CAMBODJA 1: Siem Reap, Battambang, Kampong Chhnang, Phnom Penh, Kratie, Grens Laos


Grotere kaart weergeven


Grens Overgang:
Ook aan de Cambodjaanse kant ging alles vlekkeloos. Wel werden wij gelijk geconfronteerd met een smerige grensstad, Poipot. Het liefst waren wij gelijk teruggekeerd richting Thailand, maar wij wilde toch graag het land zien en wisten dat vaak de grensgebieden slechte voorbeelden zijn voor hoe een land er verder uit ziet. Zodra wij uit de stad reden werd dit bevestigd en openbaarde zich een prachtig land. Het Carnet is officieel niet nodig in Cambodja. Wel is het makkelijk om te gebruiken, maar wij kozen ervoor om dit niet te doen en zijn regelrecht langs het customs gebouw gereden. We moeten nog zien of dat wel zo slim was…

Siem Reap:
Onze eerste bestemming in Cambodja was Siem Reap, de stad waar het wereldberoemde Angkor Wat ligt. Ze noemen het de achtste wereld wonder, maar wij hebben inmiddels al tientallen ‘achtste wereldwonderen’ gezien, dus daar trappen wij niet meer in. Dat het prachtig is, dat staat vast en is voor ons genoeg.
Aan het begin van de middag arriveerde wij in Siem Reap en reden recht op Angkor Wat af. Wij werden door de politie gestopt toen wij bijna met de wielen op de trap stonden die naar de tempel leidt. Wij wilde kijken of het een goede plek was om te kamperen en dat was het zeker. Omdat het nog vroeg was en wij honger hadden reden wij het centrum in en bestelde een hamburger in een van de vele hippe tentjes. Uiteraard een enorm toeristische stad met alle moderne tentjes die daarmee gepaard gaan, maar helaas ook de prijzen. Wij sloegen stijl achterover toen wij de menu kaart open deden. Voor een simpele hamburger vroegen ze vijf US dollar! Het was lang geleden dat wij dat moesten betalen voor een maaltijd. Alles wordt hier met US dollars betaald. Ook bij het pinnen krijg je dollars uit het automaat. Alleen alles onder een dollar wordt verrekend met de plaatselijke valuta: de Riel.

Na de heerlijk maar overprijsde maaltijd besloten wij om eerst langs een adres te rijden die wij van andere overlanders hadden gekregen als tip om te overnachten, Earthwalkers (N13°22.131, E103°50.610). Het was inmiddels al donker, maar toen wij langs de tuin reden zagen wij ze gelijk staan; twee overlanders. We gingen toch maar naar binnen om een praatje te maken en kwamen Monique en Eugen tegen die met hun Mercedes Unimog van Duitsland naar Cambodja hadden gereden (http://www.eumotour.ch). Wij schoven aan en zoals gewoonlijk hadden wij veel te vertellen en om aan te horen. Al snel besloten wij de auto ook maar in de tuin te zetten. Het was niet gratis, maar voor 4 dollar per nacht, hadden wij de gezelligheid van andere overlanders plus nog het comfort van een douche en toilet erbij. Na een paar uur kwamen ook Ad en Susan binnen, de eigenaren van de grote Man vrachtwagen die naast de Unimog in de tuin stond. Ad en Susan zijn een koppel uit Nederland die al 19 maanden onder weg zijn(en van plan 5 jaar te reizen!) en zij kende Monique en Eugen nog uit Goa, India (http://diversontheroad.com). Het was een gezellige reunie voor hun en ontmoeting voor ons.

In eerste instantie was het de bedoeling om gelijk de volgende dag naar Angkor Wat te gaan, maar inmiddels waren wij weer twee volle dagen aan het rijden en keken eigenlijk uit naar een rustdag. Monique en Eugen hadden hetzelfde gevoel en dus bleven wij de eerste dag met z’n vieren in het hotel. Ad en Susan hadden twee logees over uit Nederland, Ad en Yvonne, die in zes weken tijd Maleisie, Thailand, Cambodja en Laos wilde zien(!), dus zij moesten eraan geloven en hadden vier tempel dagen op de agenda staan. Terwijl zij hun eerste rondje Angkor Wat deden, vulde wij onze eerste dag met koffie drinken, kletsen, duikje in het zwembad en gewoon luieren, das ook wel eens lekker.

De volgende dag stonden de tempels van Angkor Wat wel op de agenda. Ad, Susan, Ad en Yvonne namen hun gehuurde taxi en Monique en Eugen reden er met een tuk tuk achteraan. Omdat wij het makkelijker vonden om onze eigen auto te gebruiken, zagen wij hun vanuit ons bedje in alle vroegte vertrekken en vertrokken zelf een uur later richting de tempels. Na een kaartje te hebben gekocht (20 USD pp!!!), zijn wij als eerste naar Angkor Wat gereden. Angkor Wat is de benoeming van een groot aantal tempels die tot kilometers ver, rondom het noorden van Siem Reap, te bezichtigen zijn. Alleen de grootste en belangrijkste tempel heet daadwerkelijk Angkor Wat. Dit is ook het nationaal symbool van Cambodja en staat op de vlag afgebeeld. Het is een indrukwekkend complex, maar terug kijkend naar al de tempels die wij die dag hebben gezien, vonden wij de andere tempels niet onder doen voor deze, waarschijnlijk omdat Angkor Wat zo goed gerestaureerd is, waardoor hij er soms bijna als nieuw uit ziet.

Na Angkor Wat zijn wij gereden naar de Bayon in Angkor Thom. Deze tempel vonden wij prachtig! Het leuke ervan was dat je overal op en in mocht klauteren waardoor je bijna het gevoel kreeg dat je zelf het ding aan het ontdekken was. Op alle 54 torens van de tempel zijn vier grote gezichten uit steen gehouwen die elk een eigen windrichting op kijken. Het is echt een meesterwerk.

De volgende tempel op onze lijst was Preah Khan. Dit is in wezen een hele lange gang met korte zijtakjes naar andere stukken van de tempel. Het lijkt wel een eindeloos gangenstelsel en toen wij eindelijk aan de andere kant uit het dolhof kwamen werden wij beloond met een uitzicht op een oude boom die met zijn wortels door de muren van de tempel heen groeit. Dit vonden wij heel gaaf om te zien en vanaf dat moment waren wij op zoek naar tempels die begroeid zijn door de jungel.

Hierna kwamen wij bij een klein simpel tempeltje, Neak Poan, die in het midden van een vijver is gebouwd. Wij liepen om de vijver heen en hadden het al snel gezien. Toen wij bij de auto aankwamen werden wij omringd door kinderen die voor “one dollar only” van alles aan ons probeerde te slijten. Ze waren wel schattig en sommige gebruikte erg goede verkoopstechnieken. Ik begon met een van de meisjes te praten en zij vertelde mij in perfect Engels dat ze ’s ochtends naar school ging en ’s middags bij de tempel spulletjes kwam verkopen om de school te betalen. Het was natuurlijk een prachtig verkoopspraatje, maar ik was wel onder de indruk van deze jonge dame. Ik wist dat ik nog een bellenblaas, wat knikkers en stickers in de auto had, dus deed ik haar het voorstel om in plaats van te betalen, te ruilen. Toen ze zag wat ik te bieden had werden haar ogen groot en begon ze enthousiast te zoeken in haar tas naar een geschikt ruil object. Voor de stickers en de bellenblaas kreeg ik twee armbandjes en twee sleutelhangers. Een goede deal dacht ik zo, maar haar grootste interesse ging uit naar mijn zakje knikkers. Ijverig zocht ze weer naar iets in haar tas om te ruilen terwijl ze vertelde dat ze helemaal gek op knikkeren was, maar dat ze geen geld van haar ouders kreeg om die te kopen. Iedereen op school knikkerde maar zij kon niet meedoen. Het was geen verkoopspraatje meer, dit meende ze echt. Eindelijk kwam ze met haar meest kostbare verkoopsproduct te voorschijn; een bamboe fluit. Een teken voor mij dat ze de knikkers heel veel waard vond. Toch kon ze de fluit niet zomaar geven en zei dat ze bang was dat haar moeder boos zou worden. Ze stond zo te dubben over wat ze moest doen dat ze er rode wangen van kreeg. Uiteindelijk besloot ze niet te ruilen omdat ze te bang was voor wat haar moeder zou zeggen. Ik had natuurlijk inmiddels met haar te doen en zei dat ik het wist goed te maken. Als ze mij de fluit zou verkopen voor de prijs waarvoor zij hem had ingekocht, dan zou ik haar de knikkers gewoon geven. Hierdoor kon ze op op weg naar huis op de markt een nieuwe fluit kopen om te verkopen, waardoor haar moeder niks zou weten, maar ze moest er wel wat voor doen. Ik had een leuke fluit en zij had alsnog een zakje knikkers, iedereen blij. Ze wist niet hoe snel ze moest instemmen en ik kocht de fluit voor 30 dollarcent. Het kwam niet eens meer in haar op om me alsnog te veel te vragen, zo blij was ze met haar knikkers! Toen wij weg reden rende ze met ons mee terwijl ze riep “I will never forget you! Good luck in life!” Dat deed me wel wat, ik kreeg er kippenvel van.

Ta Som was de volgende tempel die wij wilde bezichtigen. In principe was het niks anders dan een poort, maar omdat er weer een boom overheen is gegroeid was het toch erg mooi om te zien. Inmiddels begon het licht te regenen dus spoedden wij ons terug naar de auto. Het was tijd om te lunchen en omdat het toch regende besloten wij naar een van de verste tempels te rijden die 20 kilometer naar het noorden lag. Onderweg maakte ik crackers met kaas voor de lunch.
Wij kwamen uit bij Banteay Srei, de meest versierde tempel van ze allemaal. Het beeldhouwwerk is inderdaad indrukwekkend.
Na deze tempel was het weer helemaal terug rijden naar Siem Reap waar wij nog twee tempels (Eastern Mebon en Pre Rup) hebben bezocht die ons deden denken aan de Maya tempels in Zuid America, dat wil zeggen, een hele lange trap omhoog, een toren op, waar bovenop een plateau is met uitzicht over de hele omgeving.

Inmiddels waren wij wel uit-ge-tempelt en wilde wij weer terug naar het hotel, maar op de terugweg kwamen wij langs Ta Prohm en vonden wij ergens de energie om toch nog een laatste tempel te bezichtigen. Het was namelijk de tempel waar sommige scenes van de film ‘Lara Croft - Thomb Raider’ werden opgenomen. Roger had de film gezien en wilde toch graag een kijkje nemen. Het was absoluut de moeite waard. De tempel is nog precies hoe ze hem hebben gevonden en het was super gaaf om te zien hoe de bomen door de muren van de tempel heen groeien. Dit was toch wel samen met de Bayon (tempel met de hoofden) onze favoriet.
Wij vonden onze tempeldag geweldig en een absolute aanrader om te bezichtigen. Het leuke is dat elke tempel compleet anders is van de vorige waardoor het niet gaat vervelen. Ook bleek de entree prijs ons achteraf mee te vallen omdat je zo veel tempels kan bezichtigen en wij het idee hadden dat ze goed werden onderhouden. Toch was voor ons 1 dag genoeg. Je hebt namelijk de mogelijkheid om een drie daagse of een weekpas te kopen, maar dat is aan ons niet besteed.
’s Avonds kwamen wij de andere weer in het hotel tegen en gingen wij met z’n achten uit eten.

De volgende dag was voor ons, Monique en Eugen weer een rustdag. Ad, Ad, Yvonne en Susan gingen inmiddels voor hun derde dag naar de tempels.

De dag erna stond een jungel tempel op het programma van Ad en Susan. Monique en Eugen konden mee in het minibusje en ook wij besloten ons bij hun aan te sluiten en reden met onze auto achter hun aan. De tempel ligt een stukje ten noord-oosten van Siem Reap en mooi tussen de bomen. Het is nog redelijk in de staat zoals hij gevonden is. Dit vonden wij allemaal een stuk mooier dan als ze de boel zouden restaureren.
Na een korte pauze reden wij naar de rand van het meer, Tonle Sap, waar Siem Reap aan ligt. Wij bezichtigde een dorp dat volledig op boten en palen is gebouwd. Hierdoor drijven de huizen mee met het stijgen en zaken van het water tijdens de regen- en het droogseizoen. Alles is op het water gebouwd, zoals een school en een medisch centrum.

Hierna volgde weer een aantal dagen rust. Ad was zo aardig om opnieuw mijn computer voor me te installeren. Mijn laptop had een kei (ja, ja, Ad en Susan zijn Brabanders!) van een virus erop zitten en het heeft Ad de hele dag geduurd, tot diep in de nacht, om alles weer draaiend te krijgen. Nu ziet mijn computer er helemaal gepimpt uit en werkt hij als een trein. Bedankt Ad!
Na acht dagen SiemReap was het toch eindelijk tijd voor ons om verder te gaan. Monique, Eugen, Ad, Susan, Ad en Yvonne besloten samen te reizen, langs het noorden van het meer. Roger en ik keerde terug om vervolgens het zuiden van het meer mee te pikken. Wij namen afscheid van elkaar en begonnen aan de weg naar Battambang. Het enige slechte stuk weg in Cambodja en wij kiezen ervoor om deze twee keer te rijden!

***
Terwijl ik dit volgend stuk schrijf zit ik op mijn tuinstoel aan de, door rode modder verkleurde Mekong River, in het noorden van Cambodja uit te kijken op een groep zoetwater dolfijnen die al de hele ochtend voor mijn neus op vis aan het jagen zijn. Een heerlijk rustig plekje waar wij een dagje rust houden. Kijk! Daar zie ik er net weer een!
***

Battambang:
Battambang is een van de plekken in Cambodja waar de Khmer Rouge veel verwoestingen heeft aangericht. Om dit te begrijpen moet ik even een kort stukje geschiedenis toelichten:
De Khmer Rouge is een groepering die in de jaren 70 de macht heeft gehad over Cambodja en in vier jaar tijd het voor elkaar heeft gekregen om, naar schatting, 1,7 miljoen landgenoten en buitenlanders gruwelijk uit te moorden, met voorafgaand aan hun nutteloze dood, een verschrikkelijke tijd van marteling. Zij wilde een onafhankelijke staat creeëren en om dat te bereiken moest iedereen de steden uit en als slaaf op het platte land gaan werken. Ze stelde ontiegelijk hoge eisen aan de hoeveelheid oogst dat van het land moest komen en dus al bij voorbaat een onmogelijke taak voor de bevolking om voor elkaar te krijgen. Geschoolde mensen waren overbodig en een bedreiging, dus werden deze gedood. Alles waardoor iemand uitblonk of waardoor ze macht zouden kunnen krijgen, zoals een talent, een godsdienst of erger nog, een familie, moest worden afgemaakt of opgebroken. Ze werden op een gegeven moment zelfs zo argwaanend dat ze hun eigen mensen gingen vermoorden omdat ze hun verdachten van een complot tegen het regime. Op de top van hun bewind werden er naar schatting zo’n 1000 mensen per dag vermoord en in massa graven gedumpt. Door een invasie van Vietnam, werden de praktijken van de Khmer Rouge in januari 1979 stop gezet. Je zou denken dat dit een verademing was voor de mensen, maar de Khmer Rouge had zoveel schade aangerit dat in de jaren na hun bewind duizenden mensen alsnog strieven, maar nu aan hongersnood. Nu probeerd Cambodja weer overeind te komen met behulp van de VN die sinds 1992 in dit land aanwezig is (en overigens allemaal met Toyota Land Cruisers rijdt!). Wat wij erg indrukwekkend vonden is het feit dat iedereen boven de dertig, deze verschrikkelijk angstige tijd heeft meegemaakt. Wij vroegen ons vaak af hoe het mogelijk is dat wij in dit land zoveel vrolijk lachende mensen hebben kunnen treffen, maar het blijkt wel weer dat de mens een fenominaal eigenschap heeft: ze kunnen ergens de moed vandaan halen om opnieuw te beginnen.

Wij kwamen ’s middags aan in Battambang, maar konden niet een mooie slaapplaats vinden, dus besloten wij naar een tempel te rijden, Wat Banan, die 15 kilometer ten zijden van de stad ligt. Een verschrikkelijke modderweg met duizenden gaten bracht ons bij het tempeltje waar wij om drie uur arriveerde. Wij zijn gelijk de drie honderd nog wat trappen opgelopen naar de tempel om deze dezelfde dag nog te bezichtigen. Het was weer een indrukwekkend bouwwerk. Daarna vroegen wij aan de toeristen politie of wij op de parkeerplaats mochten staan. Dat was geen probleem, dus reden wij een stukje van de tempel vandaan en maakte wij onszelf klaar voor de nacht. Gelijk sprongen ze op hun brommertje en kwamen naar ons toe. Ze vroegen of wij niet dichterbij hun konden komen staan, in verband met onze veiligheid… Eerst weigerde wij, maar al snel werd duidelijk dat ze in paniek waren omdat wij niet bij hun gingen staan dus pakte wij de boel weer in en zette de auto naast hun hutje neer (N12°57.063, E103°08.519). Wij waren net weer helemaal geïnstalleerd toen ze hun hutje op slot deden en op hun brommers stapte. “Waar gaan jullie heen?” vroeg ik verrast. “Naar huis,” zei een van de mannen, “wij zijn morgen om 8 uur weer terug”. Daar ging onze ‘veiligheid’, op zijn brommertje naar huis!

De tweede dag zijn wij binnendoor, via een modderweg, van Wat Banan naar Phnom Sampeau gereden, een stijle berg in het midden van een vlakte met een aantal grotten waar vroeger veel mensen door de Khmer Rouge zijn vermoord. Het was even een klim naar de top, maar het uitzicht was geweldig. Het was een beetje tegenstrijdig, want de grotten waren erg mooi, maar in een van de grotten liggen nog steeds de schedels van de mensen die daar vermoord zijn en dan wordt je weer met je neus op de feiten gedrukt dat het hier vroeger helemaal niet zo fijn was.

Wij reden terug naar Battambang en gingen op zoek naar de bamboetreinen die hier zouden rijden. Het zijn in principe vier ijzeren wieltjes waar ze een bamboeplank op leggen zodat ze goederen via de rails kunnen vervoeren. Als er een ‘echte’ trein aankomt, moet iedereen op het bamboeplankje mee helpen om de boel zo snel mogelijk van de rails te halen, zodat de trein kan passeren. Vervolgens laden ze weer alles op en vervolgen hun route. Wij hadden gelezen in de LP dat je voor 75 dollarcent een half uurtje mee mocht reizen. Dat vonden wij wel grappig en na een uur zoeken (niks staat in dit land angegeven en niemand spreek engels) kwamen wij eindelijk aan in het dorpje waar je deze kan bezigtigen. Toen wij aan iemand vroegen hoeveel het is om een stukje mee te rijden, was zijn antwoord tien dollar! Wij zijn de discussie niet eens meer aangegaan, draaide ons gewoon om en liepen weg. Hij riep ons nog achterna, maar wij hadden er geen zin meer in, al was het gratis geweest. Wij zijn het soms zo spuugzat om als wandelende geldboom te worden behandeld. In Cambodja hebben wij dit nu toe als ergste ervaren.

Kampong Chhnang:
Omdat het nog vroeg was, reden wij verder in de richting van Phnom Penh. Nadat het al donker was kwamen wij aan in het plaatsje Kampong Chhnang waar wij een fijn plekje bij een hotel vonden voor de nacht (Sokha Guesthouse: N12°14.991, E104°39.975). In eerste instantie wilde zij niet dat wij in de auto sliepen, en toen wij om uitleg vroegen werd ons medegedeeld dat het volgens hun niet veilig was in de stad. Wij antwoordde “ja, dat weten wij , daarom slapen wij graag in de auto, om al onze kostbare spullen goed in de gaten te houden”. Daar wist hij geen antwoord op te geven en toen mocht het wel.
In de buurt van Kampong Chhnang is een klein dorpje, Ondong Rossey, waar de pottenbakkers van Cambodja wonen. Wij reden naar het dorpje en inderdaad, iedereen die er woont, maakt iets van klei. Wij stopte bij een huisje en vroegen of wij even mee mochten kijken. Ze verstonden geen engels en met veel gegiechel werden wij door de werkplaats geleidt. Met een, waarschijnlijk aangeboren handigheid, knutselde een jong grietje in enkele minuten een mooi klein vaasje in elkaar van een homp klei. Wij klapte enthousiast, behoorlijk onder de indruk. Ze keek ons verbaasd aan en werd er verlegen van. Voor haar is het waarschijnlijk niks anders dan bijvoorbeeld een veter strikken.
Na nog een stop bij een gezin die grotere potten bakt, kwamen wij bij een verzamel punt van waaruit de gebakken potten naar de markt worden gebracht (N12°14.818, E104°38.023). Wij vroegen of wij even een kijkje mochten nemen en kochten voor een habbekrats een paar dingetjes. Later zagen wij ze in een toeristen winkel liggen voor 3 dollar per stuk. Wij hadden voor onze potten amper tien procent hiervan neergelegd!

Phnom Penh:
Die middag bereikte wij de hoofdstad, Phnom Pehn. Ik was jarig en dat moest gevierd worden! Wij zetten de auto wij een hotel in de tuin die midden in het centrum ligt, tegenover de Royal Palace (Ranakse Hotel: N11°33.815, E104°55.979). Het was wel duur, maar het ontbijt was inbegrepen en… het was feest.
Wij liepen het centrum in en gingen als eerste maar even de familie bellen met de mededeling: “tja, ik dacht bel maar, want ik ben jarig”. Zij konden mij natuurlijk zelf niet bereiken en ik had het vermoeden dat ze dat wel wilde.
Daarna nam Roger mij mee uiteten. Het werd mexicaans en wij hebben voor de eerste keer sinds ons vertrek weer eens nacho’s en tacco’s gegeten. Mmmmm!! Pilsje erbij en het feest was compleet. Voor mijn verjaardag heb ik van Roger een oplaadbare electrische muggen mepper gekregen (overigens vier dagen te laat) die ik echt geweldig vind! Met één druk op de knop spat alles wat vliegt uit elkaar. Ik voel me nu net de terminator als ik ’s avonds op jacht ga. Een echte ‘must have’ in de auto.

De volgende dag stond opnieuw in het teken van de Khmer Rouge. Als eerste zijn wij naar het Tuol Sleng Museum gegaan, een oude school die tijdens het regime als gevangenis en martel plek fungeerde. Alles is nog zoals ze het hadden omgebouwd en de marteltuigen liggen nog in de klaslokalen. De Khmer Rouge had perfecte reportage bijgehouden en van iedereen die daar gemarteld en vermoord is, waren foto’s gemaakt. Nu staan de zalen vol met borden waar alle foto’s op getoond worden. Het was behoorlijk indrukwekkend.
Er is een foto van een man zonder hemd aan. Omdat hij toch een nummer opgespeld moest hebben, was er een veiligheidsspeld door zijn huid op zijn borst geprikt! Je kon de tranen in zijn ogen zien, maar hij liet zichzelf niet kennen.
Het museum heeft veel indrukken achter gelaten. Het is moeilijk uit te drukken want woorden beschrijven niet de gruwelijkheid van de daden.

Hierna zijn wij naar de killing fields gereden waar de gevangenen naartoe werden gebracht om te vermoorden en begraven. In principe zie je niet veel meer dan de gaten in de grond die over zijn gebleven na het openen van de massagraven. In het midden hebben ze een gebouw neergezet, gemaakt van glas, waar ze al de schedels die ze hebben gevonden, tentoon hebben gestelt als herdenkings-symbool. Persoonlijk vonden wij dit niet gruwelijk om te zien, maar voor ons waren de schedels niet nodig om in te beelden hoeveel mensen vermoord zijn. Ik had liever gezien dat ze een mooi beeld hadden gemaakt en de schedels en boten hadden verbrand. Boeddhisten geloven namelijk dat een geest pas vrij is als het lichaam verbrand is, anders blijft de geest op de wereld rond zweven. Geef ze nu maar eindelijk hun verdiende rust.

’s Ochtends zijn wij in een van de vele koffie bars gaan internetten om Thailand 1 op de site te zetten en daarna zijn wij naar de tempel gereden waar de stad ze naam van heeft gekregen; Wat Pehn. Phnom betekend berg en inderdaad, er is in de stad een heuveltje (geen berg te bekennen!) met een tempeltje erop. Het was niet de moeite waard om te bezichtigen en toen wij boven kwamen moesten wij ook nog 1 dollar per persoon betalen om het ding te zien.
Aan het eind van de middag reden wij naar Lakeside om vanuit een restaurantje op het water de zonsondergang te zien. Dit was een tip van Anna, die hier een tijdje heeft gewoond, maar ze melde er ook bij om er verder niet te lang te blijven hangen. Ze had gelijk, de zonsondergang was prachtig op het water, maar daarna veranderde de buurt. Op weg naar de auto werden wij drie keer gestopt met de vraag of wij drugs wilde kopen. Het stikte er overigens van de backpackers…

Die nacht hebben wij de auto voor een hotel aan de rivier gezet. Wij hoefde de hotel niet te betalen, maar genoten wel van de veiligheid van hun bewaker. Het was een fijn rustig plekje (Voor het Imperial Hotel: N11°33.552, E104°56.255).

De volgende dag waren wij net bij de supermarkt geweest om inkopen te doen en wilde wij vertrekken uit Phnom Pehn toen wij Ad en Susan op straat tegen kwamen. Wij zette de auto langs de weg en kletste even bij over de afgelopen dagen. Zij waren op een Thaise visum aan het wachten bij de ambassade en toen ze deze hadden, stapte ze bij ons achterin en reden wij naar de plek waar zij met Monique en Eugen stonden (Naast de Royal Palace: N11°33.684, E104°55.941). Na een tijdje kwam de rest terug en zaten wij samen wat bij de auto’s te drinken. Zij gingen met z’n zessen uit eten, maar omdat wij net van de winkel kwamen maakte wij wat eten in de auto klaar.
Toen ze net weg waren verscheen een expat die even wilde weten wat wij daar met al die auto’s stonden te doen. Hij woonde al vijf jaar in PP en vertelde dat veel was veranderd de laatste tijd. Toen hij er net was komen wonen waren er maar een paar hoofdwegen geasfalteerd, de rest waren modder wegen. Verder stijgen de prijzen voor toeristen enorm, een tuk tuk die een half jaar geleden nog 1 dollar vroeg, kost je nu al twee. Wij hadden dit ook gemerkt, want in onze LP van feb 2008 stond geschreven dat de Royal Palace 3 USD pp kostte en toen wij het wilde bezichtigen was de prijs al 6 USD pp. Nou heeft de LP het wel vaker mis, maar dit is wel een behoorlijk verschil. Verder vertelde hij ons over de corruptie in het land en dat uit een onderzoek die afgelopen jaar is verricht, bleek Cambodja de op één na corrupste land van Azië. Myanmar stond op nummer 1. Daar hoef je volgens ons niet trots op te zijn. De expat vertrok binnenkort naar een ander land en was daar niet rouwig meer om. Dat had hij je een paar jaar geleden nooit gezegd.

Kratie:
’s Ochtends zeiden wij de andere overlanders opnieuw gedag en reden Roger en ik de stad uit richting het noorden. In een dag reden wij van Phnom Pehn naar Kratie waar wij wisten dat er zoetwater dolfijnen in de Mekong Rivier te zien zijn. Wij hadden een perfecte kampeerplek van Ad en Susan gekregen en kwamen in het donker aan op een veldje aan de rivier (1 kilometer ten noorden van kampi waar de bootjes te huur zijn: N12°36.959, E106°01.299). Zij vertelde dat het overbodig was om een bootje te huren, omdat de dolfijnen op deze plek vanaf de kant te bewonderen zijn. Ze hadden gelijk. ’s Ochtends vroeg bij zonsopgang ritste wij de tent open en konden vanuit ons bedje de dolfijnen zien jagen op hun ontbijt! Hier doen wij het voor! Dit zijn de momenten dat wij het meest genieten van de reis. En toen was het automatisch weer een rustdag. Als je zo’n perfecte plek vind, dan moet je wel een dag inleveren, dat staat vast!

De hele dag hebben wij gekeken naar de dolfijnen. Een van de meest bedreigde diersoorten in Azie. Ook hier heeft de Khmer Rouge schade aangericht, want tijdens hun bewind hebben ze duizenden dolfijnen gedood, Joost mag weten waarom. Wij vonden het super om de dieren te zien. Op een gegeven moment waren er vier verschillende tegelijk met een kleintje erbij. En dan maar een foto proberen te maken…dat is onbegonnen werk. Onze pogingen staan in het album.
’s Middags heb ik aan dit verhaal gewerkt en heeft Roger de smeerpunten onder de auto gevet. Inderdaad waren de toeristen boten regelmatig vanaf de kant in het water te zien. Ze zagen niks meer dan wij, eerder minder, want vanaf een hoogte waren de dieren veel beter te spotten. Ik denk dat menig telelens ons die dag in het vizier heeft gehad.

De volgende dag was het tijd voor ons om het land te verlaten. Wij vervolgde de weg richting de grens met Laos en voordat wij het wisten waren wij al bij de slagbomen aangekomen. Als eerste werden wij naar de customs gestuurd. Wij waren erg benieuwd of wij ermee weg zouden komen dat wij de customs gepasseerd waren toen wij het land in reden. De officier vroeg ons naar de papieren die wij natuurlijk niet konden overhandigden. Wij zeiden dat het carnet niet geldig was en dat wij daarom deze niet hadden laten stempelen, maar dat hij hem alsnog mocht stempelen als hij dat graag wilde. In eerste instantie wilde hij er niks van weten en stuurde ons terug naar Poipet(!) om de boel op te lossen. Dit was natuurlijk geen optie en dat wist hij ook. “Of je geeft mij 20 dollar en wij praten nergens meer over” zei hij toen. Over corruptie gesproken!! Wij gaven niet in en bleven beweren dat wij alle recht hadden om in hun land te reizen, aangezien wij legale auto papieren hadden. “Vijf dollar dan”, was zijn antwoord. Omdat wij wisten dat wij ook een beetje fout zaten en uiteindelijk blij waren dat wij er zo makkelijk vanaf kwamen, boden wij hem drie dollar aan. Dit accepteerde hij, wij kregen een stempel en alles was geregeld. Voor het eerst in onze hele reis hebben wij iemand omgekocht. Wij hebben gezworen dat nooit te doen omdat wij niks fout doen, maar in dit geval waren wij blij ermee weg te komen en in Cambodja kan dat dus. Onze les; altijd de carnet laten aftekenen, of het land hem ondersteunt of niet, dan heb je tenminste bewijs van invoering en daar is hij immers voor.
Bij de paspoort controle vroegen ze een dollar per paspoort voor het exit stempel. Deze keer lieten wij ons niet gek maken en zeiden dat deze procedure gewoonlijk gratis is. Wij hebben inmiddels genoeg grenzen gehad om te weten dat men niet voor een stempeltje hoeft te betalen. Zij moesten zelf erom lachen en na twee pogingen gaven zij het op en mochten wij alsnog door rijden.

22 november zijn wij de grens overgegaan naar Laos.

THAILAND 1: Bangkok, Ko Samet, Ko Chang, Ko Wai, Pattaya, Grens Cambodja


Grotere kaart weergeven


Bangkok:
Heerlijk, fantastisch, geweldig Thailand!! Wat een verademing om hier met ons vliegtuig te landen! Helaas was het net donker toen wij aan kwamen en hebben wij de eerste dag dus niet zo veel van onze nieuwe omgeving gezien. Het was wel weer even wennen om een land via de lucht te bereiken want via landgrenzen gaat de overgang van A naar B een stuk rustiger. Nu leek het alsof wij uit een tijdmachine stapte, terug de 21ste eeuw in.
Het duurde even voordat wij begrepen wat het gezoem in onze oren was: stilte! Dat hadden wij al heel lang niet meer waargenomen. Er werd nergens getoeterd, iedereen gebuikte hun richtingaanwijzer (voor de juiste beweging!) en ze bleven in hun eigen baan rijden. Wij juichte het uit met ons vieren in de taxi. “Yahoooooo, we’re back in civilisation!!!” En net toen ik ervan overtuigd was dat ik echt in de zevende hemel was beland zag ik ook nog een zeven-eleven (winkel die ik nog uit Canada kende, waar je alles kan kopen van telefoonkaarten tot tosti’s, geweldig!), kon mijn geluk niet meer op.

Samuel was al eerder in Bangkok geweest en wist dat Khao San Road dè plek was om te zijn. Hij had gelijk. Wij stapte uit de taxi aan het begin van de Khao San en wisten van gekkigheid niet waar wij moesten kijken. Koffie zaakjes, barretjes, winkels, restaurantjes, half naakte vrouwen (of waren het mannen?!) en overal toeristen. Met een glimlach van oor tot oor liepen wij door de straat naar het hotel die Samuel nog van de vorige keer kende (Siam Oriental Hotel). Ik denk dat wij vieren op dat moment de gelukkigste mensen ter aarde waren.
Gelijk dumpte wij onze spullen in het hotel en maakte ons klaar voor een lekker ouderwetse stapavond die begon met een heerlijke Thaise maaltijd. Al snel werd duidelijk dat de interesse van de heren meer uit ging naar het Thais schoon dan naar ons, dus haakte wij een paar uur later af en lieten de boys achter in een van de vele night clubs.

Twee dagen hebben in Bangkok wat van de stad gezien, onder andere de Lazy Buddah, de Golden Temple en het Paleis. Elke avond zochten wij weer naar een lekker restaurantje en liepen op en neer over de Khao San. (Aan te raden zijn de eettentjes: Thip Samai Noodle Shop, 313 Mahachai road, Samranrat Pranakorn. Een super tent met veel lokale waar je voor 40 Baht een heerlijk maaltijd voorgeschoteld krijgt. Of Ranee’s, 77 Trokmayom, Chakrapongse road, dicht bij Khao San, waar je de beste pizza’s en pasta kan krijgen die ik sinds Europa heb gegeten. Nederlandse eigenaar).

Op de tweede dag zijn wij ‘s middags naar het ziekenhuis gegaan voor mijn regelmatige checkup (moet om de 10 dagen mijn lever functies controleren en in Chittagong waren ze nog te hoog). Het ging er hier efficient aan toe en binnen een uur had ik de uitslag. Het zag er goed uit, maar ik moest rekenen op een volledig herstel periode van 3 tot 6 maanden! Balen! Ik voelde me nog geen honderd procent, maar ik hoopte er toch sneller boven op te zijn dan dat. Wel weer prettig om de stand van zaken te weten, maar zijn advies bleef nog altijd hetzelfde: rusten!
Aan het eind van de tweede dag besloten wij om met z’n vieren de volgende ochtend een minibus naar een eiland te nemen om een week op het strand te ontspannen. Wij gingen naar een reisbureau in de buurt van het hotel en regelde voor 350 Baht pp (7 euro) een bus en boot naar het eiland Ko Samet.

Ko Samet:
Ko Samet is het eiland die het meest in de buurt van Bangkok ligt en dus ook erg populair als weekend bestemming voor de stadsmensen. Na 5 uur rijden kwamen wij aan bij de boot, die ons in een half uurtje naar het eiland bracht. Het was nog vroeg, dus gooide wij onze rugzak op de rug en liepen langs de oostkust van het eiland op zoek naar een fijn hotel. Ik was nog eigenlijk te zwak om dit te doen maar ookal was het zwaar, het ging toch best goed.
Op Ko Samet heb je keus uit simpele guesthouses met rieten hutjes tot volledige 5 sterren hotels waar elke kamer zijn eigen jaccuzi en zwembad heeft! Het was dus even zoeken naar de geschikte plek. Na twee uur zoeken kwamen wij bij een kleine baai waar veel lokale mensen zaten (een teken dat het eten goed moet zijn!) en besloten wij daar een bungalow te huren (Ao Cho, N12° 33.443, E101° 27.176). Het was de goedkoopste optie op het eiland die wij konden vinden en het eten was inderdaad heerlijk!

De eerste ochtend zaten wij aan tafel voor het ontbijt. Roger had net spek met ei besteld toen er achter ons een luid protesterende knor galmde. Wij keken om naar een 200 kilo wegend grijze zeug met slagtanden! Een van de vele huisdieren van het hotel. Hij was zijn belediging echter snel vergeten want toen het eten kwam wist hij niet hoe dichtbij hij moest komen kruipen om een stukje mee te pikken, de kanibaal! Een 200 kilo wegend varken die tegen je been zit te duwen is overigens best intimiderend. ’s Avonds kwam hij achter de bar uit gewandeld en plofte zich naast ons in het zand. Wij gooide hem een stukje eten voor zijn neus maar daar wilde hij niks van weten. Meneer at namelijk alleen van een vork!

Wij hebben twee dagen genoten van dit bounty eiland. Veel gesnorkeld en wat rond het eiland gewandeld. Eén avond zijn wij gaan eten in de buurt-baai, Ao Wong Deuan, waar ik verse krab heb gegeten voor een habbe’krabs’ en Roger verse inkvis. Smullen!
Het snorkelen was leuk, maar het kon beter, dus zijn wij op de derde dag verhuisd van Ko Samet naar Ko Chang, een eiland 3 uur rijden van dit eiland vandaan.

Ko Chang:
In tegenstelling tot Ko Samet, is Ko Chang een groot eiland. Het eerste wat wij zagen was dat wij er met de auto hadden kunnen komen, want elke boot had er plek voor. Wij kwamen laat op het eiland aan omdat Roger en ik een aanvraag moesten doen voor een nieuwe carnet en dat die ochtend op het vaste land hebben geregeld. Wij namen een taxi (het was te ver om te lopen) naar een willekeurige lokatie en kwamen terecht bij het Blue Lagoon Resort aan Ko Khlong Prao, een super leuk plekje waar wij een eigen bungalow hadden met een veranda over het water.
Ko Chang was eigenlijk niet onze eindbestemming. Rondom dit grote eiland zijn vele kleinere eilanden met mooie koraalriffen. Wij waren op weg naar Ko Wai, maar besloten een dagje op Ko Chang te blijven om uit te rusten.
Wij stapte uit de taxi, met een Fransman, Patrik. Samen bookte wij in bij het Resort en gingen daarna met z’n vijfen eten in het ‘Euro restaurant’ langs de weg. Een klein restaurantje, langs de hoofdweg rondom het eiland, van een Belgische dame die lang geleden na een vakantie is blijven hangen en waar elk gerecht een euro kost. Het eten was voortreffelijk en de drankjes werden ons aangeboden door Patrik. Proost!
De volgende dag zijn Roger en ik met Patrik langs het strand gaan wandelen op zoek naar mooie snorkel plekjes. Helaas was er niks anders dan zand te zien en rondom de rotsen die wij vonden was het water erg troebel en het zicht bagger. Wij hadden in de gaten dat wij snel waren uitgekeken op dit eiland en spraken af samen met Samuel en Philippe de volgende ochtend de boot naar Ko Wai te nemen.

Ko Wai:
Om elf uur in de ochtend arriveerde onze boot op het strand van Ko Wai. Eindelijk waren wij beland op dat paradijselijk bounty eiland waar wij al zo lang naartoe leefden. Een piep klein eilandje met twee overnachtingsmogelijkheden; een luxe resort of een hutje op het strand zonder water of licht. Wij kozen natuurlijk voor het tweede (Ko Wai Paradise, N11° 54.299, E102°24.052). Voor ons hutje was een prachtig wit strand en een aantal meter in zee begon een koraalrif. Het stikte er van de vissen en Roger en ik waren niet uit het water te slaan. Naast de honderden siervisjes, nimo’s en zeeanemonen die wij hebben gezien, kwamen wij onder water ook een joekel van een tonijn, een blauwe rog en twee zeepaardjes tegen. Aan het eind van de eerste dag kwamen wij gerimpeld en wel het water uit.

Op de tweede dag hebben wij een kayak gehuurd om het eiland mee rond te peddelen. Toen bleek het eiland toch wat groter dan gedacht want wij kwamen pas drie uur later, uitgedroogd en verbrand terug bij ons strandje. Dat was een beetje te veel van het goede geweest voor mij en de rest van de dag hebben wij rustig aan gedaan.

Na drie dagen genieten was het tijd voor ons om terug te gaan naar Bangkok. Onze auto zou twee dagen later aankomen in de haven en wij wilde alles van tevoren geregeld hebben zodat wij hem gelijk uit de container konden halen. Helaas kwam de auto drie dagen te laat en zijn wij dus vijf dagen te vroeg terug naar Bangkok gegaan. Ach ja, als je alles van tevoren weet…

Bangkok 2:
’s Ochtends werden wij door een speedboot opgehaald van het eiland en in een rotvaart naar het vaste land gebracht. Daar pakte wij een lokale bus en zes uur later kwamen wij aan bij het busstation in Bangkok. Een Canadees met zijn vriendin vroegen of wij een taxi met hun wilde delen en namen ons mee naar hun hotel op de Pra Athit Road, (New Merry v. Guesthouse, 18-20 Pra Athit rd.). Roger en ik vonden het allang prima. Het hotel op de Khao San Road was erg centraal, maar niks om over naar huis te schrijven. Dan maar een paar straten verder, maar iets meer comfort. Het was een heerlijk hotel en wij zijn hier gebleven tot wij eindelijk de auto weer hadden.

Twee dagen zijn wij bezig geweest met het zoeken naar een customsbrooker, prijzen af te spreken en een bezoekje aan het verschepingsbedrijf. Toen dat allemaal klaar was hoefde wij alleen nog maar op de boot te wachten.

In de tussentijd zijn wij een dagje naar China town gegaan. Vanuit ons hotel konden wij een boot over de rivier nemen naar verschillende punten in de stad, waaronder China town. Het was fantastisch om doorheen te lopen. Alles wat jij je maar kan bedenken is in Chinatown to krijgen en alles is namaak. Van tassen tot jassen, voor ieder wat wils. Je kan heerlijk een paar uur verdwalen in de vele steegjes en straatjes met allemaal dezefde winkeltjes met dezelfde troep. Geweldig!

24 oktober mochten wij eindlijk onze auto ophalen!!!!

Na alle papierwerk reden wij met een auto van de customsbrooker naar de container. Wat vonden wij het spannend! Met kloppend hart naderde wij de container. Samuel pakte de betonschaar van een havenmedewerker en knipte vol enthousiasme de zegel eraf. De deuren werden geopend en daar stond hij dan, ons kindje! Hij had zich netjes gedragen want ook de Land Rover leefde nog (alhoewel ze met de kont naar elkaar toe stonden dus gezellig is anders). Roger had nog gegrapt dat wij misschien drie kleine Roof-Cruisers zouden aantreffen als wij de deuren opende, maar die van de Zwitsers bleek ook een jongen te zijn, dus dat was niet aan de orde.
Wij duwde de auto in zijn vrij uit de container omdat er benzine dampen hongen van de Rover, maar eenmaal buiten draaide Roger de sleutel om en hij liep! Wij reden de auto naar een verzamelplaats waar het chassis- en motornummer gecontroleerd werden terwijl wij de banden weer oppompte. Alles werd goedgekeurd en aan het eind van de middag reden wij achter elkaar aan de haven uit. Als eerste stopte wij bij een tankstation om ze eens even goed te laten wassen waarna wij glimmend en wel richting het centrum reden.
Weer moesten wij van hotel veranderen omdat wij nu een hotel nodig hadden met parkeerplaats. Wij hadden in de dagen ervoor een geschikte plek gevonden in de buurt van het vorige hotel en reden er nu naartoe (Rajata Hotel, Samsen Soi 6, Banglampoo, Bangkok). Het was heerlijk om weer zelf achter het stuur te zitten en toen bleek het Thais verkeer toch iets minder geordend dan hoe wij het in een taxi hadden ervaren. Ze rijden wel in de banen, maar wisselen continue van baan om zo snel mogelijk door de stad te komen. Elke dag zijn wij wat met de auto gaan rijden naar een super markt of een winkelcentrum, maar al gauw kwamen wij erachter dat er niks leuks is aan rijden in Bangkok. Het verkeer is zo druk dat je vaker stil staat dan rijdt en het duurt uren om van de ene kant naar de ander te komen.

Na een paar dagen zijn wij gewisseld naar een fijner hotel aan de andere kant van de straat waar wij hebben geslapen tot wij Bangkok verlieten (Nakorn Pink Hotel, Samsen Soi 6, Samsen road, Pranakorn, Bangkok). Het liefst waren wij gelijk vertrokken, maar wij waren nog aan het wachten op ons nieuwe Carnet die elk moment in Bangkok kon arriveren, dus hadden wij nog wat dagen te gaan.

In het weekend zijn wij met de jongens naar de weekend market gegaan. Het deed ons een beetje aan de Luikse zondagsmarkt denken met verschillende dieren te koop zoals slangen, vissen en krokodilen, maar ook heel veel puppies en konijntjes. Het was best zielig om te zien en Roger moest me tegen houden om niet de hele markt leeg te kopen. Zij behandelen de dieren alsof het poppen zijn en elk beestje krijgt op maat gemaakte kleertjes aan! Vooral de chiwawa’s waren erg in trek en binnen de markt zagen wij regelmatig iemand lopen met een net gekochtte chiwawa puppie die nieuwe kleertjes aan kreeg. Vreselijk!

In de tussen tijd hadden wij kontact gehad met Thomas en Sylvie, een koppel uit Zwitserland die wij uit Amritsar kende. Zij waren India ook zat en waren inmiddels hun auto vanaf Chennai naar Bangkok aan het verschepen. Ook zij waren eerst naar een eiland gegaan om uit te rusten een paar dagen nadat wij onze auto hadden, arriveerde zij terug in Bangkok om hun auto op te halen. Met z’n zessen gingen wij een paar keer uit eten en het was leuk om te horen wat zij allemaal in de tussentijd hadden beleeft.

Na lang wachten arriveerde eindlijk ons nieuwe Carnet en konden wij Bangkok verlaten. Het enige probleem was dat wij inmiddels al zo lang in Thailand waren dat ons visum bijna verlopen was dus zat er niks anders op dan richting de grens met Cambodja te rijden. Onze laatste drie dagen wilde wij aan het strand spenderen en na nog de laatste inkopen bij de Carrefour te doen, reden ’s middags weg uit Bangkok richting het zuid oosten. Twee uur later kwamen aan in het kust plaatsje, Pattaya

Pattaya:
Toen wij aan kwamen in Pattaya was het al donker. Dat maakt het altijd een stuk moeilijker om een geschikte slaapplaats te vinden. We hebben een uur door de stad gereden van het ene strand naar de andere en kwamen uiteindelijk uit bij Jomtien Beach. Hier vonden wij een perfecte plek op een bewaakte parkeerplaats voor het strand. Er was een douche en toilet, dus een ideale plek om te kamperen (N12°53.951, E100°51.967).

Pattaya is een beetje het Phuket van het noorden, dat wil zeggen, vele bars, restaurantjes en toerisme. Wij stonden op een rustig plekje, maar konden van daaruit lopend naar het uitgaansleven toe en met een jeep voor een paar cent naar Walking Street in het centrum zelf. Walking street is een attractiepark in zichzelf. De volgende avond zijn wij er doorheen gelopen en hebben onze ogen uitgekeken! Overal go-go bars, strip tenten en half naakte vrouwen die aan een paal of op een blok verleidelijk stonden te dansen. Dit is dus de plek waar je moet zijn voor het bekende sex-toerisme. Ook voor de homo’s is dit een paradijs want tussen al het vrouwelijk schoon stond een ander soort vrouwelijk schoon haar/zijn heupen te wiegen op populaire deuntjes; de lady-boys! Vooral de Russen waren hier in grote getalen aanwezig… In elk restaurantje waar wij langs liepen zaten een of meer (meestal meer) gerimpelde grijze hopeloos verliefde oude lullen te kwijlen over hun pas gevonden jong Thaise schoonheid, waar het vrouw of man, vaak maakte het volgens ons niks uit. Wij hadden bijna de neiging om slabbertjes uit te gaan delen!

De twee dagen dat wij er waren hebben wij op het strand doorgebracht, recht voor de auto. Onze auto was natuurlijk een interessant voorwerp omdat er ook de nodige Nederlandse toeristen aanwezig waren. Regelmatig hoorde wij de kreet: “Jullie zijn toch niet helemaal komen rijden hè?!” , waarna wij konden uitleggen hoe wij er waren gekomen, hoe lang wij hadden gereden en wat wij allemaal hadden meegemaakt. Een lokale man had erg met ons te doen. Hij heeft een paar pogingen gedaan om ons naar het plaatselijke Boeddhistisch tempel te verwijzen waar wij gratis konden slapen, eten en drinken. Wij probeerde hem dan weer uit te leggen dat wij hier vrijwillig stonden en het nog fijn vonden ook, maar dat kon hij niet geloven. Toen hij realiseerde dat wij nergens naar toe gingen kwam hij ons maar elke ochtend zelf vers fruit en water brengen. Ze hadden dit dus duidelijk niet eerder meegemaakt.

Op de tweede dag zijn wij wat gaan wandelen over het strand richting het centrum. Na een paar honderd meter begon het ons op te vallen dat er nergens meer vrouwen waren op het strand en dat de oude lullen nu allemaal, in plaats van een jong grietje, een jong Thais ventje naast hun op het handdoekje hadden zitten. Wij hadden het homo strand gevonden. Later zagen wij in de LP dat dit strand erom bekend stond, ze hadden gelijk.

Op weg naar Cambodja:
Het was zover, wij moesten het land verlaten. Je kan namelijk moeilijk je visum verlengen dus er zit niks anders op dan de grens over te gaan. Wij reden naar Aranya Prathet en haalde alvast de Cambodjaanse visum bij het consulaat in het dorp (N13°40.040, E102°32.271) voor 1000 Baht pp omdat wij wisten dat ze je op de grens proberen af te zetten door je het dubbele te vragen. Het visum was binnen tien minuten geregeld. Wij wilde pas ’s ochtends vroeg de grens over dus zochten we naar een geschikte plek om te overnachten. Wij vonden een mooi, rustig plekje langs de rivier bij een dam (N13°40.108, E102°31.408), hebben daar onze laatste eten van de Carrefour gekookt en zijn toen vroeg naar bed gegaan.

Grensovergang:
De grensovergang ging aan de kant van Thailand heel soepel. Het was wel erg druk bij het paspoort gedeelte, met toeristen die even het land uit moesten om vervolgens er weer in te gaan en met toer groepen op weg naar Angkor Wat in Cambodja. Het papierwerk voor de auto ging heel makkelijk en binnen een uur reden Thailand uit en Cambodja in.

6 november reden wij de grens over naar Cambodja.

VERSCHEPING: Chittagong, Bangladesh naar Bangkok, Thailand


Grotere kaart weergeven


In het algemeen was de verscheping erg makkelijk en goedkoop. In vergelijking met de verhalen van verschepingen vanuit India, mogen wij niet klachten.
Hier is onze ervaring in oktober 2008.


CHITTAGONG
Verschepingsbedrijf:
PIL:
Contact person: Mr. Jakir Hossen
Isphahani Builing, 3de verdieping
Sheikh Mujib Raod, Agrabad C/A
Chittagong
tel: 713301, 713306, 727791
gps: N 22˚19.434 - E 91° 48.737

Kosten voor een 20 ft container:
- Naar Singapore – USD 220 (bij Maesk vroegen ze USD 450)
- Naar Maleisie – USD 350 (bij Maesk vroegen ze USD 550)
- Naar Thailand – USD 350 (bij Maesk vroegen ze USD 750)
Een 40 ft container kost in alle gevallen precies het dubbele.

Deze kosten zijn inclusief:
- De container
- Verscheping
- VAT
- Bill of Lading (BOL)
- Loading en stuffing van de container op de boot

(mocht je toch liever bij Maesk langs gaan dan moet je naar het bedrijf in Dhaka want in Chittagong wordt alleen de import geregeld).

Customsbrooker:
Deze is onafhankelijk van het verschepingsbedrijf. De customsbrooker waar PIL mee werkt is Mr. Ahsan.

A2Z International, customsbrooker:
M. Ahsan
Progressive Tower (Mezzanine Floor)
1837 Sk. Mujib Road, Agrabad
Chittagong
Tel: 810541 / 810342
mobiel: 0189 – 320833
gps: N 22˚19.722 - E 91˚48.710

Wij hebben bij meerdere bedrijven een offerte aangevraagd maar hij was toch de goedkoopste.
De kosten zijn voor het volgende:
- Lashing (auto vast zetten in de container)
- Customs
- Off doc werkzaamheden (dwz de container staat eerst in een depot en moet daarna naar de boot worden gebracht).

Mr. Ahsan vroeg hier eerst Tk 15,000 voor (op het moment van schrijven was Tk 100 gelijk aan € 1). Wij hebben af kunnen pingelen tot Tk 8,000 toen wij nog alleen waren. Toen wij terug kwamen met een tweede auto hebben wij het verder kunnen laten zaken tot Tk 6,000 per auto, omdat hij maar één keer naar het customskantoor hoefde te gaan.

Customs:
Voor het customs werk wilde hij Tk 5,000. Wij zijn zelf naar het customsbureau gegaan (N 22˚18.741 - E 91˚47.918) om onszelf deze kosten te besparen, maar het was niet mogelijk om zelf het carnet te regelen omdat ze een brief nodig hebben van een geregistreerd customs brooker. Helaas.

Lashing:
Ook hebben wij de prijs kunnen beperken doordat wij ervoor kozen om de auto zelf in de container vast te zetten (lashing). Eerst wilde hij hier niks van weten, maar met wat geduld en stelligheid gaf hij uiteindelijk in. Dit is overigens aan te raden. De auto wordt anders ‘op zijn Bangladesh’ vastgezet, dwz met een korreltje zout.
Om de auto’s vast te zetten hebben wij ze met de achterkant naar elkaar toe de container ingereden (zie foto’s). Wij hadden ieder een lier aan de voorkant die wij gebruikte om de auto’s voor vast te zetten. Verder hebben wij met 1 grote spanband om de chassis heen, de zijkanten vast gezet. Achter zaten de twee auto’s aan elkaar vast met een sleepkabel. Verderhebben wij hout blokken op maat laten zagen en tussen de wielen en de zijkant van de container gedaan en toen de banden iets afgelaten zodat het hout vast zat. Alle spanbanden en de lier hadden wij bij ons. Het hout was zeer makkelijk in de buurt van de treinrails aan het eind van de straat waar PIL zit, te regelen voor 2 a 3 euro.

Bestemming kiezen:
Wij hebben ervoor gekozen om te verschepen naar Thailand, ondanks dat Singapore US 100 goedkoper is om verschillende redenen:
- Er zijn directe vluchten van Chittagong naar Bangkok, voor Singapore moet je eerst met de trein naar Dhaka. Dit is overigens niet duur.
- De vluchten naar Bangkok zijn goedkoper dan de vluchten naar Singapore. De goedkoopste optie is om vanaf Kalkutta te vliegen maar daar hadden wij geen zin in.
- Onze route gaat van Thailand naar Cambodja, Laos, Thailand en verder naar het zuiden richting Australië. Als wij naar Singapore zouden verschepen zouden wij op en neer moeten rijden en de uitgave aan diesel is dan hoger dan de US 100 die wij met de verscheping zouden besparen.
- Er mogen in Singapore alleen auto’s rijden die jonger dan 4 jaar zijn. Wij hebben van anderen gehoord dat ze vanuit de haven de auto op een vrachtwagen moesten zetten om deze de 30 kilometer naar de grens toe te rijden. Hier zijn natuurlijk ook hogere kosten aan verbonden. Wij hebben dit alleen van horen zeggen, dus om dit precies te weten zou je contact op moeten nemen met PIL in Singapore. Wij weten dat een Nederlands koppel hun toyota landcruiser naar Singapore hebben verscheept en hebben hier verder niks op hun site over gelezen dus misschien valt het mee (http://www.landcruising.nl).
- Voor zover dat wij hebben kunnen achterhalen zijn de kosten van de haven in Singapore en Bangkok nagenoeg gelijk.
- Wij wisten dat de verscheping zo’n tien dagen zou duren en wilde deze tijd gebruiken om naar een aantal eilandjes voor de Thaise kust te gaan waar wij niet met de auto naartoe zouden kunnen. In Singapore was dit geen optie geweest.
- Onze vlucht kostte USD 288 pp (Thai airways).
- Enige nadeel is dat het schip wordt gelost en opnieuw geladen in Singapore. Wij hadden er wel vertrouwen in dat het in Singapore goed zou gaan, maar het blijft toch spannend.

Kosten van de verscheping in Chittagong op een rijtje:
- Tk 6.000 = USD 78 (customs)
- USD 350,00 (verscheping)
- USD 288,00 x 2 = USD 576,00 (vlucht)
Totaal: USD 1004,00 (ongeveer € 700)



BANGKOK
Verschepingsbedrijf:
PIL:
Contact persoon: Mrs. B. Pasara
EML Building (Eastern Maritime Ltd.)
Rama IV road (in de buurt van de Carrefour en de haven. Taxi kost zo’n 100 Baht vanaf Ko San Road)
Klong Toey
Bangkok
Tel: 02240110 (29)
Gps: N 13° 42.776 – E 100° 34.913

Eigenlijk heb je niet veel meer met het verschepingsbedrijf te maken als je eenmaal op lokatie bent. Er zijn nog wat kosten die betaald moeten worden:
- Terminal handeling charges (THC)
- Unstuffing (de container van het schip af halen)
- CFS (dit zijn de kosten om je auto in thailand te krijgen)
- Delivery Order (D/O, het papiertje dat je nodig hebt om je auto op te halen)

Dit zijn vaste kosten en niet over te onderhandelen. Je krijgt hier ook netjes een bonnetje voor.
Ook hier is de customsbrooker een onafhankelijk persoon. Wij werden gestuurd naar het volgend adres:

Customsbrooker van PIL:
Transport Management
Contact person: Mr. Somsak Sakulsupij
Sirinrat Building, 25ste verdieping
Rama IV road (dichtbij PIL, tegenover Channel 3 tv gebouw)
Klongton, Klong Toey
Bangkok 10110
Tel: (66) 02 6724747 email: logistics@logis-provider.com of transport@cscoms.com
Gps: N 13° 43.034 – E 100° 34.238

Wij vonden deze man te duur. Hij vroeg ons 15.000 Baht voor de customs en 3.000 Baht voor de haven kosten. Het was echter wel een sympathieke man en als wij eerder hadden geweten de customs zelf te kunnen regelen waren wij met hem in zee gegaan.

Via de Zwitserse ambassade kwamen wij in kontact met het volgend bedrijf, die wij gebruikt hebben als customsbrooker.

Panalpina:
Contactpersoon: Mrs. Pornkamol Jaruganon
Hetzelfde adres als de customsbrooker hierboven maar dan op de 14de verdieping.
Hier zitten overigens veel verschepingsbedrijven.
Tel: +66 (2) 3486000 ext. 6180 mobiel: +66 (81) 4951313 email:pornkamol.jaruganon@panalpina.com.

Persoonlijk zouden wij nooit meer kiezen voor dit bedrijf. Ze hebben ons veel dingen beloofd (onder andere een eerlijke prijs) en hebben niks waargemaakt. Wij raden iedereen af om hier naar toe te gaan. Wij hadden er meer zorgen mee dan voordeel.

De customsbrooker regelt het volgende:
- Customs (incl. service en VAT)
- Terminal charge (TC. Dit is anders dan THC van het verschepingsbedrijf)
- Evnt. storage kosten als de auto langer dan 3 dagen in de haven staat
- Unlashing (dit deden wij zelf)
- Gate charge (kosten om je auto uit de have te rijden, dit gaat per m³.
- Overige kosten in de haven zoals fire hazard?!

Het is totaal overbodig om de customs procedure door een customs brooker te laten verrichten. Er zijn geen speciale papieren nodig om dit te doen en wij raden dus iedereen aan om zelf naar het customs kantoor te gaan om de carnet en dergelijke te regelen. Dat spaart je 15.000 Baht.

Customs Building:
Contact person: Mrs. Lawan Tel: 022492314
H-building, 3e verdieping.
Als je binnen komt loop je links om de cassiers heen naar een kantoor aan de rechter kant bij de kopiermachine. Mw Lawan zit achter in het kantoor rechts bij het raam. Zij regelt alles voor je. Wel heb je kopieen nodig van:
- Paspoort
- Carnet
- Rijbewijs
- Auto papieren
Deze zijn buiten het kantoor te kopieren.
Gps: N 13° 42.719 – E 100° 33.847

Kosten van de verscheping in Bangkok op een rijtje:
PIL:
- Document fees in de haven = 500 Baht per auto (met bon)
- Unstuffing charges = 3.500 Baht (voor een 40ft container, dus 1.750 B per auto)
- THC = 3.900 Baht (voor een 40 ft container, dus 1.950 per auto)
- Container move to depot = 1.500 Baht (voor een 40 ft container, dus 750 per auto)
Customsbrooker:
- Customs clearance = 5.500 Baht per auto
- Service charge = 1.500 Baht per auto
- 7 % VAT = 609,39 Baht per auto
- Gate charge = 1.605 Baht (onze auto was iets groter dan de land rover)
- Fire controle service = 100 Baht per auto

Totaal: 14,264.39 Baht (ongeveer € 285)

Kosten verscheping totaal:
= € 985 (inclusief twee vluchten Chittagong - Bangladesh)


Onze ervaringen:
- Uiteindelijk was het wel gezellig om met twee auto’s te verschepen, maar de kosten die dit ons bespaard heeft waren te verwaarlozen.
- Bangladesh was een prettig en makkelijk land om in te rijden en de verscheping was makkelijk geregeld. PIL had vaker met overlanders te maken gehad en alles was duidelijk. Er is wel veel ruimte om met de customsbrooker te onderhandelen.
- De customs procedure in Thailand is gratis. De customsbrooker laat je denken dat hij 5000 Baht moet betalen voor het ‘papierwerk’. Dit klopt niet. Wij hebben het goed nagevraagd en het kost niks. Je kan dit dus beter zelf doen.
- Betaal achteraf of de helft eerst en de rest later. Dan heb je nog wat invloed, mocht je het nodig hebben.
- Verschepen is altijd hectisch en spannend. Uiteindelijk kunnen wij terug kijken en zeggen dat het ons is meegevallen, maar dat is altijd achteraf.

Ik hoop dat men wat met de informatie kan en ik wens iedereen een efficient en goed(kope) verscheping toe!

BANGLADESH: Bari Muri, Rangpur, Dhaka, Chittagong


View Larger Map


In het algemeen:
Als je denkt dat je alles heb gehad en alles hebt gezien en je denkt dat niks erger kan zijn dan India, dan ben je nog niet in Bangladesh geweest! Bangladesh is in sommige opzichten India in het kwadraat,

Op zich hadden wij een perfecte grensovergang gekozen. Helemaal in het noorden van het land in the middel of nowhere waar niemand een auto heeft. De eerste dag kwamen wij niks anders op de weg tegen dan een klein aantal fietsen en voetgangers. De wegen waren goed en recht dus voor het eerst in een lange tijd konden wij weer eens flink door rijden. Onze eerste indruk van Bangladesh was zeer positief. Prachtig landschap en vooral geen rotzooi. Dat viel gelijk op na India, maar wij realiseerde dat de reden hiervan was dat dit land een van de armste ter wereld is en de mensen geen rotzooi hebben omdat ze het geld niet hebben om verpakte dingen te kopen. Zeker niet omdat ze zo milieubewust zijn. De tijd zal leren of dit zo blijft, maar wij zien het somber in want het resultaat van rijkdom was weer al te duidelijk aanwezig in Dhaka, de hoofdstad.

Rangpur:
De eerste dag was het onze bedoeling om Rangpur te bereiken. Dat is ook gelukt. Tegen het eind van de middag kwamen wij aan in Rangpur. Wij waren een beetje huiverig omdat het weer een nieuw land is en een nieuwe stad is altijd even afwachten hoe het verkeer zal zijn. De verhalen die wij hadden gehoord en gelezen over het verkeer in Bangladesh waren rampzalig, dus wij waren op het ergste voorbereidt. Wij waren dus ook blij verrast toen bleek dat er alleen maar fietsen deelnemen in het verkeer in Rangpur. Eerst dachten wij dat er geen auto’s in de stad mochten rijden of dat het autoloze zondag was of zo, maar al snel werd duidelijk dat men hier gewoon geen auto kan betalen. De enige die hier rond reden was de politie en natuurlijk in een… Landcruiser! Voor het eerst sinds Pakistan zagen wij onze auto weer overal rijden. Wij vroegen aan iemand hoe dat kon en er bleek goede import overeenkomsten te zijn tussen Azië en Bangladesh, met als resultaat dat je hier weer ‘echte’ automerken ziet rijden. “Niet dat B-merk Tata spul uit India” zei de man, “hier houden wij van het echte werk”. Wij knikt enthousiast, wij waren er wel mee eens.

In Rangpur klopte wij aan bij een government guesthouse, (RDRS Rangpur, N25º45.600, E089º14.514) De eigenaar was erg enthousiast over onze reis en vertelde dat er wel eens eerder overlanders waren geweest. Wij mocht gratis staan en gebruik maken van douche en toilet. Het was een warm welkom in dit nieuw land.

Bangladesh is hoofdzakelijk Islamitisch en de gastvrijheid die daarmee gepaard gaat was gelijk te merken. In vroegere tijden was het onderdeel van India, maar toen India de moslims een eigen land gaven, kregen ze Pakistan en Oost Pakistan. Oost Pakistan heet tegenwoordig Bangladesh. De Indiërs wisten wel wat ze weg gaven, want Bangladesh is de grootste rivierdelta ter wereld. Uiteraard prachtig, maar met de vervelende bijkomstigheid dat elk jaar drie kwart van het land onder water komt te staan in het regenseizoen.
Als je door het land heen rijdt, rij je op een weg die op een dijk is gebouwd. De rest van het land ligt onder water. Er wordt dus ook volop rijst geteeld, een ideaal gewas voor zo’n land.

’s Avonds kregen wij onze eerste introductie aan Bangladesh eten en het was heerlijk. Weer de bekende curry’s en daal, maar met een stuk minder kruiden waardoor het wat milder van smaak is. Dit vonden wij heerlijk, want in India waren wij een beetje ‘over-spiced’ en konden even geen cardamon, kruidnagel of kaneel meer zien! Wij mochten gratis gebruik maken van hun internet en na wat mailtjes te hebben gelezen en een fijne douche gingen wij moe en voldaan slapen.

Dhaka:
De volgende dag stond Dhaka, de hoofdstad, op de planning. Al snel werd duidelijk dat het rustige noorden geen actueel beeld schetste van Bangladesh. Met elke kilometer dat wij dichterbij de hoofdstad kwamen werd de weg alsmaar drukker. Er verschenen bussen en vrachtwagens en uiteindelijk ook personenauto’s. Wij dachten in India alles op slecht verkeer gebied te hebben gezien. Niet dus. Neem het kamikaze, roekeloos rijden van een Indiër (vergeet niet dat een Bangladeshi toch echt nog genen heeft van een Indiër) en geef hem dan een perfecte, kaarsrechte weg en een spik splinter nieuwe Mercedes bus onder zijn reet en je krijgt een recepie for disaster. Hiermee reden ze niet alleen slecht maar nu ook kei hard. Een Tata vrachtwagen of een blueliner bus uit India behaalt dit soort snelheden gewoon niet, daar zijn ze niet toe in staat. Een Mercedes of Toyota daarentegen heeft hier geen moeite mee. De bussen schoten van alle kanten langs ons heen en het was weer eens ouderwets levensgevaarlijk op de weg, dat wil zeggen, vloek en scheld werk!

Het tweede probleem van Bangladesh is al dat water met amper bruggen om de rivier over te steken. Er zijn verschillende mogelijkheden om met een car ferry de rivieren over te steken, maar elk jaar zinken tien tallen van deze boten door slecht onderhoud of overbelasting, met alle slachtoffers van dien. Geen haar op ons hoofd dus die eraan dacht om een boot te pakken. Wij reden nog liever om naar een brug. Gelukkig lag de grote brug die wij moesten hebben op onze route en was omrijden voor ons niet nodig.

Tegen het eind van de middag arriveerde wij in Dhaka. Ook hier hadden wij spookverhalen over het verkeer gehoord maar eerlijk gezegd viel het ons alles mee. Misschien raak je toch gewend aan de chaos. De stad was vol met fietsriksjas en dat was op zich prettig omdat daardoor het allemaal een stuk langzamer ging en wij rustig de weg konden zoeken.
Wij reden naar een aantal hotels die ons allemaal alleen in de auto zouden laten slapen als wij een kamer zouden huren. Dat was voor ons geen optie want ondanks dat het een arm land is, een hotel kamer was rond de 50 US dollar.
Toen het alweer donker was belandde wij bij het Asia Pacific Hotel (N23º48.066, E090º25.310). Weer kregen wij nee als antwoord, maar na een beetje aandringen mochten wij buiten het hotel op straat parkeren en gebruik maken van een toilet. Het was een rustige buurt en al laat dus stemde wij in.

De volgende dag wilde wij Chittagong bereiken. Het was onze bedoeling om vanaf Chittagong naar ergens in Oost Azie te verschepen. Wij hadden gekozen om zo snel mogelijk naar het oosten te gaan. Wij waren inmiddels een beetje klaar met dit gebied en hebben dus geen tijd uitgetrokken om het land verder te bezichtigen. Daarbij lokte de prachtige stranden van Thailand ons.

Chittagong:
Na zes uur rijden op een van de gevaarlijkste wegen van de wereld (als je de LP moet geloven, maar wij kunnen dit niet beamen) kwamen wij aan in Chittagong. Kleiner dan de hoofdstad met een paar miljoen mensen minder, had het bijna de uitstraling van een dorp. We hadden een paar waypoints en adressen dus wisten ongeveer waar we moesten zijn. Chittagong heeft maar een paar grote hotels met parkeerplaats en de eerste waar wij gingen vragen was het Agrabad hotel. Ook hier moesten wij een kamer huren als wij op de parkeerplaats wilde staan, maar de kamers hier kostte 200 US dollar. Omdat wij steeds weigerde kregen wij de prijs tot zo laag als 80 dollar, maar het was nog steeds voor ons geen optie. Wij hebben het bij een aantal hotels in de buurt gevraagd maar kregen steeds hetzelfde antwoord. Op een gegeven moment kwam wij langs een YMCA, maar toen wij het parkeerterrein wilde oprijden deden ze snel de hekken dicht. Wij mochten daar niet blijven want wij waren blank en moesten maar een duurder hotel uitzoeken! Ben je dus in een super arm land waar je een kamer voor een paar euro kan krijgen, maar omdat je blank bent mag je hem niet huren!

Dit is iets dat wij meerdere malen op onze reis hebben meegemaakt. Landen zoals India, Nepal en blijkbaar ook Bangladesh zijn spotgoedkoop, maar alleen als je een bewooner van het land zelf bent. Zodra ze een blank velletje zien ben je de lul. Roger kon er nog wel eens mee weg komen dat hij een lokale was, maar daar was met mij geen beginnen aan. Mijn lengte, blonde haren en blauwe ogen waren regelmatig een verhooging van ruim honderd procent waard, als het niet meer was. Uiteindelijk geef je dus altijd te veel uit. Grrrr!!


Wij besloten om dan maar ergens buiten de stad langs het water te gaan staan en wilde net die kant op rijden toen Roger iets herinnerde over een club waar overlanders wel eens hadden gestaan. Wij keken gelijk op internet en vonden de site die de Chittagong Club aanraden met waypoints en adres (Shahid Saiffudin Khaled Rd, N22º20.912, E091º49.281). Bedankt mede overlanders! Wij reden er gelijk heen. Het was een privé club zoals de Rotary, alleen voor leden en alleen voor lokale. Er waren geen blanken toegestaan. Wij werden verzocht kontact op te nemen met het secretariaat. Hij hoorde ons verhaal aan en was eigenlijk erg geïnteresseerd in wat wij aan het doen zijn. Na een half uur gaf hij ons toestemming om gratis een paar dagen op de parkeerplaats te overnachten. Ook mochten wij gebruik maken van een douche en toilet, het club restaurant en het zwembad! Wij konden onze mazzel niet geloven.
Tegen alle verwachting in hebben wij hier tien dagen gestaan.

De volgende ochtend gingen wij gelijk naar het verschepingsbedrijf (voor alle details hierover heb ik een apart verhaal geschreven. Dat is duidelijker als anderen dit ook willen doen).
Helaas zou de dag erna de Ramadan eindigen en dat betekende dat alles een week dicht zou gaan. Wij waren te laat (of te vroeg) en moesten nu een week niks doen. Wij hebben de tijd gebruikt om wat onderhoud aan de auto te doen: Roger heeft zelf de voorremmen vervangen! Verder wat aan de site gewerkt, lekker gezwommen, uitgeslapen, wat door de stad gereden en op zoek gegaan naar goedkope vluchten richting het oosten.
Het liefst bleven wij binnen in de club omdat wij buiten de club net lopende attractieparken waren. Iedereen staart je na, nog duizend keer erger dan in India! Op een gegeven moment was Roger een winkelcentrum in gegaan om een supermarkt te zoeken. Ik bleef met de gordijnen dicht in de auto zitten. Kon even de mensen niet aan. Na vijf minuten klopte er iemand op het raam. Het was Roger. Helemaal buiten adem stond hij aan zijn kant te wachten tot ik de auto open deed. Hij vertelde dat werkelijk iedereen achter hem aan door het centrum had gelopen. Hij nam toen een roltrap naar boven, draaide gelijk om en pakte een ander weer terug naar beneden. Zijn achtervolgers raakte helemaal in paniek en rende vervolgens de trap op om hem weer in te halen! Als hij ergens even naar stond te kijken, stonden twintig man een meter van hem vandaan naar hem te kijken! Toen was de maat vol. Hij rende het centrum weer uit en kwam zo snel mogelijk naar de auto. Dan maar weer eten in het restaurant van de club, wat overigens heerlijk was.

Ondertussen hadden wij een emailtje gekregen van twee jongens uit Zwitserland die ook hun auto van Bangladesh naar Oost Azië wilde verschepen. Wij spraken af om de auto’s samen in een container te doen en de avond voordat wij terug moesten naar het verschepingsbedrijf arriveerde zij bij de Chittagong club. Ze werden gelijk weer uit de club gezet. Roger moest namelijk ten alle tijden een nette blouse aan bij de club. Als je de auto van de jongens ziet, snap je waarom zij niet paste in de ‘club scene’ (http://www.oncearoundtheworld.com). Het waren Samuel en Phillipe, twee vrienden die een paar jaar eerder hadden besloten de wereld rond te rijden in een Land Rover Defender. Gelukkig konden ze de auto buiten de hekken van de club op een parkeerplaats zetten. Ook goed.

De volgende ochtend gingen wij met z’n vieren naar het verschepingsbedrijf en regelde alle papierwerk. Wij huurde een 40ft container waar beide auto’s in paste. Wij hadden met het bedrijf afgesproken dat wij de auto’s zelf in de container wilde rijden en ze vast zetten. Wij gingen op zoek naar al het materiaal dat wij daarvoor nodig hadden. Daarna gingen wij ook nog op zoek naar een goedkope vlucht en vonden een vlucht rechtstreeks van Chittagong naar Bangkok. Perfect. Een aantal dagen later stonden wij met z’n vieren op het vliegveld.

Woensdag 8 oktober vlogen wij van Chittagong naar Bangkok.

Zondag 12 oktober vaarde het containerschip met onze auto’s weg uit Chittagong naar Singapore en uiteindelijk ook naar Bangkok.

INDIA 7: Amritsar, Delhi, Darjeeling


View Larger Map
India 7 = roze lijn


Amritsar 3:
Lekker beroerd werd ik afgeleverd bij de Tourist Guesthouse in Amritsar en in een bed gestopt. Dit was het hotel waar Kinh en Jennifer de eerste keer verbleven en het was een prima plekje. Mrs Bhandari’s Guesthouse is namelijk peperduur als je er een kamer moet huren (en om te kamperen trouwens ook) en ik was echt aan een kamer toe met ventilatie en vooral…een toilet. Voor de tweede keer sinds ons vertrek sliepen wij niet in de auto.
Drie dagen heb ik op bed gelegen. Al snel was de diarree over, maar de misselijkheid was verschrikkelijk hardnekkig. Als ik op bed lag ging het wel, maar bij enige beweging kwam er weer een vlaag over me heen en moest ik weer plat. Gelukkig hadden wij tv met een film zender dus heb ik me prima vermaakt. Roger reed intussen rond van de TNT, maar helaas nog geen post en naar Bhandari’s, waar nog wat overlanders waren. Ook heeft hij twee nieuwe start accu’s gekocht (die zijn dan weer in India goedkoper dan in Pakistan) en zo was hij ook de hele dag met van alles en nog wat bezig.

Na drie dagen had ik het wel weer gezien in bed en wilde ik naar Bhandari’s verhuizen voor wat afleiding. Toen wij daar het terrein opreden kwam de manager ons al tegemoet lopen met een grote glimlach op zijn gezicht; ons pakje was aangekomen! Eindelijk, daar hebben wij een maand op moeten wachten! Er was nog maar één overlander in de tuin, het koppel Thomas en Sylvie uit Zwitserland met een Land Rover Defender (http://orange-iguana.ch). Zij waren net uit Pakistan gekomen en hadden daar een naar ongeluk gehad. Toen ze een bergweg aan het rijden waren is de weg onder hun auto vandaan afgebrokkeld en kwamen zij, na een koprol, ondersteboven in een rivier terecht. Ze hadden gelukkig geen riem om en konden daardoor snel via het kapotte voorraam naar buiten zwemmen. Een maand lang was er aan hun auto gewerkt om hem weer in rijdende staat te krijgen. Ze waren nog erg geschrokken van het geheel en zagen op tegen het rijden in India (begrijpelijk!). Het was erg gezellig en wij bleven een dag langer samen op de camping. Nu dat ons pakje er was konden wij namelijk eindelijk verder, maar een dag langer maakt dan ook niks meer uit.

Inmiddels was mijn misselijkheid redelijk over. Het enige probleem was dat ik echt niet kon eten. Als ik alleen al eten zag werd ik onpasselijk. Zelfs met pannenkoeken of andere lekkernij was mijn lichaam niet te verleiden. Het was heel vreemd, want ik stierf van de honger, maar ik kreeg het gewoon niet weg. Het leek me verstandig om richting Delhi te gaan. Daarvan weet ik dat het een moderne stad is met de beste medische zorg van India. Ik had op dat moment niet gedacht dat ik die ‘super-zorg’nodig zou hebben, maar het kon geen kwaad om het in de buurt te hebben. Ook moesten wij naar Delhi om onze visum voor Bangladesh aan te vragen.

Delhi:
In twee dagen reden wij van Amritsar naar Delhi met een tussenstop bij een tankstation waar wij al eerder hadden geslapen (zie India 1). Ook in Delhi is het moeilijk om een plek te vinden waar je in de auto kan slapen, maar wij hadden van meerdere mensen gehoord dat er een parkeerplaats was bij Nehru park waar je kan staan. Wij reden ernaartoe en waren blij verrast. Nehru Park ligt middenin de ambassade buurt en dat was nou precies waar wij moesten zijn. Zoals altijd, kwamen wij weer laat op vrijdag aan en moesten dus het weekend wachten tot de ambassades weer open zouden zijn. Wij hadden van tevoren erg op gezien tegen het rijden in Delhi, maar het is ons absoluut meegevallen. In New Delhi zijn de straten duidelijk, breed en het stikt er van de rotondes waardoor het verkeer goed doorstroomt. Wij hebben er drie weken gezeten en vonden het een leuke stad om in te vertoeven, ook erg makkelijk om in te navigeren.
Zaterdag hebben wij lekker in het park rondgehangen en rustig aangedaan. Zondag middag had Roger zin in een lekker kopje koffie, dus namen wij de metro naar het centrum. Daar heb je vele café’s lijkend op Starbucks. Zoals inmiddels gewoonlijk, kreeg ik geen hap door mijn keel en het heeft me een uur geduurd om mijn cappuccino weg te werken. Toen de koffie op was begon ik me gelijk misselijk te voelen en ik werd draaierig. Ik was bang dat ik flauw zou vallen zoals Roger had gedaan en bleef met moeite bij mijn positieven. Wij gingen gauw naar de metro en terug naar de auto. Daar aangekomen was ik niet veel beter dus besloten wij op zoek te gaan naar een hotel waar wij een kamer konden huren. Het was nog steeds bloedheet en wij lagen ’s nachts behoorlijk te zweten. Ik dacht dat ik hierdoor misschien uitgedroogd was en vond het beter een kamer met airco te nemen.

Bij de eerste drie hotels waar wij kwamen was er geen kamer vrij. Inmiddels was mijn hele lichaam aan het tintelen, maar ik dacht dat het misschien kwam doordat ik licht aan het hyperventileren was. Ik deed mijn ogen dicht en probeerde rustig te blijven. Weer reden wij naar een hotel maar weer was het zonder resultaat. Ik kon het niet geloven! Wat is nou de kans dat heel Delhi vol zit?! Wij reden net de straat uit van het vierde hotel toen mijn lichaam het begaf. De spieren in mijn armen and benen verkrampte in een spastische houding en ik kon niks meer bewegen. Volledig in paniek gilde ik tegen Roger dat hij NU naar een ziekenhuis moest. Dat was natuurlijk onmogelijk want ik navigeer altijd en Roger had geen benul waar hij was of waar hij naartoe moest. Op dat moment stopte een auto naast ons en Roger sprong uit de auto om aan de vrouw te vragen ons voor te rijden naar een ziekenhuis. Ik kon alleen maar ‘HELP ME!’ uit het raam gillen en de vrouw had direct in de gaten dat het serieus was. Ze gaf haar chauffeur instructies en gelijk waren wij op weg naar een ziekenhuis. Hij bracht ons naar een sjiek privé kliniek. Ik rende naar binnen met mijn spastische armen en benen, nog steeds roepend om hulp en binnen een halve minuut lag ik op een onderzoeksbank met mensen om me heen die van alles deden om me te helpen. Terwijl ik op een bed lag zakte de spasme weg en begon ik hevig te trillen. Ze deden wat primaire onderzoekjes, maar wij konden helaas niet blijven want de kliniek was net dicht aan het gaan. Toen ze overtuigd waren dat ik niet dood zou gaan, gaven ze ons instructies hoe wij naar het grote privé ziekenhuis moesten komen en wij waren weer op weg.
Bij het grote ziekenhuis aangekomen, Max Healthcare Center, werd ik bij de spoedeisende hulp zeer goed opgevangen. Na wat bloedonderzoek kwamen ze met de mededeling dat ik ondervoed en uitgedroogd was. Anorexia tekens noemde ze het. Dat ik dat nog ooit in mijn leven zou horen kan ik me nog steeds niet goed voorstellen! Ze deden nog voor de zekerheid een ECG en daarna werd ik met vloeistoffen behandeld. Net toen alle doctoren en verpleegsters weg waren kreeg ik opnieuw een spastische aanval en Roger rende in alle staten weer de gang op om iemand te halen. Al snel werd duidelijk dat ik ter observatie moest worden opgenomen. Voordat er ook maar iets verder gedaan kon worden moest Roger een borgsom van 200 dollar betalen. Dat had hij natuurlijk niet in zijn zak zitten en heeft nog even de halve stad af moeten zoeken naar een geldautomaat die onze pasjes aannam. In de tussentijd viel ik op de EHBO in slaap. Pas om tien uur ’s avonds was alles geregeld en werd ik naar een kamer gerold. Wij hadden nog steeds geen hotel kunnen regelen dus heeft Roger op de parkeerplaats van het ziekenhuis in de auto geslapen. Dit was gelukkig geen probleem en voor ons allebei een goed gevoel, mocht ik hem ’s nachts nodig hebben.

Vier dagen heb ik in het ziekenhuis gelegen en continue werden er zout en suiker oplossingen in me gepompt. Op de vierde dag kwam de doctor zijn ronde doen en vroeg me hoe het ging. Ik vertelde dat ik het somber in zag. Ondanks alle vocht en medicatie kon ik nog steeds geen hap door mijn keel krijgen en voelde ik me nog steeds over het algemeen zeer slecht. Ik vroeg of ik naar een hotel kon gaan, aangezien ik toch alleen maar lag te niksen en dat voor mij en Roger een stuk prettiger zou zijn. Daarbij vroeg ik me ook af of er niet iets meer aan de hand was omdat de ondervoeding en uitdroging naar mijn mening een resultaat was van een ziektebeeld en niet het ziektebeeld zelf. “Trust me, I don’t have anorexia!” verzekerde ik de man. Zijn antwoord was: “Dat kan kloppen, je lever enzymen zijn sterk verhoogd en dat is een slecht teken”. “Oh?” zei ik. En daar kom je nu mee?! dacht ik. Hij legde uit dat de lever enzymen maar in drie gevallen verhoogd zullen zijn, ten eerste als men een auto immuun ziekte heeft, ten tweede als men Hepatitis heeft en ten derde wegens een onbekende ziekte. Ik kon van schrik even niks uitbrengen, maar toen ik even bij was gekomen vroeg ik waarom hij niet eerder was gaan kijken welke van de drie het was. Het kwam erop neer dat ze een aantal dagen wilde afwachten om te kijken of het beter met me zou gaan. Niet dus!
Na aandringen van mijn kant werd er gelijk bloed afgenomen om alle auto immuun ziektes uit te sluiten. Ik heb een week op de uitslag moeten wachten: Godzijdank, negatief. Daarna wilde hij een endoscopie (!) doen om de overige virussen te controleren. “En Hepatits dan?” vroeg ik de arts toen wij voor de zoveelste keer op controle in het ziekenhuis waren. Dat kon het niet zijn verzekerde hij mij want ten eerste was ik voor A en B ingeënt en ten tweede was ik niet geel. Ik vond een endoscopie een behoorlijke ingreep als nog niet alles was uitgesloten en zei dat ik perse eerst de Hepatitis wilde uitsluiten. Inmiddels waren mijn lever enzymen verder gestegen en voelde ik me nog steeds beroerd. Met tegenzin stemde hij in en weer een week later kwam het verlossend woord: ik had Hepatitis E. Toen hij wist wat het was zei hij ook nog: “Ja, dat dacht ik al, dat is ook logisch want 80 % van de mensen die hier binnen komen met jouw klachten hebben Hepatitis E” Maar ik was toch niet geel?!!

Hepatits E verspreid zich door eten en/of drinken (wat is een lichaam toch fantastisch dat het dan niks meer wil eten, alsof het weet waar de problemen vandaan kwamen). Het is dus heel makkelijk te krijgen in India want van hygiëne hebben deze mensen weinig koek gegeten. Mensen doen hun toiletaire behoeftes gewoon op straat, er is amper schoon kraanwater en de rioleringen die er zijn komen uit in de plaatselijke riviertjes of gewoon in verstopte goten op straat. Vragen om problemen dus. Ik las later op internet dat het een van de makkelijkste ziektes is om te krijgen en de meeste gevallen van Hepatits E komen in India voor. Er is geen vaccin tegen en je kan het keer op keer krijgen. Gelukkig genees je volkomen, in tegenstelling tot een andere Hepatitis die chronisch is. Het duurt 4 tot 8 weken om te herstellen. Met andere woorden; ik was er nog wel even zoet mee. Achteraf ben ik in die weken onzekerheid erg bang geweest voor allerlei uitslagen en van de eng dingen die ik had kunnen hebben, was deze het minst erg. Het is best fijn als het beestje een naam heeft. Ik ben ook erg blij dat de endoscopie me bespaard is gebleven!

Wij hebben drie weken in een hotel gelegen in Delhi. In deze weken hebben wij veel geslapen (Roger was inmiddels ook bekaf van alle zorgen en toestanden van de afgelopen week), filmpjes gekeken en af en toe kort wat van de stad gezien. Roger had het visum voor Bangladesh geregeld toen ik in het ziekenhuis lag. Een van de dagen waren wij ‘s middags, na een filmpje te hebben gekeken, in slaap gevallen. Wij werden ’s avonds plotseling gewekt doordat onze mobiel af ging. Wij keken op het schermpje en zagen dat het Roger’s ouders waren. Zij hadden ons nog nooit gebeld, dus wij schrokken ons een hoedje. Het was Roger’s moeder. “Gaat alles goed met jullie? Hebben jullie iets van de bommen gehoord?” “Wat?!!” riepen wij in koor. Ze vertelde dat ze per toeval naar de BBC hadden gekeken en er heel groot in beeld was verschenen dat er zojuist vijf bommen in Delhi waren afgegaan. Wij verzekerde hun van onze veiligheid en zetten toen zelf de tv aan. Elke zender ging over de bommen die een uur eerder rondom Delhi waren afgegaan, twee ervan nog maar 500 meter van ons hotel vandaan! Wij hadden overal doorheen geslapen en waren hier heel blij om omdat wij elke avond op het plein waar de bom was afgegaan gingen eten en het was precies rond etenstijd gebeurd. De rest van de avond zijn wij binnen gebleven en zaten aan de buis vastgeplakt. Elk uur werd het dodental hoger. Die avond zijn 50 mensen overleden en 100 andere gewond. De beelden waren gruwelijk. In de loop van de avond werd de verantwoordelijkheid opgeëist door extremisten uit Kashmir (daar waren wij al eerder mee in contact gekomen, lees India 6) en werd gedreigd dat er binnenkort meerdere bommen zouden worden geplant in een andere grote stad in India. De lafaards zijn helaas hun woord nagekomen: eergisteren zagen wij op het nieuws dat er weer bommen zijn afgegaan in India en dat er deze keer 57 mensen om het leven zijn gekomen.


Van Delhi richting Bangladesh:
Na deze toestanden was het behoorlijk onrustig in de stad en wij wilde inmiddels zo snel mogelijk weg uit Delhi en eigenlijk ook uit India. Wij hadden genoeg van dit land gehad en keken uit naar de witte stranden van Thailand.
Wij besloten om in een keer door te rijden naar Bangladesh, de auto op de boot te zetten en gelijk weg te vliegen. Wij zijn tot Varanasi gekomen toen wij het toch zonde vonden om weg te gaan zonder Darjeeling te hebben gezien. Wie gaat nou naar noord India en niet naar Darjeeling?! Ach, het was maar een kleine omweg en het zou ons het rijden door Kalkutta besparen dus reden wij vanuit Varanasi richting het noorden in plaats van het oosten.

Vanuit Varanasi rijd je regelrecht de provincie Bihar in. Het wordt in alle reisboeken afgeraden om door deze provincie te reizen, maar als je van west naar oost wil, kom je er vroeg of laat doorheen. Het is de armste provincie van India en dat komt doordat de Indiase maffia, de Maoïsten, hier aan de macht zijn. Alweer moesten wij door een rumoerig, onveilig gebied. Wij wisten dat wij hier niet na zonsondergang moesten rijden, voor niks of niemand moesten stoppen, zelfs niet de politie, en moesten zorgen dat wij ’s nachts op een beveiligde parkeerplaats stonden. In dit gebied kan je namelijk op straat door nep politie worden aangehouden en moet je alles inleveren. Met de knopjes omlaag reden wij Bihar in.
Het heeft twee dagen geduurd om door de provincie heen te komen. Wij vonden het eerlijk gezegd een mooie route om te rijden en hebben van het gebied genoten. Twee keer werden wij door iemand aangehouden maar zwaaide vriendelijk en reden gewoon door. Waarschijnlijk was het nog echt de politie ook, maar die gok wilde wij niet nemen. De eerste nacht verbleven wij in Patna (Hotel Kautilya Vihar) en de tweede nacht bij een tankstation een aantal kilometer buiten de provincie grens (Langs Hyw 31, Indian Oil, N25º54.650, E087º49.835. Iets verder door is een veel grotere tankstation die nog beter is).


Darjeeling:
De volgende dag reden wij de prachtige route via de oostelijke grens van Nepal, de bergen weer in richting Darjeeling. Gelijk fleurde wij allebei op. De mensen waren weer Tibetaans van uiterlijk, de godsdienst was weer Boeddhisme en de temperatuur was weer heerlijk gezakt. Wat een verademing!
Wij kwamen aan het eind van de middag aan in Darjeeling en waren op zoek naar een hotel waar wij waypoints van hadden (die overigens niet klopte), toen wij Simon en Penny tegen het lijf reden. Wij hadden hun in Amritsar ontmoet en waren blij verrast hun hier weer te treffen. Wij spraken af samen te eten en zouden hun weer zien nadat wij ons hotel hadden gevonden. Boven het centrum kwamen wij aan bij de Darjeeling Tourist Lodge (N27º02.936, E088º15.981, 2100m). Wij deden voor het eerst in weken een spijkerbroek, een trui en sokken aan, heerlijk!
’s Avonds waren wij te vroeg bij het restaurant, dus liepen wij eerst nog wat door het centrum toen wij de Defender Land Rover van Oli zagen staan. Wij gingen kijken of wij hem ergens konden vinden, maar hij bleef niet in een hotel in de buurt dus legde wij een briefje onder zijn ruitenwissers om hem te zeggen in welk restaurant hij ons kon treffen. Toen wij het restaurant in liepen waar wij met Simon en Penny hadden afgesproken zat Oli daar met zijn vader (die hem was komen opzoeken) op ons te wachten. Hij had de andere al eerder ontmoet en wist ons hier te vinden. Het was dus weer een kleine reünie van Amritsar.

De volgende ochtend gingen wij met Penny en Simon naar een thee plantage. Dat is natuurlijk waar je voor komt in Darjeeling en de bergen zijn bezaaid met theeplantages. Wij kozen voor een organische plantage niet te ver van het dorpje vandaan, waar wij, voor een kleine vergoeding, een interessante rondleiding in de fabriek kregen. Natuurlijk wilde ze ons aan het eind van de rondleiding wat thee verkopen, maar wij wisten dat wij daarvoor naar een mevrouwtje moesten die net buiten de theeplantage een cafeetje had. Deze mevrouw had, naar eigen zeggen, thee die ze verkreeg van de arbeiders, waardoor de mensen een extra zak centje verdiende. Het was de beste kwaliteit thee, die niet eens aan de buitenlandse markt word verkocht. Ze liet ons de verschillende kwaliteiten zien en daarna mochten wij de lekkerste thee van Darjeeling proeven. Het smaakte inderdaad heerlijk en wij konden het niet laten een aantal pakketjes voor een prikkie mee te nemen.
’s Middags gingen wij met z’n vieren naar de dierentuin. Roger en ik hadden gelezen dat er in de dierentuin een broedcentrum was voor sneeuwluipaarden en daar wilde wij heel graag een kijkje nemen. Na het hele park te hebben gezien, kwamen wij erachter dat het broedcentrum buiten de dierentuin lag en afgesloten was voor het publiek. Wij lieten het er niet bij en gingen op zoek naar iemand die ons wel binnen wilde laten. Helaas was het inmiddels al laat en was het park en broedcentrum gesloten. Wij spraken af met Penny en Simon om het de volgende ochtend nog een keer te proberen en zo stonden wij de volgende dag weer aan de hekken van de dierentuin. Ik vroeg de management te spreken en toen de man kwam legde ik uit dat wij natuurliefhebbers waren met een grote interesse in katachtige. Wij reisde de wereld af op zoek naar grote katten en wilde erg graag een kijkje nemen in zijn broedcentrum. Okay, niet helemaal de waarheid, maar het werkte wel. Dit is weer het mooie van India, dit lukt je alleen hier. Overal staat nadrukkelijk: geen toegang voor onbevoegde, maar als je het even vraagt zeggen ze gelijk: okay, kom maar binnen. Wij werden door een werknemer naar het broedcentrum gebracht. Helaas waren er op dat moment geen kleintjes, maar het was wel erg leuk om zo dichtbij de dieren te kunnen komen.

Die avond zijn wij met z’n vieren naar Tiger hill gereden waar je schijnbaar een prachtige zonsopgang kan zien met uitzicht tot aan Everest (N26º59.702, E088º17.122, 2581m). Het was weer eens ouderwets kamperen. Penny en ik maakte een lekkere pasta klaar en Roger rukte de Shisja uit.
Om half vier begonnen de toeristen al te verschijnen om een goede plek te bemachtigen om de zonsopgang te zien. Ze waren behoorlijk teleurgesteld toen ze onze twee auto’s op de beste plek aantroffen! Zelf kwamen wij rond vijf uur tevoorschijn en klommen op de auto’s om beter naar de zon te kunnen kijken. Het was inderdaad prachtig, maar helaas was het te bewolkt om helemaal tot aan Nepal te kunnen kijken. Een half uur nadat de zon op was, waren ook weer alle toeristen verdwenen. Wij haalde de tafels en stoelen uit de auto en hebben nog gezellig een paar uur genoten van het uitzicht, de stilte en de temperatuur. Wij wisten namelijk dat wij die dag weer zouden afdalen naar het ‘echte’ India en wilde nog heel even genieten van dit moment. De tijd was eindelijk aangebroken om naar Bangladesh te gaan.


Naar de grens van Bangladesh:
Wij namen afscheid van Penny en Simon en reden naar Siliguri. Het was te laat om nog naar de grens te rijden want die was nog een stukje naar het oosten dus vonden wij hier een hotel om die nacht te verblijven (Mainak Hotel: N26º43.861, E088º24.738). Toen wij er aan kwamen kleedde wij onszelf gelijk uit om weer de zomerse kleren uit de kast te rukken. Het was maar liefst 35 graden en de zon was al onder. Wij hebben nog even goed nagedacht of er nog iets was wat wij in India wilde kopen en bedachten toen dat wij vergeten waren om onze olie te verversen. Olie is namelijk erg goedkoop in India en wij kochten nog op het laatste moment genoeg differentieel olie voor een verversing (750Rs/5liter) en hebben ook wat aluminium strips gevonden die wij nodig hadden voor op het dak (300Rs/3.5m). Nog even een goede koop voor ons vertrek.

De volgende ochtend vertrokken wij vroeg naar de grens van Bangladesh, Bari Muri geheten. Het was een kleine, makkelijke grensovergang en alweer moesten wij men instrueren over de gang van zaken rondom de Carnet de Passage.
Voordat wij vertrokken kwamen er vele mannen om ons heen staan om te vragen of wij geld wilde wisselen. Wij hadden al eerder op internet gekeken wat de koers was omdat wij wisten dat dit soort mannen altijd op de grens staan. De eerste wilde 100 Rupees wisselen voor 150 Thaka (het geld van Bangladesh). Ik zei gelijk dat dit te duur was en liep naar de volgende. Die bood 151 Thaka aan. Gelijk kwam de eerste man naar me toe en zei dat hij ook zo hoog zou gaan. Ik liep verder en vroeg aan een volgende man wat hij me wilde geven. 153 Thaka was zijn antwoord. Direct stond weer de eerste man naast me om me hetzelfde aan te bieden. Dit ging zo’n vijf keer door tot ik midden tussen 20 mannen stond. Ik keek om me heen en riep “is er iemand die mij 160 Thaka gaat geven voor 100 Rupees?!” Een zeer goede deal, want de wisselkoers was 157. Iedereen haakte gelijk af behalve weer de eerste man. “Maar mevrouw, dan moet ik geld bij leggen om u uit te betalen”, zei hij wanhopig. “Wilt u wisselen of niet?” vroeg ik de man en tot mijn grote verbazing stemde hij in! Hij heeft me wel tien keer gezegd dat hem deze wissel veel geld kostte maar ik negeerde hem want hij was immers toch aan het wisselen en ik heb wel geleerd; als een Indiër er niks voor zou krijgen, zou hij het nooit doen.

Vrijdag 26 september gingen wij de grens over naar Bangladesh.