Grotere kaart weergeven
Grens Overgang:
Ook aan de Cambodjaanse kant ging alles vlekkeloos. Wel werden wij gelijk geconfronteerd met een smerige grensstad, Poipot. Het liefst waren wij gelijk teruggekeerd richting Thailand, maar wij wilde toch graag het land zien en wisten dat vaak de grensgebieden slechte voorbeelden zijn voor hoe een land er verder uit ziet. Zodra wij uit de stad reden werd dit bevestigd en openbaarde zich een prachtig land. Het Carnet is officieel niet nodig in Cambodja. Wel is het makkelijk om te gebruiken, maar wij kozen ervoor om dit niet te doen en zijn regelrecht langs het customs gebouw gereden. We moeten nog zien of dat wel zo slim was…
Siem Reap:
Onze eerste bestemming in Cambodja was Siem Reap, de stad waar het wereldberoemde Angkor Wat ligt. Ze noemen het de achtste wereld wonder, maar wij hebben inmiddels al tientallen ‘achtste wereldwonderen’ gezien, dus daar trappen wij niet meer in. Dat het prachtig is, dat staat vast en is voor ons genoeg.
Aan het begin van de middag arriveerde wij in Siem Reap en reden recht op Angkor Wat af. Wij werden door de politie gestopt toen wij bijna met de wielen op de trap stonden die naar de tempel leidt. Wij wilde kijken of het een goede plek was om te kamperen en dat was het zeker. Omdat het nog vroeg was en wij honger hadden reden wij het centrum in en bestelde een hamburger in een van de vele hippe tentjes. Uiteraard een enorm toeristische stad met alle moderne tentjes die daarmee gepaard gaan, maar helaas ook de prijzen. Wij sloegen stijl achterover toen wij de menu kaart open deden. Voor een simpele hamburger vroegen ze vijf US dollar! Het was lang geleden dat wij dat moesten betalen voor een maaltijd. Alles wordt hier met US dollars betaald. Ook bij het pinnen krijg je dollars uit het automaat. Alleen alles onder een dollar wordt verrekend met de plaatselijke valuta: de Riel.
Na de heerlijk maar overprijsde maaltijd besloten wij om eerst langs een adres te rijden die wij van andere overlanders hadden gekregen als tip om te overnachten, Earthwalkers (N13°22.131, E103°50.610). Het was inmiddels al donker, maar toen wij langs de tuin reden zagen wij ze gelijk staan; twee overlanders. We gingen toch maar naar binnen om een praatje te maken en kwamen Monique en Eugen tegen die met hun Mercedes Unimog van Duitsland naar Cambodja hadden gereden (http://www.eumotour.ch). Wij schoven aan en zoals gewoonlijk hadden wij veel te vertellen en om aan te horen. Al snel besloten wij de auto ook maar in de tuin te zetten. Het was niet gratis, maar voor 4 dollar per nacht, hadden wij de gezelligheid van andere overlanders plus nog het comfort van een douche en toilet erbij. Na een paar uur kwamen ook Ad en Susan binnen, de eigenaren van de grote Man vrachtwagen die naast de Unimog in de tuin stond. Ad en Susan zijn een koppel uit Nederland die al 19 maanden onder weg zijn(en van plan 5 jaar te reizen!) en zij kende Monique en Eugen nog uit Goa, India (http://diversontheroad.com). Het was een gezellige reunie voor hun en ontmoeting voor ons.
In eerste instantie was het de bedoeling om gelijk de volgende dag naar Angkor Wat te gaan, maar inmiddels waren wij weer twee volle dagen aan het rijden en keken eigenlijk uit naar een rustdag. Monique en Eugen hadden hetzelfde gevoel en dus bleven wij de eerste dag met z’n vieren in het hotel. Ad en Susan hadden twee logees over uit Nederland, Ad en Yvonne, die in zes weken tijd Maleisie, Thailand, Cambodja en Laos wilde zien(!), dus zij moesten eraan geloven en hadden vier tempel dagen op de agenda staan. Terwijl zij hun eerste rondje Angkor Wat deden, vulde wij onze eerste dag met koffie drinken, kletsen, duikje in het zwembad en gewoon luieren, das ook wel eens lekker.
De volgende dag stonden de tempels van Angkor Wat wel op de agenda. Ad, Susan, Ad en Yvonne namen hun gehuurde taxi en Monique en Eugen reden er met een tuk tuk achteraan. Omdat wij het makkelijker vonden om onze eigen auto te gebruiken, zagen wij hun vanuit ons bedje in alle vroegte vertrekken en vertrokken zelf een uur later richting de tempels. Na een kaartje te hebben gekocht (20 USD pp!!!), zijn wij als eerste naar Angkor Wat gereden. Angkor Wat is de benoeming van een groot aantal tempels die tot kilometers ver, rondom het noorden van Siem Reap, te bezichtigen zijn. Alleen de grootste en belangrijkste tempel heet daadwerkelijk Angkor Wat. Dit is ook het nationaal symbool van Cambodja en staat op de vlag afgebeeld. Het is een indrukwekkend complex, maar terug kijkend naar al de tempels die wij die dag hebben gezien, vonden wij de andere tempels niet onder doen voor deze, waarschijnlijk omdat Angkor Wat zo goed gerestaureerd is, waardoor hij er soms bijna als nieuw uit ziet.
Na Angkor Wat zijn wij gereden naar de Bayon in Angkor Thom. Deze tempel vonden wij prachtig! Het leuke ervan was dat je overal op en in mocht klauteren waardoor je bijna het gevoel kreeg dat je zelf het ding aan het ontdekken was. Op alle 54 torens van de tempel zijn vier grote gezichten uit steen gehouwen die elk een eigen windrichting op kijken. Het is echt een meesterwerk.
De volgende tempel op onze lijst was Preah Khan. Dit is in wezen een hele lange gang met korte zijtakjes naar andere stukken van de tempel. Het lijkt wel een eindeloos gangenstelsel en toen wij eindelijk aan de andere kant uit het dolhof kwamen werden wij beloond met een uitzicht op een oude boom die met zijn wortels door de muren van de tempel heen groeit. Dit vonden wij heel gaaf om te zien en vanaf dat moment waren wij op zoek naar tempels die begroeid zijn door de jungel.
Hierna kwamen wij bij een klein simpel tempeltje, Neak Poan, die in het midden van een vijver is gebouwd. Wij liepen om de vijver heen en hadden het al snel gezien. Toen wij bij de auto aankwamen werden wij omringd door kinderen die voor “one dollar only” van alles aan ons probeerde te slijten. Ze waren wel schattig en sommige gebruikte erg goede verkoopstechnieken. Ik begon met een van de meisjes te praten en zij vertelde mij in perfect Engels dat ze ’s ochtends naar school ging en ’s middags bij de tempel spulletjes kwam verkopen om de school te betalen. Het was natuurlijk een prachtig verkoopspraatje, maar ik was wel onder de indruk van deze jonge dame. Ik wist dat ik nog een bellenblaas, wat knikkers en stickers in de auto had, dus deed ik haar het voorstel om in plaats van te betalen, te ruilen. Toen ze zag wat ik te bieden had werden haar ogen groot en begon ze enthousiast te zoeken in haar tas naar een geschikt ruil object. Voor de stickers en de bellenblaas kreeg ik twee armbandjes en twee sleutelhangers. Een goede deal dacht ik zo, maar haar grootste interesse ging uit naar mijn zakje knikkers. Ijverig zocht ze weer naar iets in haar tas om te ruilen terwijl ze vertelde dat ze helemaal gek op knikkeren was, maar dat ze geen geld van haar ouders kreeg om die te kopen. Iedereen op school knikkerde maar zij kon niet meedoen. Het was geen verkoopspraatje meer, dit meende ze echt. Eindelijk kwam ze met haar meest kostbare verkoopsproduct te voorschijn; een bamboe fluit. Een teken voor mij dat ze de knikkers heel veel waard vond. Toch kon ze de fluit niet zomaar geven en zei dat ze bang was dat haar moeder boos zou worden. Ze stond zo te dubben over wat ze moest doen dat ze er rode wangen van kreeg. Uiteindelijk besloot ze niet te ruilen omdat ze te bang was voor wat haar moeder zou zeggen. Ik had natuurlijk inmiddels met haar te doen en zei dat ik het wist goed te maken. Als ze mij de fluit zou verkopen voor de prijs waarvoor zij hem had ingekocht, dan zou ik haar de knikkers gewoon geven. Hierdoor kon ze op op weg naar huis op de markt een nieuwe fluit kopen om te verkopen, waardoor haar moeder niks zou weten, maar ze moest er wel wat voor doen. Ik had een leuke fluit en zij had alsnog een zakje knikkers, iedereen blij. Ze wist niet hoe snel ze moest instemmen en ik kocht de fluit voor 30 dollarcent. Het kwam niet eens meer in haar op om me alsnog te veel te vragen, zo blij was ze met haar knikkers! Toen wij weg reden rende ze met ons mee terwijl ze riep “I will never forget you! Good luck in life!” Dat deed me wel wat, ik kreeg er kippenvel van.
Ta Som was de volgende tempel die wij wilde bezichtigen. In principe was het niks anders dan een poort, maar omdat er weer een boom overheen is gegroeid was het toch erg mooi om te zien. Inmiddels begon het licht te regenen dus spoedden wij ons terug naar de auto. Het was tijd om te lunchen en omdat het toch regende besloten wij naar een van de verste tempels te rijden die 20 kilometer naar het noorden lag. Onderweg maakte ik crackers met kaas voor de lunch.
Wij kwamen uit bij Banteay Srei, de meest versierde tempel van ze allemaal. Het beeldhouwwerk is inderdaad indrukwekkend.
Na deze tempel was het weer helemaal terug rijden naar Siem Reap waar wij nog twee tempels (Eastern Mebon en Pre Rup) hebben bezocht die ons deden denken aan de Maya tempels in Zuid America, dat wil zeggen, een hele lange trap omhoog, een toren op, waar bovenop een plateau is met uitzicht over de hele omgeving.
Inmiddels waren wij wel uit-ge-tempelt en wilde wij weer terug naar het hotel, maar op de terugweg kwamen wij langs Ta Prohm en vonden wij ergens de energie om toch nog een laatste tempel te bezichtigen. Het was namelijk de tempel waar sommige scenes van de film ‘Lara Croft - Thomb Raider’ werden opgenomen. Roger had de film gezien en wilde toch graag een kijkje nemen. Het was absoluut de moeite waard. De tempel is nog precies hoe ze hem hebben gevonden en het was super gaaf om te zien hoe de bomen door de muren van de tempel heen groeien. Dit was toch wel samen met de Bayon (tempel met de hoofden) onze favoriet.
Wij vonden onze tempeldag geweldig en een absolute aanrader om te bezichtigen. Het leuke is dat elke tempel compleet anders is van de vorige waardoor het niet gaat vervelen. Ook bleek de entree prijs ons achteraf mee te vallen omdat je zo veel tempels kan bezichtigen en wij het idee hadden dat ze goed werden onderhouden. Toch was voor ons 1 dag genoeg. Je hebt namelijk de mogelijkheid om een drie daagse of een weekpas te kopen, maar dat is aan ons niet besteed.
’s Avonds kwamen wij de andere weer in het hotel tegen en gingen wij met z’n achten uit eten.
De volgende dag was voor ons, Monique en Eugen weer een rustdag. Ad, Ad, Yvonne en Susan gingen inmiddels voor hun derde dag naar de tempels.
De dag erna stond een jungel tempel op het programma van Ad en Susan. Monique en Eugen konden mee in het minibusje en ook wij besloten ons bij hun aan te sluiten en reden met onze auto achter hun aan. De tempel ligt een stukje ten noord-oosten van Siem Reap en mooi tussen de bomen. Het is nog redelijk in de staat zoals hij gevonden is. Dit vonden wij allemaal een stuk mooier dan als ze de boel zouden restaureren.
Na een korte pauze reden wij naar de rand van het meer, Tonle Sap, waar Siem Reap aan ligt. Wij bezichtigde een dorp dat volledig op boten en palen is gebouwd. Hierdoor drijven de huizen mee met het stijgen en zaken van het water tijdens de regen- en het droogseizoen. Alles is op het water gebouwd, zoals een school en een medisch centrum.
Hierna volgde weer een aantal dagen rust. Ad was zo aardig om opnieuw mijn computer voor me te installeren. Mijn laptop had een kei (ja, ja, Ad en Susan zijn Brabanders!) van een virus erop zitten en het heeft Ad de hele dag geduurd, tot diep in de nacht, om alles weer draaiend te krijgen. Nu ziet mijn computer er helemaal gepimpt uit en werkt hij als een trein. Bedankt Ad!
Na acht dagen SiemReap was het toch eindelijk tijd voor ons om verder te gaan. Monique, Eugen, Ad, Susan, Ad en Yvonne besloten samen te reizen, langs het noorden van het meer. Roger en ik keerde terug om vervolgens het zuiden van het meer mee te pikken. Wij namen afscheid van elkaar en begonnen aan de weg naar Battambang. Het enige slechte stuk weg in Cambodja en wij kiezen ervoor om deze twee keer te rijden!
***
Terwijl ik dit volgend stuk schrijf zit ik op mijn tuinstoel aan de, door rode modder verkleurde Mekong River, in het noorden van Cambodja uit te kijken op een groep zoetwater dolfijnen die al de hele ochtend voor mijn neus op vis aan het jagen zijn. Een heerlijk rustig plekje waar wij een dagje rust houden. Kijk! Daar zie ik er net weer een!
***
Battambang:
Battambang is een van de plekken in Cambodja waar de Khmer Rouge veel verwoestingen heeft aangericht. Om dit te begrijpen moet ik even een kort stukje geschiedenis toelichten:
De Khmer Rouge is een groepering die in de jaren 70 de macht heeft gehad over Cambodja en in vier jaar tijd het voor elkaar heeft gekregen om, naar schatting, 1,7 miljoen landgenoten en buitenlanders gruwelijk uit te moorden, met voorafgaand aan hun nutteloze dood, een verschrikkelijke tijd van marteling. Zij wilde een onafhankelijke staat creeëren en om dat te bereiken moest iedereen de steden uit en als slaaf op het platte land gaan werken. Ze stelde ontiegelijk hoge eisen aan de hoeveelheid oogst dat van het land moest komen en dus al bij voorbaat een onmogelijke taak voor de bevolking om voor elkaar te krijgen. Geschoolde mensen waren overbodig en een bedreiging, dus werden deze gedood. Alles waardoor iemand uitblonk of waardoor ze macht zouden kunnen krijgen, zoals een talent, een godsdienst of erger nog, een familie, moest worden afgemaakt of opgebroken. Ze werden op een gegeven moment zelfs zo argwaanend dat ze hun eigen mensen gingen vermoorden omdat ze hun verdachten van een complot tegen het regime. Op de top van hun bewind werden er naar schatting zo’n 1000 mensen per dag vermoord en in massa graven gedumpt. Door een invasie van Vietnam, werden de praktijken van de Khmer Rouge in januari 1979 stop gezet. Je zou denken dat dit een verademing was voor de mensen, maar de Khmer Rouge had zoveel schade aangerit dat in de jaren na hun bewind duizenden mensen alsnog strieven, maar nu aan hongersnood. Nu probeerd Cambodja weer overeind te komen met behulp van de VN die sinds 1992 in dit land aanwezig is (en overigens allemaal met Toyota Land Cruisers rijdt!). Wat wij erg indrukwekkend vonden is het feit dat iedereen boven de dertig, deze verschrikkelijk angstige tijd heeft meegemaakt. Wij vroegen ons vaak af hoe het mogelijk is dat wij in dit land zoveel vrolijk lachende mensen hebben kunnen treffen, maar het blijkt wel weer dat de mens een fenominaal eigenschap heeft: ze kunnen ergens de moed vandaan halen om opnieuw te beginnen.
Wij kwamen ’s middags aan in Battambang, maar konden niet een mooie slaapplaats vinden, dus besloten wij naar een tempel te rijden, Wat Banan, die 15 kilometer ten zijden van de stad ligt. Een verschrikkelijke modderweg met duizenden gaten bracht ons bij het tempeltje waar wij om drie uur arriveerde. Wij zijn gelijk de drie honderd nog wat trappen opgelopen naar de tempel om deze dezelfde dag nog te bezichtigen. Het was weer een indrukwekkend bouwwerk. Daarna vroegen wij aan de toeristen politie of wij op de parkeerplaats mochten staan. Dat was geen probleem, dus reden wij een stukje van de tempel vandaan en maakte wij onszelf klaar voor de nacht. Gelijk sprongen ze op hun brommertje en kwamen naar ons toe. Ze vroegen of wij niet dichterbij hun konden komen staan, in verband met onze veiligheid… Eerst weigerde wij, maar al snel werd duidelijk dat ze in paniek waren omdat wij niet bij hun gingen staan dus pakte wij de boel weer in en zette de auto naast hun hutje neer (N12°57.063, E103°08.519). Wij waren net weer helemaal geïnstalleerd toen ze hun hutje op slot deden en op hun brommers stapte. “Waar gaan jullie heen?” vroeg ik verrast. “Naar huis,” zei een van de mannen, “wij zijn morgen om 8 uur weer terug”. Daar ging onze ‘veiligheid’, op zijn brommertje naar huis!
De tweede dag zijn wij binnendoor, via een modderweg, van Wat Banan naar Phnom Sampeau gereden, een stijle berg in het midden van een vlakte met een aantal grotten waar vroeger veel mensen door de Khmer Rouge zijn vermoord. Het was even een klim naar de top, maar het uitzicht was geweldig. Het was een beetje tegenstrijdig, want de grotten waren erg mooi, maar in een van de grotten liggen nog steeds de schedels van de mensen die daar vermoord zijn en dan wordt je weer met je neus op de feiten gedrukt dat het hier vroeger helemaal niet zo fijn was.
Wij reden terug naar Battambang en gingen op zoek naar de bamboetreinen die hier zouden rijden. Het zijn in principe vier ijzeren wieltjes waar ze een bamboeplank op leggen zodat ze goederen via de rails kunnen vervoeren. Als er een ‘echte’ trein aankomt, moet iedereen op het bamboeplankje mee helpen om de boel zo snel mogelijk van de rails te halen, zodat de trein kan passeren. Vervolgens laden ze weer alles op en vervolgen hun route. Wij hadden gelezen in de LP dat je voor 75 dollarcent een half uurtje mee mocht reizen. Dat vonden wij wel grappig en na een uur zoeken (niks staat in dit land angegeven en niemand spreek engels) kwamen wij eindelijk aan in het dorpje waar je deze kan bezigtigen. Toen wij aan iemand vroegen hoeveel het is om een stukje mee te rijden, was zijn antwoord tien dollar! Wij zijn de discussie niet eens meer aangegaan, draaide ons gewoon om en liepen weg. Hij riep ons nog achterna, maar wij hadden er geen zin meer in, al was het gratis geweest. Wij zijn het soms zo spuugzat om als wandelende geldboom te worden behandeld. In Cambodja hebben wij dit nu toe als ergste ervaren.
Kampong Chhnang:
Omdat het nog vroeg was, reden wij verder in de richting van Phnom Penh. Nadat het al donker was kwamen wij aan in het plaatsje Kampong Chhnang waar wij een fijn plekje bij een hotel vonden voor de nacht (Sokha Guesthouse: N12°14.991, E104°39.975). In eerste instantie wilde zij niet dat wij in de auto sliepen, en toen wij om uitleg vroegen werd ons medegedeeld dat het volgens hun niet veilig was in de stad. Wij antwoordde “ja, dat weten wij , daarom slapen wij graag in de auto, om al onze kostbare spullen goed in de gaten te houden”. Daar wist hij geen antwoord op te geven en toen mocht het wel.
In de buurt van Kampong Chhnang is een klein dorpje, Ondong Rossey, waar de pottenbakkers van Cambodja wonen. Wij reden naar het dorpje en inderdaad, iedereen die er woont, maakt iets van klei. Wij stopte bij een huisje en vroegen of wij even mee mochten kijken. Ze verstonden geen engels en met veel gegiechel werden wij door de werkplaats geleidt. Met een, waarschijnlijk aangeboren handigheid, knutselde een jong grietje in enkele minuten een mooi klein vaasje in elkaar van een homp klei. Wij klapte enthousiast, behoorlijk onder de indruk. Ze keek ons verbaasd aan en werd er verlegen van. Voor haar is het waarschijnlijk niks anders dan bijvoorbeeld een veter strikken.
Na nog een stop bij een gezin die grotere potten bakt, kwamen wij bij een verzamel punt van waaruit de gebakken potten naar de markt worden gebracht (N12°14.818, E104°38.023). Wij vroegen of wij even een kijkje mochten nemen en kochten voor een habbekrats een paar dingetjes. Later zagen wij ze in een toeristen winkel liggen voor 3 dollar per stuk. Wij hadden voor onze potten amper tien procent hiervan neergelegd!
Phnom Penh:
Die middag bereikte wij de hoofdstad, Phnom Pehn. Ik was jarig en dat moest gevierd worden! Wij zetten de auto wij een hotel in de tuin die midden in het centrum ligt, tegenover de Royal Palace (Ranakse Hotel: N11°33.815, E104°55.979). Het was wel duur, maar het ontbijt was inbegrepen en… het was feest.
Wij liepen het centrum in en gingen als eerste maar even de familie bellen met de mededeling: “tja, ik dacht bel maar, want ik ben jarig”. Zij konden mij natuurlijk zelf niet bereiken en ik had het vermoeden dat ze dat wel wilde.
Daarna nam Roger mij mee uiteten. Het werd mexicaans en wij hebben voor de eerste keer sinds ons vertrek weer eens nacho’s en tacco’s gegeten. Mmmmm!! Pilsje erbij en het feest was compleet. Voor mijn verjaardag heb ik van Roger een oplaadbare electrische muggen mepper gekregen (overigens vier dagen te laat) die ik echt geweldig vind! Met één druk op de knop spat alles wat vliegt uit elkaar. Ik voel me nu net de terminator als ik ’s avonds op jacht ga. Een echte ‘must have’ in de auto.
De volgende dag stond opnieuw in het teken van de Khmer Rouge. Als eerste zijn wij naar het Tuol Sleng Museum gegaan, een oude school die tijdens het regime als gevangenis en martel plek fungeerde. Alles is nog zoals ze het hadden omgebouwd en de marteltuigen liggen nog in de klaslokalen. De Khmer Rouge had perfecte reportage bijgehouden en van iedereen die daar gemarteld en vermoord is, waren foto’s gemaakt. Nu staan de zalen vol met borden waar alle foto’s op getoond worden. Het was behoorlijk indrukwekkend.
Er is een foto van een man zonder hemd aan. Omdat hij toch een nummer opgespeld moest hebben, was er een veiligheidsspeld door zijn huid op zijn borst geprikt! Je kon de tranen in zijn ogen zien, maar hij liet zichzelf niet kennen.
Het museum heeft veel indrukken achter gelaten. Het is moeilijk uit te drukken want woorden beschrijven niet de gruwelijkheid van de daden.
Hierna zijn wij naar de killing fields gereden waar de gevangenen naartoe werden gebracht om te vermoorden en begraven. In principe zie je niet veel meer dan de gaten in de grond die over zijn gebleven na het openen van de massagraven. In het midden hebben ze een gebouw neergezet, gemaakt van glas, waar ze al de schedels die ze hebben gevonden, tentoon hebben gestelt als herdenkings-symbool. Persoonlijk vonden wij dit niet gruwelijk om te zien, maar voor ons waren de schedels niet nodig om in te beelden hoeveel mensen vermoord zijn. Ik had liever gezien dat ze een mooi beeld hadden gemaakt en de schedels en boten hadden verbrand. Boeddhisten geloven namelijk dat een geest pas vrij is als het lichaam verbrand is, anders blijft de geest op de wereld rond zweven. Geef ze nu maar eindelijk hun verdiende rust.
’s Ochtends zijn wij in een van de vele koffie bars gaan internetten om Thailand 1 op de site te zetten en daarna zijn wij naar de tempel gereden waar de stad ze naam van heeft gekregen; Wat Pehn. Phnom betekend berg en inderdaad, er is in de stad een heuveltje (geen berg te bekennen!) met een tempeltje erop. Het was niet de moeite waard om te bezichtigen en toen wij boven kwamen moesten wij ook nog 1 dollar per persoon betalen om het ding te zien.
Aan het eind van de middag reden wij naar Lakeside om vanuit een restaurantje op het water de zonsondergang te zien. Dit was een tip van Anna, die hier een tijdje heeft gewoond, maar ze melde er ook bij om er verder niet te lang te blijven hangen. Ze had gelijk, de zonsondergang was prachtig op het water, maar daarna veranderde de buurt. Op weg naar de auto werden wij drie keer gestopt met de vraag of wij drugs wilde kopen. Het stikte er overigens van de backpackers…
Die nacht hebben wij de auto voor een hotel aan de rivier gezet. Wij hoefde de hotel niet te betalen, maar genoten wel van de veiligheid van hun bewaker. Het was een fijn rustig plekje (Voor het Imperial Hotel: N11°33.552, E104°56.255).
De volgende dag waren wij net bij de supermarkt geweest om inkopen te doen en wilde wij vertrekken uit Phnom Pehn toen wij Ad en Susan op straat tegen kwamen. Wij zette de auto langs de weg en kletste even bij over de afgelopen dagen. Zij waren op een Thaise visum aan het wachten bij de ambassade en toen ze deze hadden, stapte ze bij ons achterin en reden wij naar de plek waar zij met Monique en Eugen stonden (Naast de Royal Palace: N11°33.684, E104°55.941). Na een tijdje kwam de rest terug en zaten wij samen wat bij de auto’s te drinken. Zij gingen met z’n zessen uit eten, maar omdat wij net van de winkel kwamen maakte wij wat eten in de auto klaar.
Toen ze net weg waren verscheen een expat die even wilde weten wat wij daar met al die auto’s stonden te doen. Hij woonde al vijf jaar in PP en vertelde dat veel was veranderd de laatste tijd. Toen hij er net was komen wonen waren er maar een paar hoofdwegen geasfalteerd, de rest waren modder wegen. Verder stijgen de prijzen voor toeristen enorm, een tuk tuk die een half jaar geleden nog 1 dollar vroeg, kost je nu al twee. Wij hadden dit ook gemerkt, want in onze LP van feb 2008 stond geschreven dat de Royal Palace 3 USD pp kostte en toen wij het wilde bezichtigen was de prijs al 6 USD pp. Nou heeft de LP het wel vaker mis, maar dit is wel een behoorlijk verschil. Verder vertelde hij ons over de corruptie in het land en dat uit een onderzoek die afgelopen jaar is verricht, bleek Cambodja de op één na corrupste land van Azië. Myanmar stond op nummer 1. Daar hoef je volgens ons niet trots op te zijn. De expat vertrok binnenkort naar een ander land en was daar niet rouwig meer om. Dat had hij je een paar jaar geleden nooit gezegd.
Kratie:
’s Ochtends zeiden wij de andere overlanders opnieuw gedag en reden Roger en ik de stad uit richting het noorden. In een dag reden wij van Phnom Pehn naar Kratie waar wij wisten dat er zoetwater dolfijnen in de Mekong Rivier te zien zijn. Wij hadden een perfecte kampeerplek van Ad en Susan gekregen en kwamen in het donker aan op een veldje aan de rivier (1 kilometer ten noorden van kampi waar de bootjes te huur zijn: N12°36.959, E106°01.299). Zij vertelde dat het overbodig was om een bootje te huren, omdat de dolfijnen op deze plek vanaf de kant te bewonderen zijn. Ze hadden gelijk. ’s Ochtends vroeg bij zonsopgang ritste wij de tent open en konden vanuit ons bedje de dolfijnen zien jagen op hun ontbijt! Hier doen wij het voor! Dit zijn de momenten dat wij het meest genieten van de reis. En toen was het automatisch weer een rustdag. Als je zo’n perfecte plek vind, dan moet je wel een dag inleveren, dat staat vast!
De hele dag hebben wij gekeken naar de dolfijnen. Een van de meest bedreigde diersoorten in Azie. Ook hier heeft de Khmer Rouge schade aangericht, want tijdens hun bewind hebben ze duizenden dolfijnen gedood, Joost mag weten waarom. Wij vonden het super om de dieren te zien. Op een gegeven moment waren er vier verschillende tegelijk met een kleintje erbij. En dan maar een foto proberen te maken…dat is onbegonnen werk. Onze pogingen staan in het album.
’s Middags heb ik aan dit verhaal gewerkt en heeft Roger de smeerpunten onder de auto gevet. Inderdaad waren de toeristen boten regelmatig vanaf de kant in het water te zien. Ze zagen niks meer dan wij, eerder minder, want vanaf een hoogte waren de dieren veel beter te spotten. Ik denk dat menig telelens ons die dag in het vizier heeft gehad.
De volgende dag was het tijd voor ons om het land te verlaten. Wij vervolgde de weg richting de grens met Laos en voordat wij het wisten waren wij al bij de slagbomen aangekomen. Als eerste werden wij naar de customs gestuurd. Wij waren erg benieuwd of wij ermee weg zouden komen dat wij de customs gepasseerd waren toen wij het land in reden. De officier vroeg ons naar de papieren die wij natuurlijk niet konden overhandigden. Wij zeiden dat het carnet niet geldig was en dat wij daarom deze niet hadden laten stempelen, maar dat hij hem alsnog mocht stempelen als hij dat graag wilde. In eerste instantie wilde hij er niks van weten en stuurde ons terug naar Poipet(!) om de boel op te lossen. Dit was natuurlijk geen optie en dat wist hij ook. “Of je geeft mij 20 dollar en wij praten nergens meer over” zei hij toen. Over corruptie gesproken!! Wij gaven niet in en bleven beweren dat wij alle recht hadden om in hun land te reizen, aangezien wij legale auto papieren hadden. “Vijf dollar dan”, was zijn antwoord. Omdat wij wisten dat wij ook een beetje fout zaten en uiteindelijk blij waren dat wij er zo makkelijk vanaf kwamen, boden wij hem drie dollar aan. Dit accepteerde hij, wij kregen een stempel en alles was geregeld. Voor het eerst in onze hele reis hebben wij iemand omgekocht. Wij hebben gezworen dat nooit te doen omdat wij niks fout doen, maar in dit geval waren wij blij ermee weg te komen en in Cambodja kan dat dus. Onze les; altijd de carnet laten aftekenen, of het land hem ondersteunt of niet, dan heb je tenminste bewijs van invoering en daar is hij immers voor.
Bij de paspoort controle vroegen ze een dollar per paspoort voor het exit stempel. Deze keer lieten wij ons niet gek maken en zeiden dat deze procedure gewoonlijk gratis is. Wij hebben inmiddels genoeg grenzen gehad om te weten dat men niet voor een stempeltje hoeft te betalen. Zij moesten zelf erom lachen en na twee pogingen gaven zij het op en mochten wij alsnog door rijden.
22 november zijn wij de grens overgegaan naar Laos.
2 opmerkingen:
Dolfijntjes gezien?? Niet gek! Hier heeft het ontzettend gesneeuwd, was ook supermooi!! Nog 3 weekjes en dan kunnen we ons hondje ophalen: joepie!!
XXX marjon
Hallo Roger en Karlijn,
Wij zitten nu in Vientiane. Wilden om de noord maar hoorden op het moment dat we weg wilden rijden dat de weg boven oudomxai erg slecht was en zijn dus omgekeerd. Achteraf gelukkig want hoorden net dat je vanaf nu bij een landgrensovergang maar 15 dagen visum krijgt ( zoek maar op internet) Hebben zelf al een 60 dagen visum bij de ambassade aangevraagd. Visten het toen nog niet maar vonden het al erg druk. Als jullie nog op je gemakje door Thailand willen reizen zit is dus een bezoekje aan Vientiane meer dan noodzakelijk.
Groetjes,
Menno en Tine
Een reactie posten