INDIA 4: Noord Spitti, Keylong, Leh, Nubra vallei, Pangong meer, Zanskar vallei


View Larger Map
India 4 = paarse route

Van Keylong naar Leh:
Vanaf Sissu (kampeer plekje tussen de bomen: N32°28.339, E077°07.688, 3018m) begon een van de mooiste stukken weg die wij tot nu toe hebben gereden. De komende twee dagen zou in het teken staan van prachtige uitzichten en afschuwelijk hoge bergpassen. Om van Sissu naar Leh te rijden moet je namelijk drie bergpassen over, de Baralacha pas, de Shinkun pas en de Taglang pas, respectievelijk 4950, 5090 en 5328 meter! De Rohtang pas was hoog, maar deze waren hoger en wij vonden het erg spannend, vooral omdat de passen steeds hoger werden naarmate wij verder naar het noorden reden.
Wij vervolgde onze weg via Keylong naar Darcha, waar wij hadden gedacht om misschien te overnachten. Wij wilde namelijk niet hoger dan 3800m slapen. Eenmaal daar aangekomen was het nog vroeg op de dag en konden wij geen geschikte slaapplaats vinden, dus besloten wij de eerste pas die dag nog te trotseren in de hoop dat er een vallei aan de andere kant zou zijn waarin wij konden overnachten.

Het was een goede weg naar de pas toe, maar met alle haarspeld bochten deden wij er langer over dan gedacht. Bovenop de pas was het uitzicht prachtig en er was een klein meertje ontstaan van smeltwater. Na de pas was de weg gelijk slecht en op sommige stukken waren er hele delen van de weg verdwenen in de ravijn beneden. Er lagen meerdere wrakken van vrachtwagens in de rivier, onderaan de berg. Na de pas waren wij een nieuw gebied binnengereden: Ladakh. Ladakh is van mei tot november van de rest van de wereld afgesloten doordat de passen dan onbegaanbaar zijn. Het is er politiek rustig en de meeste mensen die er wonen zijn Boedistisch en hebben een Tibetaans uiterlijk. Het is een woestijngebied met weinig groen, behalve naast de rivieren en op jaar basis ervaren ze hier extreme temperatuursverschillen.

In tegenstelling tot wat wij hadden gedacht was er aan de andere kant van de pas geen afdaling, maar een hoogvlakte die zich, zo ver als je kon kijken, uitstrekte op een hoogte van 4300 meter. Het was prachtig en overal langs de weg voor Sarchu waren tentenkampen opgezet voor de toeristen die daar graag een nachtje wilde verblijven. Wij twijfelde nog om terug te gaan ivm de hoogte, maar aan het eind van de vlakte was de hoogte iets gedaald tot 4180m en wij hebben het erop gegokt om hier toch te overnachten. Wij vonden een super
plekje net achter een heuveltje midden tussen alle reusachtige bergen (N33°01.438, E077°35.366).

De volgende ochtend waren wij al vroeg op pad om de rest van de kilometers en de twee
overgebleven passen te trotseren. De dag begon gelijk met 21 haarspeld bochten recht omhoog. Eenmaal boven hadden wij het gevoel op de top van de wereld te rijden. Al snel bereikte wij de tweede pas en de sneeuwgrens. Na deze pas veranderde het landschap drastisch en waande wij ons opeens in Capadocia, Turkije. Overal langs de weg stonden zandpillaren en zandformaties. Het was zo mooi, wij konden alleen maar de hele dag ‘Wow!’, ‘Oe!’ en ‘Aah!’ zeggen. Elke bocht die wij om gingen openbaarde een compleet ander landschap.
Na een korte lunch in een tijdelijk tenten dorp, Pang, die alleen in de zomer bestaat, reden wij verder richting de laatste en hoogste pas. Het eerste stuk was weer over een hoogvlakte van Ladakh en wij hebben even een moment genomen om hier een stuk te offroaden. Toen wij helemaal van kop tot teen onder het fijne zand zaten zijn wij maar weer gauw verder gereden.
De laatste pas zagen wij van veraf al aankomen en het was erg spannend om te zien of een auto zo hoog kan komen. Hij had een stuk minder vermogen, dus alles duurde wat langer en onze uitlaat spuugde pikzwarte rook, maar het is gelukt. Boven konden wij kilometers ver over de bergen heen kijken. Geweldig!
Eindelijk begon de afdaling richting Leh, dat op 3600 meter ligt. De bergen veranderde van zand tot rode en paarse rotsblokken en toen weer terug naar zand. Uiteindelijk kwamen wij rond zeven uur aan in de stad. Wij waren kapot en wilde niks liever dan gelijk naar bed. Wij vonden een leuk, rustig guesthouse waar wij in de tuin mochten staan en liepen nog even het dorp in om iets te eten (Galwin Guesthouse: N34°10.589, E077°34.846).

Leh:
Leh deed ons direct aan Kathmandu denken. Niet het vieze gedeelte van de stad, maar alle Tibetaanse winkeltjes en vooral alle westerse toeristen. Het zag hier wit van de toeristen en dat vonden wij erg jammer. Het voordeel wel is dat alles erop is aangepast, dus er waren weer restaurantjes waar je pizza, pasta en frietjes kon krijgen. Eindelijk weer eens goed eten!
De eerste dag dat wij er waren gingen wij naar de tourist information om te zien wat er allemaal in de omgeving te doen is. Toen wij daar rond keken kwam er een man binnen die aan de balie allemaal vragen stelde over een festival die de volgende dag zou plaatsnemen in een dorpje, Hemis, 30 kilometer van Leh. Wij hadden al in de LP gelezen dat een Gompa (boedistisch klooster) een keer per jaar een festival houdt en dat het een hele ervaring is om zo’n festival mee te maken. Wij hielden onze oren open en luisterde met de man mee. Gelijk was duidelijk dat hij uit Nederland kwam en toen hij klaar was trokken wij hem aan zijn mouw voor wat meer informatie. Leo was met zijn vrouw op reis en was onder andere speciaal voor het festival naar Leh gekomen. Hij legde uit waar het was en hoe laat het begon en wij spraken af hem de volgende dag in Hemis te treffen.
Die avond liepen wij naar een restaurant toen er een Land Rover Defender uit Nederland recht op ons af reed. Wij sprongen allebei zwaaiend voor de auto om deze mede-overlanders een hand te schudden. Het waren Manfred en Frouje, een koppel uit Groningen die na hun pensioen hadden besloten om te reizen. Ze waren al 4 jaar af en aan met hun auto op pad en waren nu op weg naar hun dochter die in Kuala Lumpur woont. Ze waren net over de drie passen gekomen en bekaf, dus wij gaven hun de route naar onze guesthouse en spraken af de volgende dag samen te eten.

Hemis:
De volgende dag moesten wij voor dag en dauw op om op tijd in Hemis te zijn voor het begin van het festival. Onderweg werden wij al snel bewust van de populariteit van dit festival want er waren tientallen jeeps die ons vervolgde richting het dorpje. Eenmaal daar aangekomen zag het zwart van de mensen en wij gaven elk hoop op om Leo nog in de menigte te ontdekken. Het was zo druk dat alle zit plaatsen al vol zaten, dus perste wij ons ergens tussen de staande mensen in. Als overmaat van ramp ging het ook nog regenen! Het regent nooit in Ladakh! Met dat de tijd verstreek werd het steeds drukker en wij werden steeds platter gedrukt. Roger stond inmiddels een meter verderop want hij zat in een andere stroming als ik. Eindelijk begon het festival, maar toen de eerste gemaskerde monniken het plein op kwamen, stormde een hele bende toeristen op hun af die met joekels van camera’s op een halve meter afstand foto’s gingen staan maken. Het was verschrikkelijk gênant en ik schaamde me dood dat er mensen waren die geen respect konden tonen. Natuurlijk is het leuk om een foto te maken (zie foto’s) maar dit is een van de meest belangrijke festivals van de regio voor de bevolking, het is niet een act die ze tijdens het eten bij dure hotels uitvoeren. Dit is echt en een beetje respect leek mij wel gepast. Nadat de ‘fotograven’ de verkleedde monniken hadden gehad, gingen ze de lokale mensen in het publiek van dichtbij ‘shoot-en’ want die waren in traditionele klederdracht gekomen. Het festival zelf was wel leuk, maar ik kon het maar weinig van genieten door alle mensen om me heen.

Toen wij terug naar de auto liepen kwamen wij Leo tegen die goede plekken had kunnen bemachtigen en dus meer van het festival had kunnen genieten. Wij zagen in de verte een grote vrachtwagen op de parkeerplaats staan en zagen het direct: ‘een overlander!’. Gelijk gingen wij een kijkje nemen en het bleek ook nog een Nederlander te zijn. Bij beter inspectie zagen wij een sticker op zijn auto die duidelijk maakte dat het de auto was van C.T. Jansen. Casper!! Wij hebben namelijk toen wij nog in Nederland waren, contact opgenomen met een overlander die op dat moment in China zat om te vragen wat hij daar allemaal voor had moeten regelen. Wij hadden dus al een jaar eerder e-mail contact gehad met deze man en hier stond hij in een keer voor ons. Echt bizar! Wij klopte aan en maakte deze keer lijfelijk kennis met Casper (http://www.ctjansen.nl). Nadat hij zijn zaak had verkocht, besloot hij 8 tot 10 jaar de wereld rond te reizen. Hij heeft een gigantische Man vrachtwagen en was daar nu al twee jaar mee onderweg. Wij wisselde contacten en gegevens uit en spraken af elkaar weer in Leh te treffen. Hij zou nog een dag in Hemis blijven.

Die ochtend had Roger even onder de auto gekeken en ontdekt dat wij alweer drie kapotte bladveren hadden, maar nu aan de andere kant. Lang leven de geweldige Indiase wegen! Op de weg terug naar onze guesthouse zijn wij in Leh gaan vragen naar een man die onze veren kon vervangen. Wij kwamen op de weg naar het vliegveld in een grote autobuurt terecht. Zoals in Shimla, was er geen sprake van garages, alleen een groot smerig plein waar verschillende mannen aan auto’s stonden te sleutelen. Wij vonden de man die ons kon helpen en al snel waren ze aan het werk. Twee van de bladveren konden vervangen worden door Tata-veren, maar de derde was een speciale maat die ze in India niet kennen, dus werd deze gelast. Ze begonnen om drie uur te werken en om acht uur zaten wij nog te wachten. Als overmaat van ramp hadden ze de beugels gebroken waar de veren aan ophangen, dus ook deze moesten vervangen worden, maar ja, die maat hebben ze natuurlijk weer niet. Er is een man 2 uur op zoek geweest naar vervangende beugels en toen hij ze iets op maat wilde buigen, brak hij ook deze doormidden! Uiteindelijk was het zo laat dat zij kleine Tata beugels eronder hebben gezet. Hij zou de hele nacht zoeken voor de sterkere beugels en wij moesten de volgende ochtend terug komen om deze te vervangen. Ze probeerde ons weer een oor aan te naaien wat betreft de prijs, maar wisten niet dat wij al ervaring hadden met veren. Toen wij hun de exacte prijs voor een Tata veer vertelde stonden ze met open mond te kijken. Ze hadden namelijk het drie dubbele gevraagd. Mooi niet dus! Wij waren ook nog veel te laat om nog met Manfred en Vroukje te gaan eten dus dat werd een dag opgeschoven.

De volgende avond hedden wij de date met Manfred en Froukje wel gered. We hadden een gezellige avond vol verhalen en het klikte goed. Wij spraken af om met elkaar naar de Nubra Vallei te rijden om daar een nacht te kamperen en de volgende dag weer terug te rijden. Twee dagen later waren wij op weg naar de Nubra Vallei.

Nubra Vallei:
Deze vallei ligt ten noorden van Leh, tegen de Chinese grens aan, en om deze te bereiken moet je de hoogste berijdbare pas ter wereld over, de Khardung pas, 5602 meter hoog!
Wij reden achter elkaar aan richting de pas, maar binnen een half uur stonden wij alweer stil. Er stond een hele konvooi legervoertuigen op de weg waarvan de eerste pech had. Wachten dus tot deze weer gemaakt was. Na een half uurtje was de klus geklaard en vervolgde wij onze weg. Vanaf Leh gaat de weg continu omhoog richting de Khardung pas, de ene bocht na de ander. Na een paar uur klimmen waren wij dan eindelijk op de top, het hoogste punt dat onze auto ons ooit zou kunnen brengen en hij deed het voortreffelijk. Zo’n souplesse! Ook voor ons was het een nieuw hoogte punt, de eerste keer dat wij hoger zaten dan de Thorung La, in Nepal. Op de pas hebben wij wat tijd genomen om van het uitzicht te genieten en toen moesten wij gauw weer verder want wij hadden nog een heel stuk te rijden.
De weg was verschrikkelijk. Zo’n slechte weg hadden wij in heel India nog niet gezien en wij vreesde voor onze bladveren! Aan het eind van de weg splitst de vallei in de Nubra Vallei en de Shyok vallei. Aan het eind van de Shyok vallei ligt China en het verst dat je mag rijden is tot aan het dorpje Hunder. Hunder staat bekend om zijn zand duinen en echte kamelen, je weet wel, die met twee bulten. Niet dat half gare dromedaris gedoe. Die zijn hier nog overgebleven van de oude zijde route die hier vroeger langs liep. Dit was ook onze eindbestemming voor de nacht.
Aan het eind van de dag kwamen wij aan en sloegen kamp op in de buurt van de duinen en een riviertje (N34°34.187, E77°29.866, 3099m). Roger ging hout sprokkelen voor een kampvuur en Manfred maakte de BBQ gereed.

De volgende dag was het de planning om de Shyok en Nubra valleien te bezichtigen, maar het
is er niet van gekomen. Na een heerlijk uitgebreid ontbijt, kwam en uitgebreide koffie die vervolgde in een uitgebreide lunch en de dag werd afgesloten door een uitgebreid diner. Wij waren niet verder gekomen dan van de auto naar de stoeltjes en terug. Ook eens fijn om gewoon een dag te niksen. ’s Middags werden wij getrakteerd op een stoet kamelen die door de rivier liepen en zo hadden wij alles vanuit onze luie stoeltjes gezien.
Ook de volgende dag was het moeilijk om te gaan en na alweer een rustige start zijn wij toch
maar gaan inpakken. Manfred en Frouje hadden een afspraak om die avond weer in Leh te zijn dus was het noodzakelijk dat wij aan de lange terugweg begonnen. Wij hebben nog een korte stop gemaakt bij de gompa van Diskit en een paar kilometer de Nubra vallei ingereden, wat overigens ook prachtig was, en toen begonnen wij aan de slingerweg terug naar de pas.
Toen wij na de pas bezig waren met de steile afdaling terug naar Leh zagen wij op een gegeven moment allemaal plastic flesjes over de berg verspreid. Ik begon me gelijk te irriteren dat ze het zelfs voor elkaar krijgen om op zo’n mooie plek al hun rotzooi te dumpen, maar ik moest al snel mijn woorden terug nemen want toen wij dichterbij kwamen zagen wij dat er een militaire vrachtwagen honderd meter lager in de ravijn lag. Er stonden en paar militairen op de weg en wij stopte om te vragen of wij konden helpen. Zij vertelde ons dat het ongeluk twee dagen eerder was gebeurd en dat de mannen die erin zaten allebei om leven waren gekomen. Gelijk moesten wij denken aan de konvooi die wij twee dagen eerder op de heenweg hadden ingehaald! Misschien de wagen met pech? Later hoorde wij van Casper, die de mannen ook was tegengekomen, dat het ging om een ontwerpfout waardoor het wel eens voorkomt dat bij dit type vrachtauto het stuur blijft hangen. Hun stuur raakte geblokkeert en daardoor haalde ze de bocht niet meer. Her en der in dit gebied zie je vrachtwagens in de ravijnen liggen en regelmatig kom je op de weg herdenkingsstenen tegen en wij kregen er elke keer kippenvel van.
’s Avonds hebben wij nog met z’n vieren gegeten in Leh en hebben Roger en ik een poging gedaan om ze mee te krijgen naar het Pangong meer, een ander vallei in de buurt, maar zij wilde zo snel mogelijk weer op pad richting Nepal.

Leh 2:
Alweer in Leh hebben wij een dagje rust genomen om de stad wat te verkennen. Wij zijn naar het Paleis geweest boven op de berg en naar een stupa in het centrum. ’s Middags zijn wij naar een video voorstelling geweest bij de ‘Women’s Alliance’. Het was een film over de invloed van toerisme op Ladakh en voornamelijk Leh. Door de komst van westerse dingen zijn veel van de mensen, voornamelijk de jeugd, hun ambities in het leven gaan veranderen en is geld een belangrijk onderdeel van de dag geworden. Hierdoor willen ze banen in een grote stad krijgen waar ze snel veel geld verdienen, of ze gaan in Leh de toeristen-bussiness in zodat ze alles kunnen kopen dat de westerlingen ook hebben. De komst van tv in het gebied heeft de situatie verder verslechterd. Families vallen uit elkaar en de jeugd verdwijnt uit de regio. Vroeger was er een hechte gemeenschap en iedereen hielp elkaar op het land en in het huishouden met gesloten beurs. Tegenwoordig vragen de buren geld als ze om hulp worden gevraagd. De hele gemeenschap valt uit elkaar en de manieren van vroeger gaan verloren. Het zal niet lang meer duren of de charme van Ladakh zal verloren gaan en dat is nou juist de dingen waar de toeristen in eerste instantie voor kwamen. Als de toerisme dan afneemt zal alles instorten. Wij werden gevraagd om zo veel mogelijk aan ‘low-impact tourism’ te doen zoals geen plastic flessen kopen, geen plastic zakken aannemen en zo veel mogelijk producten te eten en kopen die gemaakt worden door lokale mensen en gegroeid worden in de regio. Daardoor steun je in elk geval nog de gezinnen die proberen op het platte land te overleven. Wij hebben dit vanaf dat moment zo veel mogelijk geprobeerd om te doen. Zou niet graag willen dat mijn aanwezigheid meedraagt aan de ondergang van dit prachtig gebied!

Pangong Meer:
Onze volgende excursie vanuit Leh was Pangong meer. Ik denk dat dit in mijn top tien van mooiste plekjes op aarde komt te staan. Het was adembenemend! De weg ernaartoe was gelukkig gloed nieuw dus makkelijk te rijden, behalve het aller laatste stuk. Wij waren bijna bij Pangong meer toen wij een rivier moesten oversteken. De rivier was erg woest en er stonden twee jeeps en een vrachtwagen vast in het water. Wij werden geadviseerd om te wachten tot de volgende ochtend, want dan zou de rivier weer rustig zijn, dus reden wij een paar kilometer terug naar een ander meertje die wij hadden gezien en hebben daar de nacht doorgebracht (N33°59.932, E078°20.539, 4212m).
’s Ochtends vroeg stonden wij weer aan de rivier, die nu inderdaad niet meer dan een stroompje was en vervolgde de weg naar Pangong. Een uur later kwamen wij door het eind van de vallei en werden geconfronteerd met een schitterend gigantisch blauwe oppervlakte. Alleen het eerste gedeelte van het meer ligt in India, de rest ligt in China en wij wilde kamp opslaan op de grens van China. We mochten nog maar 10 kilometer langs het meer rijden en toen hield de weg op. Wij vonden een mooi plekje aan het meer (N33°55.540, E078°27.257, 4268m) waar een klein stroompje vanuit de bergen het meer in spoelde. Wij zijn er drie dagen gebleven en hebben helemaal niks gedaan behalve staren naar het helder blauwe water en de immense bergen eromheen. Elk moment van de dag weerkaatste een andere kleur op de bergen. Sorry dat er zoveel foto’s op de site staan, maar er staan er nog honderd meer die net zo mooi zijn in mijn computer, maar ja, je moet keuzes maken!
Eindelijk rukte wij onszelf los van al het pracht en praal en reden weer terug naar Leh.

Leh 3:
Inmiddels hadden wij contact gehad met Casper en wisten waar wij hem in Leh konden vinden. Toen wij op het plein bij de fort aankwamen waar hij overnachtte, stonden er nog twee caravans naast hem. Een koppel uit België die op pad waren in een joekel van een caravan met hun drie honden. Zij waren van plan om alleen in India rond te reizen. Het ander stel kwam uit Duitsland met een omgebouwde Mercedes bus en waren net als wij richting het oosten aan het rijden. De pilsjes werden uit de koelkast gerukt, de stoelen uit de auto gehaald en de verhalen konden beginnen. Er kwam ook nog een ‘over-fietser’ bij zitten uit Duistland en het groepje was compleet...bijna. Er scheen nog een overland stel in Leh te zitten uit Frankrijk met een Land Rover Defender, maar die waren er niet bij die avond. Wij waren hun al in de Nubra vallei en bij Pangong meer tegen gekomen. Als er een overlander op dat moment in Leh was dan was hij of aanwezig, of wij wisten ervan. Het is net een kleine familie en als je elkaar ontmoet is het net of je oude vrienden treft die je al jaren niet hebt gezien.
De dag erna zouden wij met Casper uiteten gaan maar hadden allebei een ander restaurant in gedachten en uiteindelijk liepen wij elkaar volledig mis. Gelukkig vond hij ons net voor de koffie, maar wij zouden dit later nog een keer moeten goed maken.

Van Leh naar Kargil:
Eindelijk was het tijd om Leh voorgoed te verlaten en naar de laatste vallei te rijden die wij in Ladakh wilde bezichtigen, de Zanskar vallei. De vallei ligt op zich niet ver van Leh, maar om deze te bereiken moet je helemaal omrijden via Kargil. Wat alles nog erger maakt is dat de weg zeer, zeer slecht is. Om Kargil te bereiken hebben wij twee en een halve dag moeten rijden (op het gemak natuurlijk) (Slaapplaatsen onderweg: N34°16.287, E077°06.525, 3292m en N34°22.645, E076°28.282, 3673m) en twee lagere bergpassen gereden. Op de derde dag kwamen wij in Kargil aan en na wat eten te hebben ingeslagen zijn wij gelijk de Zanskar vallei ingereden. Het begin van de vallei is ontzettend druk met vele dorpjes langs de weg. De weg in Zanskar is gruwelijk slecht. Ik dacht dat Nubra erg was, dit is vele malen erger omdat het 250 kilometer grof gravel weg is. Ook deze vallei is ’s winters niet bereikbaar en de enige manier om dan de vallei uit te komen is te voet over de bevroren rivier die je via een smalle kloof bij Leh brengt.

Zanskar:
De eerste nacht hebben wij net na het dorpje Panikhar doorgebracht (N34°03.202, E075°57.404, 3459m). Het was nog knap lastig om een wild plekje te vinden omdat het begin van de vallei zo druk is. Pas na dit punt werd het een stuk rustiger en na de bergpas, de Kanji pas, 5255m, is het gebied zo goed als uitgestorven. Nog maar enkele dorpjes met drie of vier huizen en verder niks.
De tweede dag kwamen wij in Rangdum een Nederlands koppel tegen die met hun twee kinderen hier op zomervakantie waren. Ze hadden een trek gedaan over de bergen tot dit punt en zaten nu op de jeep te wachten die hun naar het einde van de vallei zou brengen…die gister zou komen. Ze waren van plan om dan via de rivier drie dagen terug naar Leh te raften. Het klonk allemaal geweldig, er was alleen een probleem, geen vervoer. Helaas konden wij hun daar niet verder bij helpen. Toen ze aan ons vroegen of wij wisten welke dag het was, moesten wij de datum even opzoeken (dat vergeet je namelijk op reis) en gelijk zagen wij het: 28 juli, Roger was jarig! In Kargil hadden wij geen bier kunnen inslaan omdat het een moslimgebied is en er geen alcohol wordt verkocht. Zaten wij daar in - the middle of nowwhere - op Roger’s verjaardag, zonder een versnapering!! Om maar niet te spreken over de afwezigheid van een kado-tje… Dom, dom, dom, wij hadden er helemaal niet meer aan gedacht. Gelukkig vonden wij voor die nacht een super mooi plekje achter een paar heuvels, wat toch weer veel goed maakte (N33°47.108, E076°27.409). Wie is nou op zo’n spetterende locatie jarig? Hij moest het maar met een lekker zelfgemaakt bordje pasta en een mooi uitzicht doen. Wij wisten toen nog niet dat wij binnen 24 uur al op hem konden proosten met een lekker koud pilsje.

Eindelijk bereikte wij het eind van de vallei en reden eerst naar Padum om weer wat verse spulletjes in te slaan. Wij vonden hier ook een bar die (voor de hoofdprijs) flesjes bier verkocht voor privé gebruik. Het stadje beviel ons niet zo, dus na de lunch reden wij richting Karsha om te overnachten. Inmiddels hadden wij vernomen dat er de dag erna een festival in de gompa zou zijn. Wat een geluk dat wij net op dat moment gearriveerd waren! Wij waren behoorlijk gaar van al die dagen hobbelen en waren blij ons doel te hebben bereikt. Wij wilde naast de rivier kamp opslaan en net toen wij die kant op reden kwamen wij het Nederlands gezin weer tegen. Zij hadden inmiddels toch vervoer gevonden en sliepen in tenten aan de rivier vanwaar ze de volgende dag zouden weg raften. Wij vonden een mooi plekje aan de rivier (N33°31.188, E076°54.874, 3416m). Rond de borreltijd pakte wij ons kostbare pilsjes in en liepen langs de rivier naar het kamp van de Nederlanders. Samen hebben wij geborreld en werden wij uitgenodigd voor het eten die door de raft ploeg voor ons werd klaargemaakt. En zo heb je weer onverwacht een avond gevuld, gezellig!

We hebben nog even getwijfeld om naar het festival te gaan omdat het ons de vorige keer zo was tegengevallen, maar het was hier zo rustig dat wij niet konden geloven dat het weer zo druk zou zijn. Wij waren vroeg bij de gompa en hadden fijne plekjes bemachtigd. Uiteindelijk waren wij erg blij dat we toch zijn gegaan want het was een klein festival op een perfecte plek en er waren amper toeristen. De locale mensen waren in klederdracht wat ook mooi was om te zien. Ook de twee Fransen, Marie en Daniel met hun Defender, waren van de partij. Na het festival reden Roger en ik terug naar ons overnachtingsplekje van de dag ervoor, tussen de heuvels, want dat was zo’n fijn rustig plekje om te vertoeven.
De volgende dag reden wij weer de gruwelijke lange hobbelweg terug naar Kargil en verbleven daar als ere gasten bij Hotel Siachen waar wij als familie werden ontvangen en gratis gebruik mochten maken van toilet en douche (was ook weer hard nodig!).

INDIA 3: Shimla, Zuid Spitti, Manali, Rohtang pas


View Larger Map
India 3 = groene route

Shimla:
Shimla ligt op 2000 meter in de trans Himalaya. Het weer was overdag nog lekker warm, maar ’s nachts koelde het weer heerlijk af. Wat een genot na die hete dagen op het platte land. Shimla is een populaire vakantie bestemming voor Indiërs tijdens het regenseizoen en het was dus ook een drukt van jewelste. Omdat het op een berg is gebouwd zijn er amper parkeer mogelijkheden en mochten wij niet bij een hotel op de parkeerplaats staan. Na lang zoeken, vonden wij een klein inhammetje langs de weg, waar wij de auto voor de nacht hebben neergezet.

Ons doel was om via de Spitti vallei naar het noorden, richting Leh te rijden. De volgende ochtend gingen wij gelijk op pad. Als einddoel voor die dag hadden wij Sarahan in gedachten. Sarahan is een mooi plekje boven op een berg met een prachtige tempel in het midden. Gelukkig mochten wij hier wel bij een hotel op de parkeerplaats staan (Hotel Srikhand: N31°30.054, E77°47.839). ’s Avonds bezochten wij de tempel en de ochtend erna maakte wij een wandeling door het dorpje. Daarna vervolgde wij onze route en reden naar Sangla. De wegen werden alsmaar slechter en nauwer en het was behoorlijk spannend om het laatste stuk naar Sangla te rijden. Wij hadden in de LP gelezen dat er na het dorpje meerdere tentenkampen waren om te overnachten. Wij zijn naar ze allemaal gereden, maar er werd duidelijk geen rekening gehouden met het feit dat mensen ook met hun eigen auto zouden kunnen komen. Er waren geen parkeermogelijkheden en na uren rijden waren wij helemaal klaar met de dag. Wij besloten gewoon naast de weg te staan en vonden een verlaten gebouw met oprit waar wij de auto neer hebben gezet (N31°25.734, E78°16.462, 2729m). Niet ideaal, maar het was inmiddels donker en het was geen optie om door te rijden op een weg zonder vangreel en ernstig steile afgronden.

De volgende ochtend hebben wij wat door Sangla gelopen en na een heerlijk lunch van momo’s (tibetaans gerecht) zijn wij verder richting Recong Peo gereden. Recong Peo is de plek waar je de permit kan halen die je nodig hebt om door Spitti te mogen rijden. De Spitti vallei loopt namelijk dicht langs de Tibetaanse grens en het is officieel restricted area. Met een permit mag je enkele dagen door het gebied rijden. Toen wij aankwamen was het kantoor net dicht en de dag erna was zondag, dus zat er niks anders op dan een rust dag in te lassen. Wij reden verder omhoog, boven Recong Peo, naar Kapla en hebben daar een perfect plekje met een mooi uitzicht gevonden (Hotel Kinner Villa, 2849m). Op onze rustdag lag Roger onder de auto alle onderdelen bij te vetten toen hij constateerde dat wij twee kapotte bladveren hadden. Shit! Wij wisten niet wanneer ze gebroken waren en wisten ook niet of wij ermee door konden rijden. Wij vroegen aan de hotel eigenaar waar wij nieuwe bladveren konden krijgen en zijn antwoord was Shimla! Er zat niks anders op dan helemaal terug naar Shimla te rijden om de veren te vervangen, maar voordat wij dat deden reden wij eerst langs het kantoor om een permit te krijgen. Daar werd ons verteld dat Spitti dicht was omdat er een aardverschuiving zou zijn geweest. Het zou nog een paar dagen duren voordat de vallei weer toegankelijk was. Een geluk dus bij een ongeluk; wij hadden Spitti nog niet eens in gekund, al hadden wij gewild.

Wij begonnen weer aan de gruwelijk lange moeizame tocht terug naar Shimla. Eenmaal daar aangekomen vroegen wij bij de eerste beste garage waar we moesten zijn. Hij verwees ons naar een mannetje om de hoek die op de weg, veren zat te repareren. Er was dus geen garage, alleen een man met een gereedschapskistje langs de snelweg, maar dit was schijnbaar de beste die er was. Na kort met hem te hebben gesproken was het duidelijk dat deze man wist waar hij het over had. Hij kon ons gelijk helpen en kon de veren met Tata (Indiaas vrachtwagen merk) veren vervangen. Drie uur later was hij klaar. De nieuwe veren koste 450 rupees ps (+- 7 euro) en de werk loon was 300 rupees (+- 5 euro). Wij hadden dus voor nog geen 20 euro twee spik splinter nieuwe bladveren, echt een prikkie!

Omdat wij toch in Shimla waren en wisten dat Spitti nog dicht was, besloten wij een dagje in Shimla te blijven om deze te bezichtigen. De eerste keer dat wij hier waren vonden wij het maar een hectische bedoeling en wilde zo snel mogelijk weg, maar deze keer herkende wij al de plaatsen en vonden het eigenlijk wel erg leuk. Wij sliepen op een betaalde parkeerplaats. Het mocht eigenlijk niet; alleen chauffeurs mochten in de auto slapen. “Komt dat even goed uit”, zeiden wij tegen de man, “hij is chauffeur”, riep ik, “en zij is mijn assistente!” volgde Roger. Toen was het dus wel goed. Soms zijn ze ook heerlijk, de Indiers, zo’n simpele logica is voldoende.
De permit die nodig is voor de Spitti is ook in Shimla te krijgen (gratis, ipv 150 rupees in RP) dus vroegen wij hem hier aan. Niemand kon ons vertellen of de vallei al open was, dus na een dag reden wij weer helemaal terug naar Recong Peo. Daar werd ons verteld dat de aardverschuiving inmiddels was vrijgemaakt voor klein 4x4 verkeer. “Zijn wij klein?” voegen wij de man die gelijk “Ja hoor!” antwoordde. Eindelijk waren wij dus op weg naar de Spitti.

De volgende dag vertrokken wij vroeg vanuit Kapla naar de Spitti in de hoop de nacht in Naco door te brengen. Net na Naco was de aardverschuiving. Het was een prachtige tocht met zeer spannende stukken smalle weg door een rivierkloof. Onderweg kwamen wij drie fietsers tegen en een man op de motor die allemaal naar Naco gingen. Wij spraken met hun af in het dorpje.

Naco:
Naco ligt op zo’n 3600 meter en heeft prachtig uitzicht op de Himalaya. Inmiddels begaven wij ons in Boedistisch gebied. De mensen hebben hier een Mongools/ Tibetaans uiterlijk en de sfeer is erg sereen. De mensen lieten ons weer met rust! Boven het dorp is een klein meertje en wij kampeerde op een plekje in de buurt van het meer (N31°52.798, E078°37.765, 3650m).
Als eerste wilde wij gaan kijken hoe de stand van zaken was bij de aardverschuiving. Het was maar een kilometer of twee na Naco dus reden wij ernaartoe om in te schatten of wij er de dag erna langs zouden kunnen. Ik bleef in de auto wachten terwijl Roger op onderzoek uitging. Hij liep langs de weg het hele gedeelte van de verschuiving. Vanaf waar ik stond zag het er allemaal goed uit. Na een kwartiertje kwam Roger terug. No way! Was zijn conclusie. Hij wilde dat ik mee liep om het ook te zien. Terwijl wij over de vrijgemaakte weg liepen vielen de stenen nog omlaag. De weg was verschrikkelijk smal en al het steen wat op de weg lag was brokkelig en los. Een verkeerde zet en je lag 1000 meter lager in het dal. Roger zag het echt niet zitten en wilde absoluut niet verder. Hij wilde het risico niet nemen. Onze afspraak is dat als een van ons iets niet wil, dan gebeurd het gewoon niet en dus eindigde hier ons Spitti advontuur vanaf het zuiden. Het zou ruim een week duren om om te rijden, maar ja, dan leefde wij in elk geval zeker nog. Het zou ook zeker nog een week duren voordat de weg wat veiliger was. Het was dus erg moeilijk om het niet toch stiekem te proberen, maar Roger’s besluit stond vast. Liever een week omrijden dan dood.

Wij gingen terug naar Naco voor de nacht. Al snel arriveerde de motorrijder uit Australië en na wat met elkaar gepraat te hebben spraken wij af samen de EK finale in het plaatselijke ‘kroegje’ te kijken. Tegen de avond kwamen de drie fietsers aan, twee Amerikanen en een Belg die elkaar in Shimla hadden getroffen en vanuit daar samen hadden gefietst. Wij voegde ons bij hun voor het eten maar om tien uur waren ze helemaal uitgeteld van hun zware klim. De finale zou om twaalf uur beginnen dus gingen wij op weg naar de kroeg.
Uiteindelijk begon de wedstrijd pas om 1 uur en toen was ik inmiddels te moe om nog te kijken. De Australier was erg vastberaden om de wedstrijd te zien dus bleef hij zitten toen wij net voor de wedstrijd toch maar naar bed gingen.
De volgende ochtend ontbeten wij samen en spraken af elkaar aan de andere kant van Spitti weer te zien. Het was voor hun geen probleem om over de weg verder te reizen. Na het ontbijt begonnen wij aan onze lange tocht terug…voor de vierde keer!

Jalori Pas:
Om niet alles hetzelfde te doen als de eerste, tweede en derde keer, keerde wij voor Shimla naar het noorden om de Jalori Pas te nemen. Een ‘kortere’ route die natuurlijk qua tijd langer duurt omdat een shortcut hier nooit in je voordeel is. We zijn erg blij dat wij deze keuze hebben gemaakt want het was een prachtige tocht. De route deed ons erg aan Nepal denken. Net na de pas vonden wij een perfect kampeerplekje die de uitstraling had van een alpenweide (N31°33.933, E77°22.393, 2644m).

Pashar lake:
De volgende dag waren wij op weg naar Manali aan het rijden, maar er waren geen borden en wij reden finaal de verkeerde kant op. Wij waren op een gegeven moment richting Mandi aan het rijden. Helemaal verkeerd. Om niet twee keer dezelfde route te moeten rijden besloten wij door te steken en een kortere route terug te rijden. Dit zou dan ook beteken dat wij langs Pashar lake zouden komen en dat wilde wij eigenlijk heel graag bezichtigen. Dat hebben wij geweten! Om Pashar meer te bereiken vanaf de route moesten wij 24 kilometer van de weg af. De route ernaartoe was weer eens ouderwets 4x4 rijden. Zoals dit hadden wij sinds Oman niet meer gereden en het was weer even spannend om er in te komen. Niet geheel onbelangrijk was het feit dat dit offroad rijden op 2500 meter hoogte was, met de afgronden naast je om je daarop te wijzen. Wij kwamen onderweg niemand tegen en we begonnen te twijfelen of wij wel goed zaten. Halverwege kwamen wij een Indier in een Fiat Uno tegen die zijn hele onderkant aan gort had gereden. Hij kon niet meer verder en vertelde ons dat de weg nog erger werd. Hij had niet gelogen. In de lage versnelling hebben wij de auto naar boven gehobbeld. Het kleine uitstapje van 24 kilometer duurde drie uur om te bereiken! En wij moesten ook nog terug.
Eenmaal boven bij het meer aangekomen was het zo mistig dat wij het hele meer niet eens konden zien. Naast het meer staat een eeuwen oude tempel die wij even bezocht hebben en toen besloten wij maar een slaapplaats te gaan zoeken. Net toen wij weg wilde lopen kwam de zon door en binnen enkele seconden was de mist weg. Wij hadden dus toch nog het geluk om het meer in zijn geheel te zien. Het duurde maar enkele minuten en voordat wij de auto hadden bereikt zaten wij weer in dichte mist.
We konden niet goed zien en dus ook niet goed oordelen over slaapplaatsen, maar het was hier zo uitgestorven dat het niet uitmaakte waar we stonden. We reden een zijpad in en zette de auto neer voor de nacht (N31°45.493, E077°05.411, 2591m)
De volgende ochtend werden wij gewekt door het kauwen van buffles en geitjes. Wij stonden middenin een weiland met prachtig uitzicht op de vallei. Na de 24 kilometer tocht terug, hervatte wij onze route naar Manali.

Manali:
In Manali mochten wij bij het Pine View Hotel in de tuin voor de deur staan. Alles was vanaf daar op loopafstand dus een ideale lokatie. Manali is erg toeristisch, zowel voor de Indiers zelf als voor buitenlanders. Wij hebben de hele tijd dat wij daar waren in het lager gelegen dorp doorgebracht, waar de Indische toeristen zich bevinden. Later begrepen wij dat boven op de berg in Old Manali de plek was waar al de westerse toeristen zich bevonden. Dat verklaarde een hele hoop. Wij hadden namelijk al gehoord dat Manali een vaste stop was voor iedereen, maar wij kwamen werkelijk geen blanken tegen. ’s Avonds als wij een restaurant binnen liepen draaide werkelijk het hele restaurant zich om om naar ons te kijken. Regelmatig kwamen ze vragen of ze met ons op de foto mochten en dan heb je ook nog dat incident met het parachuutje (zie India 2). Wij bleken dus verkeerd te zitten. Ach, verkeerd, het is maar hoe je het bekijkt. Wij hebben ontzettend veel plezier met de Indiërs gehad en na twee dagen kende de meeste eet stalletjes ons. Overal moesten wij de Indische prijs betalen en hebben daar dus elke dag voor een habbekrats gegeten. Toen wij later hoorde dat wij eigenlijk in Old Manali hadden moeten zitten, hoorde wij ook dat de prijzen daar belachelijk hoog zijn en je overal wordt afgezet. Nou, dan hebben wij het niet zo slecht gedaan. Wij hebben hier erg genoten.

Inmiddels hadden wij al een aantal dagen niet meer gedoucht (een stuk of zeven, acht) dus wilde wij erg graag ergens badderen. In de LP stond dat in een dorpje net buiten Manali een hot spring was waar je in kon, dus gingen wij daar maar een even naartoe. Bewapend met shampoo en zeep kwamen wij aan bij de ‘hot springs’. Het was niks meer dan een openbaar badplaats in de tempel voor de armen mensen om te komen wassen. Het zat dus ook vol met lokale die daar gewoon dagelijks komen wassen. Niks heerlijke sauna, beauty salon en spa. Gewoon een pijpje uit de muur waar gloeiend heet water uit kwam. Soms kan je de LP wel vervloeken. Maar toch, wij waren vies en wij wilde schoon. De mannen en de vrouwen waren gescheiden. De mannen waste in het openbaar en de vrouwen in een ommuurd overkapte ruimte. Van buiten hoorde ik al het geklets en gelach van de vrouwen, maar toen ik de ruimte in stapte werd het doodstil. Iedereen zat naar me te staren. Ik deed alsof ik van niks bewust was en begon me uit te kleden. Alle vrouwen zaten in alleen hun onderbroek op een marmeren plaat voor de kraan en toen ik me had uitgekleed liep ik naar hun toe en ging midden tussen hun in zitten. Je had een speld kunnen horen vallen. Ik keek naar de dames om me heen en vroeg: “Heeft er nog iemand shampoo nodig? Ik heb genoeg.” Dat brak het ijs, het gekakel en geklets hervatten en mijn fles shampoo deed de ronde. De dames hadden allemaal een Tibetaans uiterlijk en prachtig lang zwart haar wat ze alleen met een blokje zeep waste, dus mijn shampoo was het gesprek van de dag. Toen ik na een tijdje ook nog de conditioner produceerde kon ik natuurlijk niet meer stuk. Uiteindelijk dus een hele bijzondere ervaring…..en schoon!

Rohtang Pas:
Fris en vrolijk (Roger had bij de mannen een zelfde ervaring gehad) reden wij verder richting de Rohtang Pas. Wij wisten dat wij de pas die dag niet zouden kunnen rijden en hadden gedacht ergens langs de weg te staan voor de nacht. Dit bleek lastiger dan gedacht. Net toen wij dachten dat wij terug zouden moeten rijden kwam er een opening langs de weg waar wij de auto in konden rijden (N32°19.878, E077°12.087, 2904m)
De volgende dag stond de Rohtang Pas op de agenda (3978m). De Rohtang pas er erg berucht. De wegen zijn slecht, de afgronden steil, er zijn regelmatig aardverschuivingen en het weer kan hier in zeer korte tijd omslaan. Niet al te geweldig dus. Het was een drukte van jewelste naarboven en al snel kwamen wij in de file terecht. Het is namelijk een dag uitstapje om vanuit Manali met een jeep naar de pas te rijden en terug. Dit is een highlight van de Indische toeristen. Je kan namelijk op de pas skiën. Nou, als je van plan bent om hier naartoe te gaan, neem je ski’s maar niet mee, het is niks anders dan een klein plat stukje sneeuw waar ze elkaar op ski’s over vooruit trekken. Hilarisch om te zien. Toen wij eindelijk na alle jeeps boven kwamen hebben wij een tijdje genoten van dit tafereel.
Aan de andere kant van de Rohtang pas is de andere kant van Spitti. Wij waren eindlijk omgereden. In verband met de hoogte (zie AMS, Het Annapurna Circuit, Nepal2) wilde wij niet hoger slapen dan 3200 meter en dat is precies de hoogte aan het begin van de Spitti vallei. Het was nog niet erg laat maar wij vonden een prachtig afgelegen plekje aan de rand van de rivier net aan het begin van de vallei (N32°22.569, E77°17.324, 3170m). Vanaf hier was het gebied waarin wij reisde een stuk meer afgelegen en dus konden wij overal wild kamperen. Heerlijk. Deze plek had zo’n goed gevoel dat Roger de sjeesja uitrukte en heerlijk heeft genoten van de prachtige zonsondergang op deze schitterende plek.

Spitti 2:
Poging twee om de spitti vallei in te rijden kwam na vijf kilometer tot een halt. Wij stonden achteraan een lange stoet jeeps die niet verder konden omdat er die nacht een…je raad het nooit…aardverschuiving was geweest! Het begon ons duidelijk te worden dat de Spitti vallei ons niet gegund was. Ze moesten met dynamiet grote stenen van de weg afblazen en dat zou een halve dag duren. Wij keerde dus maar weer om en reden de 5 kilometer terug naar ons kampeerplekje. Na de lunch zagen wij dat er verkeer van de andere kant aan het komen was, hetgeen moest betekenen dat de weg weer vrij was, dus pakte wij alles weer in en hervatte de weg. Waar de aardverschuiving was geweest was nu een woeste rivier en met moeite kwamen wij door alle losse stenen op de weg. Eindelijk reden wij de Spitti vallei in, maar het voelde niet goed. Allebei hadden wij een akelig gevoel over de weg die wij niet konden verklaren. Het was gewoon te veel moeite geweest om hier te komen en op de een of andere manier hadden wij eigenlijk helemaal geen zin meer in deze vallei. Wij lieten een dobbelsteen beslissen wat wij moesten doen en de uitkomst was: terug rijden. Wij waren nog maar 20 kilometer de vallei ingereden toen wij dus keerde om er weer uit te rijden. Gelijk voelde wij ons een stuk beter. Wij hebben Spitti dus maar gelaten voor een andere keer. Heb je ook wat om voor terug te komen.
We waren nog niet terug of we stonden weer in de file. Een vrachtwagen had zich vast gereden op een van de stenen in de rivier op de weg. Gelukkig waren er veel mensen om hem te helpen en na een uur kon hij eruit rijden. Gelijk sjeesde een kleine Maruti langs de jeeps om als eerste door te komen en ja hoor, vast. Nog tien minuten later was ook hij eruit en toen konden eindelijk de jeeps door. Wij reden langs ons kampeerplekje en vonden een mooie slaapplaats tegenover de waterval in Sissu.