei een van de mannen, “wij zijn morgen om 8 uur weer terug”. Daar ging onze ‘veiligheid’, op zijn brommertje naar huis!

De tweede dag zijn wij binnendoor, via een modderweg, van Wat Banan naar Phnom Sampeau gereden, een stijle berg in het midden van een vlakte met een aantal grotten waar vroeger veel mensen door de Khmer Rouge zijn vermoord. Het was even een klim naar de top, maar het uitzicht was geweldig. Het was een beetje tegenstrijdig, want de grotten waren erg mooi, maar in een van de grotten liggen nog steeds de schedels van de mensen die daar vermoord zijn en dan wordt je weer met je neus op de feiten gedrukt dat het hier vroeger helemaal niet zo fijn was.

Wij reden terug naar Battambang en gingen op zoek naar de bamboetreinen die hier zouden rijden. Het zijn in principe vier ijzeren wieltjes waar ze een bamboeplank op leggen zodat ze goederen via de rails kunnen vervoeren. Als er een ‘echte’ trein aankomt, moet iedereen op het bamboeplankje mee helpen om de boel zo snel mogelijk van de rails te halen, zodat de trein kan passeren. Vervolgens laden ze weer alles op en vervolgen hun route. Wij hadden gelezen in de LP dat je voor 75 dollarcent een half uurtje mee mocht reizen. Dat vonden wij wel grappig en na een uur zoeken (niks staat in dit land angegeven en niemand spreek engels) kwamen wij eindelijk aan in het dorpje waar je deze kan bezigtigen. Toen wij aan iemand vroegen hoeveel het is om een stukje mee te rijden, was zijn antwoord tien dollar! Wij zijn de discussie niet eens meer aangegaan, draaide ons gewoon om en liepen weg. Hij riep ons nog achterna, maar wij hadden er geen zin meer in, al was het gratis geweest. Wij zijn het soms zo spuugzat om als wandelende geldboom te worden behandeld. In Cambodja hebben wij dit nu toe als ergste ervaren.

Kampong Chhnang:
Omdat het nog vroeg was, reden wij verder in de richting van Phnom Penh. Nadat het al donker was kwamen wij aan in het plaatsje Kampong Chhnang waar wij een fijn plekje bij een hotel vonden voor de nacht (Sokha Guesthouse: N12°14.991, E104°39.975). In eerste instantie wilde zij niet dat wij in de auto sliepen, en toen wij om uitleg vroegen werd ons medegedeeld dat het volgens hun niet veilig was in de stad. Wij antwoordde “ja, dat weten wij , daarom slapen wij graag in de auto, om al onze kostbare spullen goed in de gaten te houden”. Daar wist hij geen antwoord op te geven en toen mocht het wel.
In de buurt van Kampong Chhnang is een klein dorpje, Ondong Rossey, waar de pottenbakkers van Cambodja wonen. Wij reden naar het dorpje en inderdaad, iedereen die er woont, maakt iets van klei. Wij stopte bij een huisje en vroegen of wij even mee mochten kijken. Ze verstonden geen engels en met veel gegiechel werden wij door de werkplaats geleidt. Met een, waarschijnlijk aangeboren handigheid, knutselde een jong grietje in enkele minuten een mooi klein vaasje in elkaar van een homp klei. Wij klapte enthousiast, behoorlijk onder de indruk. Ze keek ons verbaasd aan en werd er verlegen van. Voor haar is het waarschijnlijk niks anders dan bijvoorbeeld een veter strikken.
Na nog een stop bij een gezin die grotere potten bakt, kwamen wij bij een verzamel punt van waaruit de gebakken potten naar de markt worden gebracht (N12°14.818, E104°38.023). Wij vroegen of wij even een kijkje mochten nemen en kochten voor een habbekrats een paar dingetjes. Later zagen wij ze in een toeristen winkel liggen voor 3 dollar per stuk. Wij hadden voor onze potten amper tien procent hiervan neergelegd!

Phnom Penh:
Die middag bereikte wij de hoofdstad, Phnom Pehn. Ik was jarig en dat moest gevierd worden! Wij zetten de auto wij een hotel in de tuin die midden in het centrum ligt, tegenover de Royal Palace (Ranakse Hotel: N11°33.815, E104°55.979). Het was wel duur, maar het ontbijt was inbegrepen en… het was feest.
Wij liepen het centrum in en gingen als eerste maar even de familie bellen met de mededeling: “tja, ik dacht bel maar, want ik ben jarig”. Zij konden mij natuurlijk zelf niet bereiken en ik had het vermoeden dat ze dat wel wilde.
Daarna nam Roger mij mee uiteten. Het werd mexicaans en wij hebben voor de eerste keer sinds ons vertrek weer eens nacho’s en tacco’s gegeten. Mmmmm!! Pilsje erbij en het feest was compleet. Voor mijn verjaardag heb ik van Roger een oplaadbare electrische muggen mepper gekregen (overigens vier dagen te laat) die ik echt geweldig vind! Met één druk op de knop spat alles wat vliegt uit elkaar. Ik voel me nu net de terminator als ik ’s avonds op jacht ga. Een echte ‘must have’ in de auto.

De volgende dag stond opnieuw in het teken van de Khmer Rouge. Als eerste zijn wij naar het Tuol Sleng Museum gegaan, een oude school die tijdens het regime als gevangenis en martel plek fungeerde. Alles is nog zoals ze het hadden omgebouwd en de marteltuigen liggen nog in de klaslokalen. De Khmer Rouge had perfecte reportage bijgehouden en van iedereen die daar gemarteld en vermoord is, waren foto’s gemaakt. Nu staan de zalen vol met borden waar alle foto’s op getoond worden. Het was behoorlijk indrukwekkend.
Er is een foto van een man zonder hemd aan. Omdat hij toch een nummer opgespeld moest hebben, was er een veiligheidsspeld door zijn huid op zijn borst geprikt! Je kon de tranen in zijn ogen zien, maar hij liet zichzelf niet kennen.
Het museum heeft veel indrukken achter gelaten. Het is moeilijk uit te drukken want woorden beschrijven niet de gruwelijkheid van de daden.

Hierna zijn wij naar de killing fields gereden waar de gevangenen naartoe werden gebracht om te vermoorden en begraven. In principe zie je niet veel meer dan de gaten in de grond die over zijn gebleven na het openen van de massagraven. In het midden hebben ze een gebouw neergezet, gemaakt van glas, waar ze al de schedels die ze hebben gevonden, tentoon hebben gestelt als herdenkings-symbool. Persoonlijk vonden wij dit niet gruwelijk om te zien, maar voor ons waren de schedels niet nodig om in te beelden hoeveel mensen vermoord zijn. Ik had liever gezien dat ze een mooi beeld hadden gemaakt en de schedels en boten hadden verbrand. Boeddhisten geloven namelijk dat een geest pas vrij is als het lichaam verbrand is, anders blijft de geest op de wereld rond zweven. Geef ze nu maar eindelijk hun verdiende rust.

’s Ochtends zijn wij in een van de vele koffie bars gaan internetten om Thailand 1 op de site te zetten en daarna zijn wij naar de tempel gereden waar de stad ze naam van heeft gekregen; Wat Pehn. Phnom betekend berg en inderdaad, er is in de stad een heuveltje (geen berg te bekennen!) met een tempeltje erop. Het was niet de moeite waard om te bezichtigen en toen wij boven kwamen moesten wij ook nog 1 dollar per persoon betalen om het ding te zien.
Aan het eind van de middag reden wij naar Lakeside om vanuit een restaurantje op het water de zonsondergang te zien. Dit was een tip van Anna, die hier een tijdje heeft gewoond, maar ze melde er ook bij om er verder niet te lang te blijven hangen. Ze had gelijk, de zonsondergang was prachtig op het water, maar daarna veranderde de buurt. Op weg naar de auto werden wij drie keer gestopt met de vraag of wij drugs wilde kopen. Het stikte er overigens van de backpackers…

Die nacht hebben wij de auto voor een hotel aan de rivier gezet. Wij hoefde de hotel niet te betalen, maar genoten wel van de veiligheid van hun bewaker. Het was een fijn rustig plekje (Voor het Imperial Hotel: N11°33.552, E104°56.255).

De volgende dag waren wij net bij de supermarkt geweest om inkopen te doen en wilde wij vertrekken uit Phnom Pehn toen wij Ad en Susan op straat tegen kwamen. Wij zette de auto langs de weg en kletste even bij over de afgelopen dagen. Zij waren op een Thaise visum aan het wachten bij de ambassade en toen ze deze hadden, stapte ze bij ons achterin en reden wij naar de plek waar zij met Monique en Eugen stonden (Naast de Royal Palace: N11°33.684, E104°55.941). Na een tijdje kwam de rest terug en zaten wij samen wat bij de auto’s te drinken. Zij gingen met z’n zessen uit eten, maar omdat wij net van de winkel kwamen maakte wij wat eten in de auto klaar.
Toen ze net weg waren verscheen een expat die even wilde weten wat wij daar met al die auto’s stonden te doen. Hij woonde al vijf jaar in PP en vertelde dat veel was veranderd de laatste tijd. Toen hij er net was komen wonen waren er maar een paar hoofdwegen geasfalteerd, de rest waren modder wegen. Verder stijgen de prijzen voor toeristen enorm, een tuk tuk die een half jaar geleden nog 1 dollar vroeg, kost je nu al twee. Wij hadden dit ook gemerkt, want in onze LP van feb 2008 stond geschreven dat de Royal Palace 3 USD pp kostte en toen wij het wilde bezichtigen was de prijs al 6 USD pp. Nou heeft de LP het wel vaker mis, maar dit is wel een behoorlijk verschil. Verder vertelde hij ons over de corruptie in het land en dat uit een onderzoek die afgelopen jaar is verricht, bleek Cambodja de op één na corrupste land van Azië. Myanmar stond op nummer 1. Daar hoef je volgens ons niet trots op te zijn. De expat vertrok binnenkort naar een ander land en was daar niet rouwig meer om. Dat had hij je een paar jaar geleden nooit gezegd.

Kratie:
’s Ochtends zeiden wij de andere overlanders opnieuw gedag en reden Roger en ik de stad uit richting het noorden. In een dag reden wij van Phnom Pehn naar Kratie waar wij wisten dat er zoetwater dolfijnen in de Mekong Rivier te zien zijn. Wij hadden een perfecte kampeerplek van Ad en Susan gekregen en kwamen in het donker aan op een veldje aan de rivier (1 kilometer ten noorden van kampi waar de bootjes te huur zijn: N12°36.959, E106°01.299). Zij vertelde dat het overbodig was om een bootje te huren, omdat de dolfijnen op deze plek vanaf de kant te bewonderen zijn. Ze hadden gelijk. ’s Ochtends vroeg bij zonsopgang ritste wij de tent open en konden vanuit ons bedje de dolfijnen zien jagen op hun ontbijt! Hier doen wij het voor! Dit zijn de momenten dat wij het meest genieten van de reis. En toen was het automatisch weer een rustdag. Als je zo’n perfecte plek vind, dan moet je wel een dag inleveren, dat staat vast!

De hele dag hebben wij gekeken naar de dolfijnen. Een van de meest bedreigde diersoorten in Azie. Ook hier heeft de Khmer Rouge schade aangericht, want tijdens hun bewind hebben ze duizenden dolfijnen gedood, Joost mag weten waarom. Wij vonden het super om de dieren te zien. Op een gegeven moment waren er vier verschillende tegelijk met een kleintje erbij. En dan maar een foto proberen te maken…dat is onbegonnen werk. Onze pogingen staan in het album.
’s Middags heb ik aan dit verhaal gewerkt en heeft Roger de smeerpunten onder de auto gevet. Inderdaad waren de toeristen boten regelmatig vanaf de kant in het water te zien. Ze zagen niks meer dan wij, eerder minder, want vanaf een hoogte waren de dieren veel beter te spotten. Ik denk dat menig telelens ons die dag in het vizier heeft gehad.

De volgende dag was het tijd voor ons om het land te verlaten. Wij vervolgde de weg richting de grens met Laos en voordat wij het wisten waren wij al bij de slagbomen aangekomen. Als eerste werden wij naar de customs gestuurd. Wij waren erg benieuwd of wij ermee weg zouden komen dat wij de customs gepasseerd waren toen wij het land in reden. De officier vroeg ons naar de papieren die wij natuurlijk niet konden overhandigden. Wij zeiden dat het carnet niet geldig was en dat wij daarom deze niet hadden laten stempelen, maar dat hij hem alsnog mocht stempelen als hij dat graag wilde. In eerste instantie wilde hij er niks van weten en stuurde ons terug naar Poipet(!) om de boel op te lossen. Dit was natuurlijk geen optie en dat wist hij ook. “Of je geeft mij 20 dollar en wij praten nergens meer over” zei hij toen. Over corruptie gesproken!! Wij gaven niet in en bleven beweren dat wij alle recht hadden om in hun land te reizen, aangezien wij legale auto papieren hadden. “Vijf dollar dan”, was zijn antwoord. Omdat wij wisten dat wij ook een beetje fout zaten en uiteindelijk blij waren dat wij er zo makkelijk vanaf kwamen, boden wij hem drie dollar aan. Dit accepteerde hij, wij kregen een stempel en alles was geregeld. Voor het eerst in onze hele reis hebben wij iemand omgekocht. Wij hebben gezworen dat nooit te doen omdat wij niks fout doen, maar in dit geval waren wij blij ermee weg te komen en in Cambodja kan dat dus. Onze les; altijd de carnet laten aftekenen, of het land hem ondersteunt of niet, dan heb je tenminste bewijs van invoering en daar is hij immers voor.
Bij de paspoort controle vroegen ze een dollar per paspoort voor het exit stempel. Deze keer lieten wij ons niet gek maken en zeiden dat deze procedure gewoonlijk gratis is. Wij hebben inmiddels genoeg grenzen gehad om te weten dat men niet voor een stempeltje hoeft te betalen. Zij moesten zelf erom lachen en na twee pogingen gaven zij het op en mochten wij alsnog door rijden.

22 november zijn wij de grens overgegaan naar Laos.

THAILAND 1: Bangkok, Ko Samet, Ko Chang, Ko Wai, Pattaya, Grens Cambodja


Grotere kaart weergeven


Bangkok:
Heerlijk, fantastisch, geweldig Thailand!! Wat een verademing om hier met ons vliegtuig te landen! Helaas was het net donker toen wij aan kwamen en hebben wij de eerste dag dus niet zo veel van onze nieuwe omgeving gezien. Het was wel weer even wennen om een land via de lucht te bereiken want via landgrenzen gaat de overgang van A naar B een stuk rustiger. Nu leek het alsof wij uit een tijdmachine stapte, terug de 21ste eeuw in.
Het duurde even voordat wij begrepen wat het gezoem in onze oren was: stilte! Dat hadden wij al heel lang niet meer waargenomen. Er werd nergens getoeterd, iedereen gebuikte hun richtingaanwijzer (voor de juiste beweging!) en ze bleven in hun eigen baan rijden. Wij juichte het uit met ons vieren in de taxi. “Yahoooooo, we’re back in civilisation!!!” En net toen ik ervan overtuigd was dat ik echt in de zevende hemel was beland zag ik ook nog een zeven-eleven (winkel die ik nog uit Canada kende, waar je alles kan kopen van telefoonkaarten tot tosti’s, geweldig!), kon mijn geluk niet meer op.

Samuel was al eerder in Bangkok geweest en wist dat Khao San Road dè plek was om te zijn. Hij had gelijk. Wij stapte uit de taxi aan het begin van de Khao San en wisten van gekkigheid niet waar wij moesten kijken. Koffie zaakjes, barretjes, winkels, restaurantjes, half naakte vrouwen (of waren het mannen?!) en overal toeristen. Met een glimlach van oor tot oor liepen wij door de straat naar het hotel die Samuel nog van de vorige keer kende (Siam Oriental Hotel). Ik denk dat wij vieren op dat moment de gelukkigste mensen ter aarde waren.
Gelijk dumpte wij onze spullen in het hotel en maakte ons klaar voor een lekker ouderwetse stapavond die begon met een heerlijke Thaise maaltijd. Al snel werd duidelijk dat de interesse van de heren meer uit ging naar het Thais schoon dan naar ons, dus haakte wij een paar uur later af en lieten de boys achter in een van de vele night clubs.

Twee dagen hebben in Bangkok wat van de stad gezien, onder andere de Lazy Buddah, de Golden Temple en het Paleis. Elke avond zochten wij weer naar een lekker restaurantje en liepen op en neer over de Khao San. (Aan te raden zijn de eettentjes: Thip Samai Noodle Shop, 313 Mahachai road, Samranrat Pranakorn. Een super tent met veel lokale waar je voor 40 Baht een heerlijk maaltijd voorgeschoteld krijgt. Of Ranee’s, 77 Trokmayom, Chakrapongse road, dicht bij Khao San, waar je de beste pizza’s en pasta kan krijgen die ik sinds Europa heb gegeten. Nederlandse eigenaar).

Op de tweede dag zijn wij ‘s middags naar het ziekenhuis gegaan voor mijn regelmatige checkup (moet om de 10 dagen mijn lever functies controleren en in Chittagong waren ze nog te hoog). Het ging er hier efficient aan toe en binnen een uur had ik de uitslag. Het zag er goed uit, maar ik moest rekenen op een volledig herstel periode van 3 tot 6 maanden! Balen! Ik voelde me nog geen honderd procent, maar ik hoopte er toch sneller boven op te zijn dan dat. Wel weer prettig om de stand van zaken te weten, maar zijn advies bleef nog altijd hetzelfde: rusten!
Aan het eind van de tweede dag besloten wij om met z’n vieren de volgende ochtend een minibus naar een eiland te nemen om een week op het strand te ontspannen. Wij gingen naar een reisbureau in de buurt van het hotel en regelde voor 350 Baht pp (7 euro) een bus en boot naar het eiland Ko Samet.

Ko Samet:
Ko Samet is het eiland die het meest in de buurt van Bangkok ligt en dus ook erg populair als weekend bestemming voor de stadsmensen. Na 5 uur rijden kwamen wij aan bij de boot, die ons in een half uurtje naar het eiland bracht. Het was nog vroeg, dus gooide wij onze rugzak op de rug en liepen langs de oostkust van het eiland op zoek naar een fijn hotel. Ik was nog eigenlijk te zwak om dit te doen maar ookal was het zwaar, het ging toch best goed.
Op Ko Samet heb je keus uit simpele guesthouses met rieten hutjes tot volledige 5 sterren hotels waar elke kamer zijn eigen jaccuzi en zwembad heeft! Het was dus even zoeken naar de geschikte plek. Na twee uur zoeken kwamen wij bij een kleine baai waar veel lokale mensen zaten (een teken dat het eten goed moet zijn!) en besloten wij daar een bungalow te huren (Ao Cho, N12° 33.443, E101° 27.176). Het was de goedkoopste optie op het eiland die wij konden vinden en het eten was inderdaad heerlijk!

De eerste ochtend zaten wij aan tafel voor het ontbijt. Roger had net spek met ei besteld toen er achter ons een luid protesterende knor galmde. Wij keken om naar een 200 kilo wegend grijze zeug met slagtanden! Een van de vele huisdieren van het hotel. Hij was zijn belediging echter snel vergeten want toen het eten kwam wist hij niet hoe dichtbij hij moest komen kruipen om een stukje mee te pikken, de kanibaal! Een 200 kilo wegend varken die tegen je been zit te duwen is overigens best intimiderend. ’s Avonds kwam hij achter de bar uit gewandeld en plofte zich naast ons in het zand. Wij gooide hem een stukje eten voor zijn neus maar daar wilde hij niks van weten. Meneer at namelijk alleen van een vork!

Wij hebben twee dagen genoten van dit bounty eiland. Veel gesnorkeld en wat rond het eiland gewandeld. Eén avond zijn wij gaan eten in de buurt-baai, Ao Wong Deuan, waar ik verse krab heb gegeten voor een habbe’krabs’ en Roger verse inkvis. Smullen!
Het snorkelen was leuk, maar het kon beter, dus zijn wij op de derde dag verhuisd van Ko Samet naar Ko Chang, een eiland 3 uur rijden van dit eiland vandaan.

Ko Chang:
In tegenstelling tot Ko Samet, is Ko Chang een groot eiland. Het eerste wat wij zagen was dat wij er met de auto hadden kunnen komen, want elke boot had er plek voor. Wij kwamen laat op het eiland aan omdat Roger en ik een aanvraag moesten doen voor een nieuwe carnet en dat die ochtend op het vaste land hebben geregeld. Wij namen een taxi (het was te ver om te lopen) naar een willekeurige lokatie en kwamen terecht bij het Blue Lagoon Resort aan Ko Khlong Prao, een super leuk plekje waar wij een eigen bungalow hadden met een veranda over het water.
Ko Chang was eigenlijk niet onze eindbestemming. Rondom dit grote eiland zijn vele kleinere eilanden met mooie koraalriffen. Wij waren op weg naar Ko Wai, maar besloten een dagje op Ko Chang te blijven om uit te rusten.
Wij stapte uit de taxi, met een Fransman, Patrik. Samen bookte wij in bij het Resort en gingen daarna met z’n vijfen eten in het ‘Euro restaurant’ langs de weg. Een klein restaurantje, langs de hoofdweg rondom het eiland, van een Belgische dame die lang geleden na een vakantie is blijven hangen en waar elk gerecht een euro kost. Het eten was voortreffelijk en de drankjes werden ons aangeboden door Patrik. Proost!
De volgende dag zijn Roger en ik met Patrik langs het strand gaan wandelen op zoek naar mooie snorkel plekjes. Helaas was er niks anders dan zand te zien en rondom de rotsen die wij vonden was het water erg troebel en het zicht bagger. Wij hadden in de gaten dat wij snel waren uitgekeken op dit eiland en spraken af samen met Samuel en Philippe de volgende ochtend de boot naar Ko Wai te nemen.

Ko Wai:
Om elf uur in de ochtend arriveerde onze boot op het strand van Ko Wai. Eindelijk waren wij beland op dat paradijselijk bounty eiland waar wij al zo lang naartoe leefden. Een piep klein eilandje met twee overnachtingsmogelijkheden; een luxe resort of een hutje op het strand zonder water of licht. Wij kozen natuurlijk voor het tweede (Ko Wai Paradise, N11° 54.299, E102°24.052). Voor ons hutje was een prachtig wit strand en een aantal meter in zee begon een koraalrif. Het stikte er van de vissen en Roger en ik waren niet uit het water te slaan. Naast de honderden siervisjes, nimo’s en zeeanemonen die wij hebben gezien, kwamen wij onder water ook een joekel van een tonijn, een blauwe rog en twee zeepaardjes tegen. Aan het eind van de eerste dag kwamen wij gerimpeld en wel het water uit.

Op de tweede dag hebben wij een kayak gehuurd om het eiland mee rond te peddelen. Toen bleek het eiland toch wat groter dan gedacht want wij kwamen pas drie uur later, uitgedroogd en verbrand terug bij ons strandje. Dat was een beetje te veel van het goede geweest voor mij en de rest van de dag hebben wij rustig aan gedaan.

Na drie dagen genieten was het tijd voor ons om terug te gaan naar Bangkok. Onze auto zou twee dagen later aankomen in de haven en wij wilde alles van tevoren geregeld hebben zodat wij hem gelijk uit de container konden halen. Helaas kwam de auto drie dagen te laat en zijn wij dus vijf dagen te vroeg terug naar Bangkok gegaan. Ach ja, als je alles van tevoren weet…

Bangkok 2:
’s Ochtends werden wij door een speedboot opgehaald van het eiland en in een rotvaart naar het vaste land gebracht. Daar pakte wij een lokale bus en zes uur later kwamen wij aan bij het busstation in Bangkok. Een Canadees met zijn vriendin vroegen of wij een taxi met hun wilde delen en namen ons mee naar hun hotel op de Pra Athit Road, (New Merry v. Guesthouse, 18-20 Pra Athit rd.). Roger en ik vonden het allang prima. Het hotel op de Khao San Road was erg centraal, maar niks om over naar huis te schrijven. Dan maar een paar straten verder, maar iets meer comfort. Het was een heerlijk hotel en wij zijn hier gebleven tot wij eindelijk de auto weer hadden.

Twee dagen zijn wij bezig geweest met het zoeken naar een customsbrooker, prijzen af te spreken en een bezoekje aan het verschepingsbedrijf. Toen dat allemaal klaar was hoefde wij alleen nog maar op de boot te wachten.

In de tussentijd zijn wij een dagje naar China town gegaan. Vanuit ons hotel konden wij een boot over de rivier nemen naar verschillende punten in de stad, waaronder China town. Het was fantastisch om doorheen te lopen. Alles wat jij je maar kan bedenken is in Chinatown to krijgen en alles is namaak. Van tassen tot jassen, voor ieder wat wils. Je kan heerlijk een paar uur verdwalen in de vele steegjes en straatjes met allemaal dezefde winkeltjes met dezelfde troep. Geweldig!

24 oktober mochten wij eindlijk onze auto ophalen!!!!

Na alle papierwerk reden wij met een auto van de customsbrooker naar de container. Wat vonden wij het spannend! Met kloppend hart naderde wij de container. Samuel pakte de betonschaar van een havenmedewerker en knipte vol enthousiasme de zegel eraf. De deuren werden geopend en daar stond hij dan, ons kindje! Hij had zich netjes gedragen want ook de Land Rover leefde nog (alhoewel ze met de kont naar elkaar toe stonden dus gezellig is anders). Roger had nog gegrapt dat wij misschien drie kleine Roof-Cruisers zouden aantreffen als wij de deuren opende, maar die van de Zwitsers bleek ook een jongen te zijn, dus dat was niet aan de orde.
Wij duwde de auto in zijn vrij uit de container omdat er benzine dampen hongen van de Rover, maar eenmaal buiten draaide Roger de sleutel om en hij liep! Wij reden de auto naar een verzamelplaats waar het chassis- en motornummer gecontroleerd werden terwijl wij de banden weer oppompte. Alles werd goedgekeurd en aan het eind van de middag reden wij achter elkaar aan de haven uit. Als eerste stopte wij bij een tankstation om ze eens even goed te laten wassen waarna wij glimmend en wel richting het centrum reden.
Weer moesten wij van hotel veranderen omdat wij nu een hotel nodig hadden met parkeerplaats. Wij hadden in de dagen ervoor een geschikte plek gevonden in de buurt van het vorige hotel en reden er nu naartoe (Rajata Hotel, Samsen Soi 6, Banglampoo, Bangkok). Het was heerlijk om weer zelf achter het stuur te zitten en toen bleek het Thais verkeer toch iets minder geordend dan hoe wij het in een taxi hadden ervaren. Ze rijden wel in de banen, maar wisselen continue van baan om zo snel mogelijk door de stad te komen. Elke dag zijn wij wat met de auto gaan rijden naar een super markt of een winkelcentrum, maar al gauw kwamen wij erachter dat er niks leuks is aan rijden in Bangkok. Het verkeer is zo druk dat je vaker stil staat dan rijdt en het duurt uren om van de ene kant naar de ander te komen.

Na een paar dagen zijn wij gewisseld naar een fijner hotel aan de andere kant van de straat waar wij hebben geslapen tot wij Bangkok verlieten (Nakorn Pink Hotel, Samsen Soi 6, Samsen road, Pranakorn, Bangkok). Het liefst waren wij gelijk vertrokken, maar wij waren nog aan het wachten op ons nieuwe Carnet die elk moment in Bangkok kon arriveren, dus hadden wij nog wat dagen te gaan.

In het weekend zijn wij met de jongens naar de weekend market gegaan. Het deed ons een beetje aan de Luikse zondagsmarkt denken met verschillende dieren te koop zoals slangen, vissen en krokodilen, maar ook heel veel puppies en konijntjes. Het was best zielig om te zien en Roger moest me tegen houden om niet de hele markt leeg te kopen. Zij behandelen de dieren alsof het poppen zijn en elk beestje krijgt op maat gemaakte kleertjes aan! Vooral de chiwawa’s waren erg in trek en binnen de markt zagen wij regelmatig iemand lopen met een net gekochtte chiwawa puppie die nieuwe kleertjes aan kreeg. Vreselijk!

In de tussen tijd hadden wij kontact gehad met Thomas en Sylvie, een koppel uit Zwitserland die wij uit Amritsar kende. Zij waren India ook zat en waren inmiddels hun auto vanaf Chennai naar Bangkok aan het verschepen. Ook zij waren eerst naar een eiland gegaan om uit te rusten een paar dagen nadat wij onze auto hadden, arriveerde zij terug in Bangkok om hun auto op te halen. Met z’n zessen gingen wij een paar keer uit eten en het was leuk om te horen wat zij allemaal in de tussentijd hadden beleeft.

Na lang wachten arriveerde eindlijk ons nieuwe Carnet en konden wij Bangkok verlaten. Het enige probleem was dat wij inmiddels al zo lang in Thailand waren dat ons visum bijna verlopen was dus zat er niks anders op dan richting de grens met Cambodja te rijden. Onze laatste drie dagen wilde wij aan het strand spenderen en na nog de laatste inkopen bij de Carrefour te doen, reden ’s middags weg uit Bangkok richting het zuid oosten. Twee uur later kwamen aan in het kust plaatsje, Pattaya

Pattaya:
Toen wij aan kwamen in Pattaya was het al donker. Dat maakt het altijd een stuk moeilijker om een geschikte slaapplaats te vinden. We hebben een uur door de stad gereden van het ene strand naar de andere en kwamen uiteindelijk uit bij Jomtien Beach. Hier vonden wij een perfecte plek op een bewaakte parkeerplaats voor het strand. Er was een douche en toilet, dus een ideale plek om te kamperen (N12°53.951, E100°51.967).

Pattaya is een beetje het Phuket van het noorden, dat wil zeggen, vele bars, restaurantjes en toerisme. Wij stonden op een rustig plekje, maar konden van daaruit lopend naar het uitgaansleven toe en met een jeep voor een paar cent naar Walking Street in het centrum zelf. Walking street is een attractiepark in zichzelf. De volgende avond zijn wij er doorheen gelopen en hebben onze ogen uitgekeken! Overal go-go bars, strip tenten en half naakte vrouwen die aan een paal of op een blok verleidelijk stonden te dansen. Dit is dus de plek waar je moet zijn voor het bekende sex-toerisme. Ook voor de homo’s is dit een paradijs want tussen al het vrouwelijk schoon stond een ander soort vrouwelijk schoon haar/zijn heupen te wiegen op populaire deuntjes; de lady-boys! Vooral de Russen waren hier in grote getalen aanwezig… In elk restaurantje waar wij langs liepen zaten een of meer (meestal meer) gerimpelde grijze hopeloos verliefde oude lullen te kwijlen over hun pas gevonden jong Thaise schoonheid, waar het vrouw of man, vaak maakte het volgens ons niks uit. Wij hadden bijna de neiging om slabbertjes uit te gaan delen!

De twee dagen dat wij er waren hebben wij op het strand doorgebracht, recht voor de auto. Onze auto was natuurlijk een interessant voorwerp omdat er ook de nodige Nederlandse toeristen aanwezig waren. Regelmatig hoorde wij de kreet: “Jullie zijn toch niet helemaal komen rijden hè?!” , waarna wij konden uitleggen hoe wij er waren gekomen, hoe lang wij hadden gereden en wat wij allemaal hadden meegemaakt. Een lokale man had erg met ons te doen. Hij heeft een paar pogingen gedaan om ons naar het plaatselijke Boeddhistisch tempel te verwijzen waar wij gratis konden slapen, eten en drinken. Wij probeerde hem dan weer uit te leggen dat wij hier vrijwillig stonden en het nog fijn vonden ook, maar dat kon hij niet geloven. Toen hij realiseerde dat wij nergens naar toe gingen kwam hij ons maar elke ochtend zelf vers fruit en water brengen. Ze hadden dit dus duidelijk niet eerder meegemaakt.

Op de tweede dag zijn wij wat gaan wandelen over het strand richting het centrum. Na een paar honderd meter begon het ons op te vallen dat er nergens meer vrouwen waren op het strand en dat de oude lullen nu allemaal, in plaats van een jong grietje, een jong Thais ventje naast hun op het handdoekje hadden zitten. Wij hadden het homo strand gevonden. Later zagen wij in de LP dat dit strand erom bekend stond, ze hadden gelijk.

Op weg naar Cambodja:
Het was zover, wij moesten het land verlaten. Je kan namelijk moeilijk je visum verlengen dus er zit niks anders op dan de grens over te gaan. Wij reden naar Aranya Prathet en haalde alvast de Cambodjaanse visum bij het consulaat in het dorp (N13°40.040, E102°32.271) voor 1000 Baht pp omdat wij wisten dat ze je op de grens proberen af te zetten door je het dubbele te vragen. Het visum was binnen tien minuten geregeld. Wij wilde pas ’s ochtends vroeg de grens over dus zochten we naar een geschikte plek om te overnachten. Wij vonden een mooi, rustig plekje langs de rivier bij een dam (N13°40.108, E102°31.408), hebben daar onze laatste eten van de Carrefour gekookt en zijn toen vroeg naar bed gegaan.

Grensovergang:
De grensovergang ging aan de kant van Thailand heel soepel. Het was wel erg druk bij het paspoort gedeelte, met toeristen die even het land uit moesten om vervolgens er weer in te gaan en met toer groepen op weg naar Angkor Wat in Cambodja. Het papierwerk voor de auto ging heel makkelijk en binnen een uur reden Thailand uit en Cambodja in.

6 november reden wij de grens over naar Cambodja.

VERSCHEPING: Chittagong, Bangladesh naar Bangkok, Thailand


Grotere kaart weergeven


In het algemeen was de verscheping erg makkelijk en goedkoop. In vergelijking met de verhalen van verschepingen vanuit India, mogen wij niet klachten.
Hier is onze ervaring in oktober 2008.


CHITTAGONG
Verschepingsbedrijf:
PIL:
Contact person: Mr. Jakir Hossen
Isphahani Builing, 3de verdieping
Sheikh Mujib Raod, Agrabad C/A
Chittagong
tel: 713301, 713306, 727791
gps: N 22˚19.434 - E 91° 48.737

Kosten voor een 20 ft container:
- Naar Singapore – USD 220 (bij Maesk vroegen ze USD 450)
- Naar Maleisie – USD 350 (bij Maesk vroegen ze USD 550)
- Naar Thailand – USD 350 (bij Maesk vroegen ze USD 750)
Een 40 ft container kost in alle gevallen precies het dubbele.

Deze kosten zijn inclusief:
- De container
- Verscheping
- VAT
- Bill of Lading (BOL)
- Loading en stuffing van de container op de boot

(mocht je toch liever bij Maesk langs gaan dan moet je naar het bedrijf in Dhaka want in Chittagong wordt alleen de import geregeld).

Customsbrooker:
Deze is onafhankelijk van het verschepingsbedrijf. De customsbrooker waar PIL mee werkt is Mr. Ahsan.

A2Z International, customsbrooker:
M. Ahsan
Progressive Tower (Mezzanine Floor)
1837 Sk. Mujib Road, Agrabad
Chittagong
Tel: 810541 / 810342
mobiel: 0189 – 320833
gps: N 22˚19.722 - E 91˚48.710

Wij hebben bij meerdere bedrijven een offerte aangevraagd maar hij was toch de goedkoopste.
De kosten zijn voor het volgende:
- Lashing (auto vast zetten in de container)
- Customs
- Off doc werkzaamheden (dwz de container staat eerst in een depot en moet daarna naar de boot worden gebracht).

Mr. Ahsan vroeg hier eerst Tk 15,000 voor (op het moment van schrijven was Tk 100 gelijk aan € 1). Wij hebben af kunnen pingelen tot Tk 8,000 toen wij nog alleen waren. Toen wij terug kwamen met een tweede auto hebben wij het verder kunnen laten zaken tot Tk 6,000 per auto, omdat hij maar één keer naar het customskantoor hoefde te gaan.

Customs:
Voor het customs werk wilde hij Tk 5,000. Wij zijn zelf naar het customsbureau gegaan (N 22˚18.741 - E 91˚47.918) om onszelf deze kosten te besparen, maar het was niet mogelijk om zelf het carnet te regelen omdat ze een brief nodig hebben van een geregistreerd customs brooker. Helaas.

Lashing:
Ook hebben wij de prijs kunnen beperken doordat wij ervoor kozen om de auto zelf in de container vast te zetten (lashing). Eerst wilde hij hier niks van weten, maar met wat geduld en stelligheid gaf hij uiteindelijk in. Dit is overigens aan te raden. De auto wordt anders ‘op zijn Bangladesh’ vastgezet, dwz met een korreltje zout.
Om de auto’s vast te zetten hebben wij ze met de achterkant naar elkaar toe de container ingereden (zie foto’s). Wij hadden ieder een lier aan de voorkant die wij gebruikte om de auto’s voor vast te zetten. Verder hebben wij met 1 grote spanband om de chassis heen, de zijkanten vast gezet. Achter zaten de twee auto’s aan elkaar vast met een sleepkabel. Verderhebben wij hout blokken op maat laten zagen en tussen de wielen en de zijkant van de container gedaan en toen de banden iets afgelaten zodat het hout vast zat. Alle spanbanden en de lier hadden wij bij ons. Het hout was zeer makkelijk in de buurt van de treinrails aan het eind van de straat waar PIL zit, te regelen voor 2 a 3 euro.

Bestemming kiezen:
Wij hebben ervoor gekozen om te verschepen naar Thailand, ondanks dat Singapore US 100 goedkoper is om verschillende redenen:
- Er zijn directe vluchten van Chittagong naar Bangkok, voor Singapore moet je eerst met de trein naar Dhaka. Dit is overigens niet duur.
- De vluchten naar Bangkok zijn goedkoper dan de vluchten naar Singapore. De goedkoopste optie is om vanaf Kalkutta te vliegen maar daar hadden wij geen zin in.
- Onze route gaat van Thailand naar Cambodja, Laos, Thailand en verder naar het zuiden richting Australië. Als wij naar Singapore zouden verschepen zouden wij op en neer moeten rijden en de uitgave aan diesel is dan hoger dan de US 100 die wij met de verscheping zouden besparen.
- Er mogen in Singapore alleen auto’s rijden die jonger dan 4 jaar zijn. Wij hebben van anderen gehoord dat ze vanuit de haven de auto op een vrachtwagen moesten zetten om deze de 30 kilometer naar de grens toe te rijden. Hier zijn natuurlijk ook hogere kosten aan verbonden. Wij hebben dit alleen van horen zeggen, dus om dit precies te weten zou je contact op moeten nemen met PIL in Singapore. Wij weten dat een Nederlands koppel hun toyota landcruiser naar Singapore hebben verscheept en hebben hier verder niks op hun site over gelezen dus misschien valt het mee (http://www.landcruising.nl).
- Voor zover dat wij hebben kunnen achterhalen zijn de kosten van de haven in Singapore en Bangkok nagenoeg gelijk.
- Wij wisten dat de verscheping zo’n tien dagen zou duren en wilde deze tijd gebruiken om naar een aantal eilandjes voor de Thaise kust te gaan waar wij niet met de auto naartoe zouden kunnen. In Singapore was dit geen optie geweest.
- Onze vlucht kostte USD 288 pp (Thai airways).
- Enige nadeel is dat het schip wordt gelost en opnieuw geladen in Singapore. Wij hadden er wel vertrouwen in dat het in Singapore goed zou gaan, maar het blijft toch spannend.

Kosten van de verscheping in Chittagong op een rijtje:
- Tk 6.000 = USD 78 (customs)
- USD 350,00 (verscheping)
- USD 288,00 x 2 = USD 576,00 (vlucht)
Totaal: USD 1004,00 (ongeveer € 700)



BANGKOK
Verschepingsbedrijf:
PIL:
Contact persoon: Mrs. B. Pasara
EML Building (Eastern Maritime Ltd.)
Rama IV road (in de buurt van de Carrefour en de haven. Taxi kost zo’n 100 Baht vanaf Ko San Road)
Klong Toey
Bangkok
Tel: 02240110 (29)
Gps: N 13° 42.776 – E 100° 34.913

Eigenlijk heb je niet veel meer met het verschepingsbedrijf te maken als je eenmaal op lokatie bent. Er zijn nog wat kosten die betaald moeten worden:
- Terminal handeling charges (THC)
- Unstuffing (de container van het schip af halen)
- CFS (dit zijn de kosten om je auto in thailand te krijgen)
- Delivery Order (D/O, het papiertje dat je nodig hebt om je auto op te halen)

Dit zijn vaste kosten en niet over te onderhandelen. Je krijgt hier ook netjes een bonnetje voor.
Ook hier is de customsbrooker een onafhankelijk persoon. Wij werden gestuurd naar het volgend adres:

Customsbrooker van PIL:
Transport Management
Contact person: Mr. Somsak Sakulsupij
Sirinrat Building, 25ste verdieping
Rama IV road (dichtbij PIL, tegenover Channel 3 tv gebouw)
Klongton, Klong Toey
Bangkok 10110
Tel: (66) 02 6724747 email: logistics@logis-provider.com of transport@cscoms.com
Gps: N 13° 43.034 – E 100° 34.238

Wij vonden deze man te duur. Hij vroeg ons 15.000 Baht voor de customs en 3.000 Baht voor de haven kosten. Het was echter wel een sympathieke man en als wij eerder hadden geweten de customs zelf te kunnen regelen waren wij met hem in zee gegaan.

Via de Zwitserse ambassade kwamen wij in kontact met het volgend bedrijf, die wij gebruikt hebben als customsbrooker.

Panalpina:
Contactpersoon: Mrs. Pornkamol Jaruganon
Hetzelfde adres als de customsbrooker hierboven maar dan op de 14de verdieping.
Hier zitten overigens veel verschepingsbedrijven.
Tel: +66 (2) 3486000 ext. 6180 mobiel: +66 (81) 4951313 email:pornkamol.jaruganon@panalpina.com.

Persoonlijk zouden wij nooit meer kiezen voor dit bedrijf. Ze hebben ons veel dingen beloofd (onder andere een eerlijke prijs) en hebben niks waargemaakt. Wij raden iedereen af om hier naar toe te gaan. Wij hadden er meer zorgen mee dan voordeel.

De customsbrooker regelt het volgende:
- Customs (incl. service en VAT)
- Terminal charge (TC. Dit is anders dan THC van het verschepingsbedrijf)
- Evnt. storage kosten als de auto langer dan 3 dagen in de haven staat
- Unlashing (dit deden wij zelf)
- Gate charge (kosten om je auto uit de have te rijden, dit gaat per m³.
- Overige kosten in de haven zoals fire hazard?!

Het is totaal overbodig om de customs procedure door een customs brooker te laten verrichten. Er zijn geen speciale papieren nodig om dit te doen en wij raden dus iedereen aan om zelf naar het customs kantoor te gaan om de carnet en dergelijke te regelen. Dat spaart je 15.000 Baht.

Customs Building:
Contact person: Mrs. Lawan Tel: 022492314
H-building, 3e verdieping.
Als je binnen komt loop je links om de cassiers heen naar een kantoor aan de rechter kant bij de kopiermachine. Mw Lawan zit achter in het kantoor rechts bij het raam. Zij regelt alles voor je. Wel heb je kopieen nodig van:
- Paspoort
- Carnet
- Rijbewijs
- Auto papieren
Deze zijn buiten het kantoor te kopieren.
Gps: N 13° 42.719 – E 100° 33.847

Kosten van de verscheping in Bangkok op een rijtje:
PIL:
- Document fees in de haven = 500 Baht per auto (met bon)
- Unstuffing charges = 3.500 Baht (voor een 40ft container, dus 1.750 B per auto)
- THC = 3.900 Baht (voor een 40 ft container, dus 1.950 per auto)
- Container move to depot = 1.500 Baht (voor een 40 ft container, dus 750 per auto)
Customsbrooker:
- Customs clearance = 5.500 Baht per auto
- Service charge = 1.500 Baht per auto
- 7 % VAT = 609,39 Baht per auto
- Gate charge = 1.605 Baht (onze auto was iets groter dan de land rover)
- Fire controle service = 100 Baht per auto

Totaal: 14,264.39 Baht (ongeveer € 285)

Kosten verscheping totaal:
= € 985 (inclusief twee vluchten Chittagong - Bangladesh)


Onze ervaringen:
- Uiteindelijk was het wel gezellig om met twee auto’s te verschepen, maar de kosten die dit ons bespaard heeft waren te verwaarlozen.
- Bangladesh was een prettig en makkelijk land om in te rijden en de verscheping was makkelijk geregeld. PIL had vaker met overlanders te maken gehad en alles was duidelijk. Er is wel veel ruimte om met de customsbrooker te onderhandelen.
- De customs procedure in Thailand is gratis. De customsbrooker laat je denken dat hij 5000 Baht moet betalen voor het ‘papierwerk’. Dit klopt niet. Wij hebben het goed nagevraagd en het kost niks. Je kan dit dus beter zelf doen.
- Betaal achteraf of de helft eerst en de rest later. Dan heb je nog wat invloed, mocht je het nodig hebben.
- Verschepen is altijd hectisch en spannend. Uiteindelijk kunnen wij terug kijken en zeggen dat het ons is meegevallen, maar dat is altijd achteraf.

Ik hoop dat men wat met de informatie kan en ik wens iedereen een efficient en goed(kope) verscheping toe!