PAKISTAN 2: Lahore


View Larger Map
Pakistan 2 = rode lijn


Lahore:
Wij gingen naar Lahore om onderdelen voor onze auto te kopen. Het probleem met Lahore is dat er geen slaapplaatsen bekend zijn voor overlanders. Na de hele middag van het ene hotel naar de ander te hebben gereden en telkens 'nee' te krijgen zagen wij het somber in. Het was al donker toen wij langs onze laatst optie reden, de Pearl Continental, hèt 5 sterren hotel van Lahore. Werkelijk schitterend! Net alsof wij terug waren in Dubai. Wij reden het parkeerterrein op maar hadden weinig hoop. Ik had gelukkig nette kleren aan van de grensovergang dus ik zag er redelijk beschaaft uit, Roger daarentegen was net een zwerver, met een wit t-shirt aan die inmiddels geel was geworden en na de hele dag in de auto, ook nog volledig bezweet. Hij hield zich een beetje op de achtergrond en wij gingen de lobby in en vroegen aan de management of wij op de parkeerplaats mochten kamperen. Er werd druk overlegd en wij moesten een uur wachten. Dit was geen probleem want er was binnen airco en buiten was het nog bloedheet. Na een uur overleg kwam hun antwoord: 'nee'.Je kan je voorstellen dat wij inmiddels wanhopig waren. Ik vertelde de man dat iedereen in Lahore ons had afgewezen en dat zij het laatste adres waren waar wij waren aan komen kloppen. Zeg nooit tegen een Moslim dat hij niet gastvrij is. Dit vinden zij een grote belediging en zullen er dan alles aan doen om je van het tegenovergestelde te overtuigen. Voor ons dus een magisch woord: unhospitabel! De manager werd gelijk aardiger en kwam bij ons staan. Hij vroeg ons van alles en nog wat over onze reis en al snel merkte wij dat hij ons toch wel erg mocht. Na een half uurtje kletsen excuseerde wij ons omdat het al donker was en wij nog steeds niet wisten waar wij moesten slapen. 'Ga weer zitten, ik ga nog even kijken wat wij kunnen regelen,' zei hij en na een verder half uur kwam hij terug. 'Jullie mogen blijven. Jullie zijn onze ere gasten. Doe alsof je thuis bent. Alles van mij is voor jullie ter beschikking'!! We konden het niet geloven. Wij werden door een bewaker naar de achterkant van het gebouw geleid waar wij kennis maakte met de hoofd van de beveiliging. Er zou 24 uur per dag 4 bewapende politiemensen over ons waken terwijl wij er waren en wij mochten zo lang blijven als wij wilde. Dat werddus 6 dagen! Wat kan het soms toch goed gaan. Elke middag stond de man ons op te wachten en toen wij op de laatste dag zeiden dat wij zouden vertrekken had hij bijna tranen in zijn ogen!

Gelijk gingen wij de eerste dag op pad om onderdelen te zoeken. Wij hadden wat aanwijzingen van Oli gekregen die een Toyota raam had gekocht en reden naar de straat die hij ons had gezegd. Eenmaal daar aangekomen stonden er een paar politieagenten op de hoek van de straat en om zeker te weten dat wij goed zaten (het was een heel smal steegje) vroegen wij bevestiging van de agenten. Het klopte, wij zaten in de goede buurt, maar twee agenten op een motor wilde graag met ons mee rijden om te zorgen dat de winkels ons de eerlijke prijs zouden vragen. Wat je wil, dachten wij en reden samen met de agenten naar de desbetreffende winkels. Al snel werd duidelijk dat wij toch de verkeerde buurt hadden en werden verwezen naar een straat aan de andere kant van de stad. Geen probleem, zeiden de agenten en leidde ons door de stad naar de andere straat. Hier zijn wij wel geslaagd en met behulp van de agenten werd alles eerlijk afgehandeld. Het duurde toch een paar uur eer wij alles hadden en wij zeiden keer op keer tegen de mannen dat wij het nu wel zelf konden regelen, maar ze wilde er niks van weten en bleven bij ons. Op een gegeven moment moest Roger geld pinnen en mocht bij de agent achterop de motor naar de pinautomaat. Toen hij terug kwam had hij een jurk voor mij bij zich. De agent was onderweg gestopt bij een modezaak van een vriend en had een jurk voor mij gekregen!! Voor je vrouw, had hij gezegd, dat is mooi! Hij was waarschijnlijk niet gecharmeerd van de broek die ik aan had, en ik heb hem maar niet gezegd dat ik drie theedoeken in de kast heb liggen die identiek zijn aan zijn jurk. Ach, toch wel heel attent. Toen wij alles hadden gekocht vroegen ze of ze ons mee uit eten mochten nemen. Wij stemde in want meestal kom je op deze manier in de lekkerste plekjes, dus reden wij achter hun aan naar een leuk plaatselijk restaurantje. Net toen wij wilde bestellen ging de portofoon van een van de mannen af; de president was net op dat moment afgetreden en alle officieren moesten in volle paraatheid staan. Dat is pas een primeur! Zij dronken toch nog een drankje met ons, wisselde adressen uit en toen moesten ze er snel vandoor. Wat een bijzondere ervaring!

Wij hebben in Lahore veel voor elkaar gekregen: Nieuwe stoelhoezen laten maken (echt prachtig, zie foto’s), zijpanelen van de deuren opnieuw laten bekleden, afneembare matching hoezen voor de achterbank, een nieuwe bladveer (degene die ze in India hebben moeten lassen omdat de maat daar niet bestaat), hoesje voor de handrem nieuw laten maken, alle rubberen strips vervangen, genoeg diesel en olie filters gekocht voor de komende drie grote beurten, twee complete sets remblokken voor en achter, nieuwe V-snaren en distributie riemen, nieuwe ruitenwissers. Met andere woorden, zelfs als wij terug zijn in Nederland hoeven wij voorlopig geen cent aan de auto uit te geven. De komende beurten doet Roger zelf. Alles was spotgoedkoop in vergelijking met Nederland. Goed gescoord dus. Om al onze goede aankopen te vieren zijn wij ’s avonds in de foodstreet gaan eten. Een leuke straat met tientallen eettentjes buiten waar ze voor je neus je eten staan klaar te maken. Een echte aanrader!

De laatste nacht dat wij in Lahore waren wilde wij naar de Soufi night. Een bekend religieus fenomeen dat elke donderdag plaats vind in Lahore. Wij moesten eerst nog onze zijpanelen ophalen. Toen wij daar stonden, kwam er opeens een Pakistaanse man naar ons toe, stak zijn hoofd door het raam en vroeg toen in plat Amsterdams 'komen jullie uit Nederland? Ik ook'. Wij raakte met de man in gesprek en hij vertelde ons dat hij als klein kind naar Nederland was verhuisd, maar dat hij nu sinds vier jaar weer in Lahore woonde. Hij nodigde ons uit om zijn familie te ontmoeten en te blijven eten. Hij had medelijden met ons omdat wij al 5 dagen niet gedoucht hadden, dus wilde hij dat wij gebruik maakte van zijn douche. De Soufi night begint toch om 21 uur dus besloten wij van het aanbod gebruik te maken. De man reed ons voor en wij belande in een van de rijkste buurten in Lahore. Echt een villa! Hij had maar liefst: een kok, twee house-maids, twee chauffeurs, twee tuinmannen en twee honden. Een aardig setje hulp. Als ik alleen al een kuchje deed, stond al gelijk iemand naast met een glas water. Wij hebben heerlijk gedoucht en gegeten en veel met de man gesproken over Pakistan en zijn plannen om in Lahore een groot winkelcentrum van tien verdiepingen te bouwen. Het meeste papierwerk was rond en hij zou bijna met de bouw beginnen. Het klonk allemaal erg indrukwekkend. Toen het tijd was voor de Soufi night namen wij afscheid, maar in de auto begon ik me al misselijk te voelen dus besloten wij om de Soufi night maar te laten voor wat het is en gelijk naar het hotel te gaan.

Die nacht ging ik flink aan de diarree en 's ochtends moest ik overgeven. Roger wilde me gelijk bij het eerste beste ziekenhuis afleveren (waarschijnlijk vanwege zijn eigen ervaring in India), maar bij nader inzien leek het verstandig om gelijk terug naar India te gaan en daar te kijken hoe het zou verlopen. India heeft namelijk hele goede doctoren en medicatie en dat leek ons een betere plek om naar een ziekenhuis te gaan, mocht het nodig zijn. Daarbij kwam dat het bloed heet was in Lahore en een stuk koeler in Amritsar. Hoe dat kan begrijpen wij niet want ze liggen hemelsbreed zo’n 30 kilometer van elkaar vandaan, maar dat was wel onze ervaring. Verder wisten wij een goed(koop) hotel in Amritsar om te blijven. Genoeg reden dus om, ongeacht dat ik hondsberoerd was, de grens over te gaan. Een grens overgang als je ziek bent is verschrikkelijk, maar het heeft als voordeel dat iedereen veel moeite doet om je zo snel mogelijk te helpen. Daarbij kwam dat wij inmiddels bekende waren en na een handje en een kop thee mochten wij snel weer verder.


Vrijdag 22 augustus gingen wij ziek, zwak en misselijk, de grens over naar India.

INDIA 6: Dharamsala, Amritsar


View Larger Map
India 6= bruine lijn


Hè, hè, eindelijk heb ik mijn laptop weer in handen! De afgelopen weken heeft onze auto (en dus ook de laptop!) in een zeecontainer gezeten van Bangladesh naar Thailand. Wij hebben dus even stil gestaan, wachtend op de komst van ons kindje, maar daar later meer over…

Dharamsala:
Eindelijk kwamen wij na een super spannende dag in het donker aan in Dharamsala. Dharamsala bestaat uit twee delen; het lager gelegen dorp en het 8 km hoger liggend gedeelte, boven op de berg dat McLeod Ganj heet. McLeod Ganj is waar je moet zijn, dit is de woonplaats van de uit Tibet gevluchte Dalai Lama.
Wij besloten de 8 kilometer bergopwaarts te laten voor de volgende dag en reden naar de eerste beste hotel die wij in het lager gelegen Dharamsala konden vinden (HTDTC, The Kunal, N32º12.631, E076º18.934). Gelukkig hoefde wij niet een lange discussie aan te gaan en mochten wij voor een klein bedrag op de parkeerplaats staan en gebruik maken van een douche.
De volgende ochtend stegen wij naar McLeod Ganj en vonden midden in het centrum een perfecte overnachtingsplek (HTDTC, The Club House, N32º14.157, E076º19.486, 1774m). Het dorpje had dezelfde uitstraling als Leh, dat wil zeggen, Boeddhisme ten top (uiteraard), veel Tibetaanse winkeltjes en een rustig sfeertje. Wij waren net een dag te laat om een toespraak van de Dalai Lama bij te wonen, dus gingen wij maar gewoon naar de goede man thuis. Helaas was hij niet thuis (of deed niet open) en hebben wij hem dus niet gezien. De dag erna was hij al weer gevlogen naar een afspraak in Parijs.

Die avond begon de Olympische spelen en daarbij dus ook een wereldweide lichtdemonstratie van de gevluchte Tibetanen tegen China. Voor de tweede keer in twee dagen zaten wij weer midden in een demonstratie, maar gelukkig verliep deze zeer vredig. Monniken liepen rondjes om de centrale stupa met kaarsjes in hun handen, terwijl zij Boeddhistische liederen zongen. Al snel liep heel het dorp met hun mee en wij dus ook. Wij hadden veel informatie gezien over de toestand van de Tibetanen in China en als je alles moet geloven is de werkelijkheid gruwelijk. In Dharamsala zie je regelmatig Tibetanen zonder handen en/of voeten. Tijdens hun vlucht uit Tibet moesten ze zulke hoge berg passen trotseren om India te bereiken, dat hun handen en/of voeten onomkeerbaar bevroren waren en geamputeerd moesten worden. Als je dat doorstaat om je geboorteland te ontvluchten, dan moet het daar toch wel heel erg zijn dacht ik zo! Deze mensen wilde wij graag steunen en daarom liepen wij mee. Na de demonstratie kwam iedereen bij elkaar in het klooster en werd er een film getoond over een poging van de Tibetanen om te voet terug in Tibet te komen. Het was aangrijpend om te zien hoe hun pogingen keer op keer mislukte door het ingrijpen van de politie. De volgende dag lazen wij in de krant dat tijdens eenzelfde demonstratie in Kathmandu, honderden mensen waren gearresteerd door de Nepalses overheid. Gelukkig is het in India wat dat betreft een stuk aangenamer vertoeven.

Wij hebben een paar dagen in de heerlijke koele temperaturen van McLeod Ganj doorgebracht want wij wisten dat het hierna alleen nog maar snik heet zou worden in de rest van India.

Amritsar 2:
Na vier dagen hebben wij de tocht naar Amritsar gemaakt. Wij waren op post uit Nederland aan het wachten (een nieuwe UV filter voor onze waterzuiveraar) en hadden het adres van Mrs. Bhandari’s Guesthouse hiervoor opgegeven (N31º38.519, E074º50.916, 211m). Wij vonden dit een fijn plekje om te vertoeven dus zou het niet erg zijn hier een aantal dagen op de post te moeten wachten.

Toen wij aankwamen zagen wij gelijk de Land Rover Defender van Daniel en Marie (Frans koppel die wij nog kende van Leh) in de tuin staan. Bezorgt kwamen ze naar ons toe. Ze waren ons na Srinagar kwijtgeraakt (wisten niet van ons uitstapje naar Dharamsala) en maakte zich grote zorgen over onze veiligheid. Wij vertelde gelijk dat het een zeer spannende tocht was geweest maar dat wij er zonder kleerscheuren vanaf waren gekomen. Hun verhaal was behoorlijk anders! In het dorp waar wij door een politieman via een rondweg waren omgeleidt, zijn zij, samen met Kinh en Jennifer (Engels koppel met een Toyota Landcruiser Prado die wij in Srinagar hadden ontmoet) regelrecht het centrum ingereden. Ze hadden de officier niet zien staan. Eenmaal in het centrum aangekomen werd hun de weg versperd en werden ze met tientallen (bak)stenen bekogeld. Overal op de carrasorie hadden ze krassen en deuken staan. Je kon zelfs de afdruk van de bakstenen op de auto zien staan! Beide auto’s hadden ingegooide ruiten. Zelfs in de auto was er schade van de stenen te zien. Een van de bakstenen had Daniels hoofd letterlijk op een haar na gemist.
Uiteindelijk werden ze door militairen gered en naar het plaatselijke politiebureau gebracht, waar ze 12 uur moesten schuilen. Midden in de nacht was het weer rustig genoeg om hun weg weer vervolgen. Ze hebben de hele nacht doorgereden en kwamen ’s ochtends vroeg in Amritsar aan waar ze sindsdien bezig waren met het oplappen van de schade. Helaas hebben ze in India geen onderdelen voor de Toyota Prado en moest een nieuw raam uit Pakistan komen. Het kwam goed uit dat Kinh en Jennifer contact hadden met een Duitse overlander Oli (http://www.oliabroad.de), die op dat moment op weg was van Lahore (Pakistan) naar Amritsar. Hij had gezegd een nieuwe raam voor hun mee te nemen uit Pakistan.
’s Avonds spraken wij met Kinh en Jennifer af, die in een ander hotel lagen, en zijn met z'n zessen gaan eten. De angst van de rit was het thema van de avond, maar uiteindelijk was iedereen blij er heelhuids vanaf te zijn gekomen.

Hierna vervolgde een week wachten, wachten en nog eens wachten. De post kwam maar niet. Dit schijnt normaal te zijn voor India, dus bleven wij rustig wachten. Het was echter geen straf om hier een tijdje te verblijven, want het werd alsmaar gezelliger bij Bhandari’s. Na twee dagen arriveerde Casper met z’n grote vrachtwagen die wij kende uit Hemis en Leh; Kinh en Jennifer verhuisde van hun hotel en kwamen ook bij ons in de tuin staan; Oli reed een dag later zijn Land Rover Defender het terrein op (met een nieuw raam voor de Prado) en vervolgens verschenen ook Penny en Simon in hun oer oude Land Rover serie I Defender. De tuin stond propvol met overlanders, voor ons erg leuk, maar voor de eigenares een grote kopzorg. Zij vond het maar niks want wij hadden de hele tuin in bezit genomen en gebruikte alle mogelijke ruimte om nieuwe ramen te plaatsen, onderhoud aan de auto’s te plegen, grote schoonmaak te houden en vervolgens ook nog gezellig te kamperen met tafels, stoelen en attributen van dien.
De dag dat Oli arriveerde had wij afgesproken met z’n alle uiteten te gaan; de pizzahut! Een luxe zoals de pizzahut kom je niet vaak tegen in India en na al die weken vegtable curry en rijst waren wij wel toe aan een smakelijk hapje Amerikaans. Die ochtend was er een vriend uit Duitsland naar Delhi gevlogen om een paar weken met Oli rond te reizen. Hij kwam ’s middags aan met de trein en Oli haalde hem op voordat hij bij Mrs. Bhandari’s binnen kwam rijden. Alleen Kinh en Jennifer kende Oli, maar die waren op dat moment niet aanwezig. Hij had nog maar net de motor uitgezet toen Casper al naar hem toen slenterde om een hand te geven. Het ging ongeveer zo: “Hoi, ik ben Casper, wij gaan om zes uur naar de Pizzahut okay?”. Waarop Oli antwoordde: “Hoi, Oli, ja natuurlijk, zes uur vertrekken?”. “Ja vertrekken, goed dan, zet je auto maar ergens neer en wij spreken elkaar later wel weer”. Marcel, de vriend die winterswit nog met een jetlag in de auto zat aanschouwde dit. Hij keek zijn vriend aan en vroeg verbaasd of hij Casper kende, waarop Oli antwoordde: “Nee, ik ken niemand hier, nog nooit gezien.” Marcel was er een beetje van door de war. “Maar wij gaan met deze mensen eten?!” “Ja,” antwoordde Oli toen “dat is nou overlanden!” Het lijkt wel een soort ongeschreven regel dat je met elkaar optrekt als je elkaar tegenkomt. Altijd erg leuk, vinden wij.

Eén van de dagen zijn wij naar de Gouden Tempel geweest, hetgeen waar Amritsar bekend om staat. In Amritsar wonen veel Sikhs (je kent ze wel, de mannen met een tulband op) die een geloof Sikhisme aanhouden dat lijkt op een mengelmoes van Hinduïsme, Boeddhisme en het Islam. Ze geloven in één God, maar ook in reïncarnatie. Het fundamentele aspect van hun geloof is de gedachte dat alles en iedereen gelijk is en dit bewijzen ze door elke dag, aan iedereen die maar wil, een maaltijd aan te bieden. De Gouden Tempel is voor hun de heiligste plek van hun geloof (te vergelijken met Mekka voor de Islamieten). Elke dag wordt er in de reusachtige tempelkeuken voor duizenden eten gekookt en er komen gemiddeld zo’n 40,000 mensen per dag gratis eten halen. Wij vonden het complex erg mooi en indrukwekkend. Tijdens de zonsondergang zag je de kleuren van de zon in het water gereflecteerd en werd de gouden gloed van de tempel langzaam oranje, totdat ze de lichten aan deden en hij weer prachtig goud glinsterde.

Na een week wachten en honderd keren met TNT te hebben gesproken, besloten Roger en ik om naar Pakistan te gaan. Wij hadden in Kathmandu een nieuwe visum voor Pakistan gehaald met de gedachte om toch nog de Karakorum Highway te rijden en eventueel nog een track te lopen. Wij hadden echter al zo lang in de bergen in India doorgebracht dat wij eigenlijk niet meer zo veel tijd in dit gedeelte van de wereld wilde spenderen. Wij wisten dat wij dan minimaal een maand in Pakistan nodig zouden hebben om vervolgens weer helemaal door India te moeten rijden naar Bangladesh. Het idee om nog naar Pakistan te gaan hadden wij dus eigenlijk al uit onze hoofd gezet, toen Kinh ons vroeg waarom wij niet alleen naar Lahore gingen om onderdelen voor de auto te kopen. Zo hadden wij ten minste niet voor niks het visum gekocht en konden wij heel goedkoop alles krijgen wat wij voor de auto dachten nodig te hebben. In India kom je namelijk nergens Toyota Landcruisers tegen en onderdelen zijn niet te krijgen. Daarentegen zie je ze overal in Pakistan. Wij vonden het een goed plan dus pakte wij alles in en namen afscheid van onze nieuwe vrienden. De meeste waren allemaal op weg naar India, dus waarschijnlijk zouden wij elkaar toch wel weer treffen.

Zondag, 17 augustus, reden wij de grens over naar Pakistan.



p.s. Helaas is onze webalbum vol. Dharamsala staat nog op onze eerste album, maar vanaf Amritsar 2 zijn de foto's nu op onze tweede album te bekijken: http://picasaweb.google.com/Landencruisen2

INDIA 5: Srinagar


Grotere kaart weergeven
India 5 = gele route

Het volgende stuk India was een foute inschatting. Dit hadden wij nooit moeten doen, maar helaas wisten wij dat toen nog niet. Wij zijn er goed vanaf gekomen, maar er waren andere waarbij dat wel degelijk anders was.

Wij zaten weer in Kargil, een stadje met weinig meer te bieden dan een overnachtingsplek tussen A en B. Wij hadden het geluk dat wij bij het Siachen Hotel zo goed ontvangen waren, want er waren verder geen andere hotels met een parkeerplaats en wild kamperen was hier geen optie. Wij zaten weer in een Islamitisch gebied en daarmee was voor ons voorlopig het Boeddhisme voorbij. Dit gedeelte van India heet Jammu en Kashmir (welbekend van de lekker zachte kasjmier schalen en truien te koop in dure boetiekjes in de PC hoofdstraat). Het is hier ZEER onrustig en door alle politieke onrust is het een beetje een niemandsland zonder wet- of regelgeving. Kargil grenst aan Pakistan en in 1999 is er een heftige strijd geweest tussen Pakistan en India met vele doden aan beide kanten als gevolg. Tot op de dag van vandaag is het nog altijd rumoerig aan beide kanten van dit onduidelijke grensgebied.
Wij waren op de hoogte van de gevaren en hadden meerdere malen een poging gedaan om informatie te krijgen over de actuele stand van zaken. Deze is niet te krijgen. Toen wij bij het Siachen Hotel waren, kwam ’s avonds een bus Indische toeristen aanrijden, die net vanuit Srinagar was gekomen. Dat was ons volgend einddoel en wij vroegen aan de chauffeur hoe de situatie momenteel was. Hij vertelde dat er tussen Kargil en Srinagar geen problemen op de weg waren, maar dat momenteel de stad Jammu onrustig was met veel demonstraties en problemen. Wij sloegen onze kaart erop na en zagen dat wij onmogelijk Srinagar konden ontwijken, maar dat er wel een omweg was waardoor wij niet door Jammu heen zouden hoeven. Perfect, dachten wij, en de volgende dag gingen wij dus ook op pad naar Srinagar.

Van Kargil naar Srinagar:
Het is voor Indische begrippen een goede weg om te rijden, maar toch stonden wij vroeg op zodat wij genoeg tijd zouden hebben om in daglicht Srinagar te bereiken. Het was een mooie rit, maar de hele weg reden wij langs verschillende militaire kampen die borden buiten hadden hangen zoals ‘Beware, the enemy is watching you’, waarmee ze natuurlijk de Pakistaners bedoelen die aan de overkant van de rivier in de bergen zouden zitten. Het gebied was uitgestorven en er hing een gespannen sfeer.

Over borden gesproken…
Overal kom je in het noorden van India borden langs de weg tegen die je erop attenderen dat je momenteel aan het rijden bent op een weg die is aangelegd door BRO, oftewel Boarder Roads Organisation. Ze zijn zo trots op zichzelf, ze leggen immers de hoogste wegen ter wereld aan (onderschat het niet!), dat ze je daar om de 100 meter graag aan willen herinneren. En als extraatje van de zaak, krijg je bij elke kleine herinnering, wat goede adviezen voor onderweg. Hier een aantal voorbeelden:
- Drive on horse power, not on rum power. BRO
- Driving faster can cause disaster. BRO
- If you’re married, divorce speed. BRO
- This is a highway, not a runway. BRO
- All will wait, better be late. BRO
- Better to be Mr. Late than late Mr… BRO
- Left is right, right is wrong. BRO
- After whiskey, driving is risky. BRO
- Weed and safety never meet. BRO
- If you touch 90 you won’t reach 19. BRO
- Speed thrills, but kills. BRO
- Drive, don’t fly. BRO
- It is not a rally, enjoy the valley. BRO
- Darling I like you, but not so fast. BRO
En dan onze all time favourite…
- Don’t be a gama in the land of the lama! BRO
Geen idee wat die laatste betekend maar hij klonk wel leuk. Wij lagen regelmatig in een deuk van hun idiote rijmpjes. Wij konden ons helemaal voorstellen dat er een groep mannen bij elkaar zaten om dit soort versjes te verzinnen. Waar ze niet aan gedacht hebben is dat de meeste bus en vrachtwagenchauffeurs, die wel een beetje rij-advies kunnen gebruiken, niet kunnen lezen en al helemaal niet in het Engels! Een beetje nutteloos dus. Verder nog, de BRO wegen zijn volgens ons de aller slechtste wegen ter aarde, en wij kunnen het weten, want wij hebben er al heel veel gehad! Dus zo trots hoefde ze volgens ons niet te zijn. Het ergste bord vonden wij: ‘BRO, the highest road builders in the world, we never look back’. Deden ze het maar eens een keer, dan zagen ze eindelijk wat voor een shit er nog van over was! Overal in de bergen wordt aan de weg gewerkt, tot vervelends toe, dus je zou verwachten dat je hier te maken had met een supersonische asfalt walhalla. Niks is helaas minder waar, aldus onze 5 kapotte bladveren, bedankt BRO, toppie toppie, keep up the good work!

Na de constatering dat alweer drie bladveren kapot waren in Leh (India 4) hebben Roger en ik besloten NOOIT meer road tax in India te betalen. Regelmatig kom je in India stationnetjes tegen waar je wegenbelasting moet betalen. De bedragen liggen altijd tussen de 20 tot 150 eurocent per keer. Het werkt hier namelijk zo: als hier een weg zo verschrikkelijk slecht is dat je het eigenlijk geen weg meer mag noemen, dan wordt er een provisorische hutje neergezet, een bamboestok over de weg gespannen en opeens is er een wegenbelastingsstation. Met het geld dat ze ophalen gaan ze (ten minste dat mag ik toch hopen) de weg repareren. In Europa werkt dat andersom. Je krijgt een kei van een weg in ruil voor wat centjes. Hier moet je dus eerst betalen, mag je daarna je wagen aan gort rijden en dan hopen dat er over tien jaar een betere weg ligt. Hier doen wij dus niet meer aan mee. Vergeet het maar! Kom maar op met die wegenmannetjes. Ik zat er helemaal klaar voor. Ik had de bonnetjes van de veren om mijn argument te assisteren. Die jongens hadden mij nog niet zien aankomen!….

Verder richting Srinagar:
Net na de middag kwamen wij aan in het dorpje Sonamarg, hier was het net alsof wij de alpen binnen reden. Prachtige weides met stroompjes erdoorheen. Het was dus ook een toeristische trekpleister met meerdere restaurantjes en hotels. Wij zijn maar niet gestopt omdat wij toch liever nog Srinagar wilde bereiken.
Een paar kilometer na Sonamarg kwamen wij een overlander tegen die ons tegemoet kwam. Gelijk zette wij beide de wagens langs de kant en sprongen uit om even een praatje te maken. Het was een Duitse man met zijn Zwitserse vrouw en hun zoontje van drie. Zij waren van plan om vijf jaar (!) met hun caravan rond te reizen en voornamelijk door India (een hele prestatie op zich). Wij vroegen over Srinagar en hij zei dat het een geweldige stad was en dat ze er een prettige, veilige tijd hadden gehad. Ze waren er zes weken geweest en gaven ons een adres van een houseboot waar zij al die weken hadden gelogeerd. Wij kregen het kaartje van de houseboot en wij vervolgde onze weg naar Srinagar. Eigenlijk wilde wij maar 1 nacht in Srinagar blijven dus wisten niet of wij gebruik zouden maken van zijn advies, maar dat zouden wij daar wel zien.
Net voordat wij Srinagar bereikte zagen wij een hutje langs de weg met een bamboeslagboom die open stond. De agent had ons helaas al van veraf zien aankomen en, na eerst iedereen verder door te laten, trok hij razend snel zijn bamboestok voor onze auto omlaag. Wegenbelasting! Roger wenkte naar de man dat hij bij mij aan het raampje moest komen en hield zelf zijn raam dicht. Ik zat er helemaal klaar voor en draaide rustig mijn raampje omlaag. ‘Can I help you?’ vroeg ik aan de man. ‘Road tax’, was het enige dat hij uit kon brengen en waarschijnlijk ook het enige Engels dat de man kon en verstond. In een rot tempo ratelde ik al mijn klachten uit over de Indische wegen, over de bladveren, over het feit dat wij al een behoorlijk bedrag moesten neerleggen om überhaupt dit land in te kunnen komen, over BRO en hun ‘we don’t look back’ geneuzel en voegde er aan toe dat het nu ook al laat was en hoogste tijd voor ons om een slaapplaats te hebben gevonden. Aldoor mijn monoloog werd de man bleker en bleker en keek onrustig om zich heen. Hij had er natuurlijk geen snars van verstaan, maar dat wij niet gingen betalen begreep hij haar fijn. Hij keek een paar keer naar het hutje en terug en zei toen (waarschijnlijk uit wanhoop of gebrek aan taal kennis) ‘okay you can go’ en gooide de bamboestok zo snel mogelijk weer omhoog. ‘Thank you sir, have a nice day’, riepen wij nog terwijl wij wegreden en elkaar de high five gaven. Gelukt!

Srinagar:
Srinagar staat bekend om zijn houseboots, oftewel woonboten. Rondom de stad liggen meerdere meren die met elkaar in verbinding staan en langs de randen van deze meren stikt het van de woonboten. Ze stammen nog uit de tijd dat de Engelsen in India zaten en dat is aan de architectuur te zien. Het was vroeger namelijk in deze regio zo dat buitenlanders hier geen land mochten bezitten. Omdat de Engelse zo gek waren op Srinagar kwamen ze op het heldere idee om deze regelgeving te omzeilen door, in plaats van land, een boot te kopen. Hierdoor konden ze tijdens de vakanties heerlijk in Srinagar vertoeven en vele zaten hier dan ook maanden achter elkaar. Sindsdien is er veel veranderd. Er is nog maar amper toerisme in Srinagar, waardoor veel van de boten verloederd zijn. Als je de stad binnen rijdt wordt er van alle kanten naar je geroepen en aan je getrokken in een poging je een kamer op een woonboot te verhuren. Daarbij komt dat op meerdere plekken langs de oevers de afval zich ophoopt, om maar niet te spreken over het feit dat de riolering van al deze boten rechtstreeks in de plomp verdwijnt. Als je, achterin de boot een ‘floater’ op de toilet zou produceren, kan je er nog minsten tien minuten vanaf het voordek van genieten! Verder hadden wij ook nare verhalen gehoord over mensen die door de booteigenaar op de boot werden vastgehouden tot ze de beurs trokken en al hun geld neerlegde. Al met al hadden wij dus eerlijk gezegd niet zo’n trek in een houseboot.
Wij reden door de stad en probeerde op meerdere plekken een slaapplaats te vinden, maar dit bleek zowat onmogelijk. Alleen al doordat wij zo veel aandacht trokken, en dus ook woonboot eigenaren, dat wij er gek van werden en dus alsnog besloten naar de woonboot te rijden die de Duitse man ons had aangeraden. Wij waren weer terug in het échte India, wij moesten er weer aan gaan geloven.
Bij de woonboot aangekomen bleek het een perfecte beslissing (aan Nageen lake, Mount View, N34º07.516, E074º49.810, 1614m). Wij konden namelijk in de auto slapen in de tuin van de man en mochten de hele dag gebruik maken van de boot. Zoals in Nederland, varen deze boten niet, maar het is toch heerlijk om de hele dag op een boot te hangen, ondanks dat hij stil ligt. En zo hadden wij voor een idioot laag bedrag dezelfde luxe als de andere gasten die er de hoofdprijs voor moesten neerleggen. Niet slecht! Het was er zelfs zo heerlijk vertoeven dat wij vijf dagen zijn gebleven!

Elke dag kwamen andere toeristen aan en al snel zat de hele boot vol. Iedere toerist in Srinagar, zat bij deze man op de boot. Hij had namelijk afspraken met verschillende busbedrijven dat ze hem zouden bellen als ze een blanke aan boord hadden. Het was zeker een beetje een luusje figuur en wij vertouwde hem voor geen vijf cent, maar wij ontweken hem waar mogelijk en hebben daardoor toch genoten van de omgeving.
Er was een kok die elke dag voor het eten zorgde en ’s avonds aten wij met z’n alle in de ‘eetkamer’; erg gezellig. De derde dag kwam de kok naar ons toe (wij zaten met z’n allen op het voordek) en vroeg of wij niet een keer vis wilde, voor de afwisseling. In koor riepen wij ‘Nee!’ met de gedachte dat wij die ochtend allemaal een grote boodschap de plomp in hadden gestuurd. Toen de kok alsnog zijn hengeltje tevoorschijn trok om dan maar voor zijn eigen avondeten een visje te scoren zei een van de jongens op de boot: ‘Als je even een uurtje wacht, gooi ik nog wat lekkers voor dat visje in de plomp, is ie weer een kilootje zwaarder!’
Al snel hadden wij door dat wij op een pretboot zaten. De kok had namelijk een privé wiet voorziening en deze werd rijkelijk op de boot verkocht. Kashmir wiet schijnt bekend te staan om zijn goede kwaliteit? Het was de grap van de dag dat de enige twee mensen die hier niet aan meededen de Hollanders waren! Ach ja, wij houden het liever bij een lekker koud pilsje, ieder zo zijn ding. Een Poolse jongen ging een van de dagen de alcohol regelen. Om drie uur kwam hij aan bij de ‘English beer and wine shop’ (zo heten alle alcohol verkooppunten in India. Wist trouwens niet dat ze in Engeland ook wijn hadden?!) en wachtte tot de winkel zou openen. Toen dat eindelijk gebeurde kon hij niet meer aan de balie komen door de enorme stroom van lokale die hem voordrongen. ‘Hé’, riep hij toen ‘aangezien ik de enige ben die daadwerkelijk alcohol mag drinken, zou ik het erg op prijs stellen als ik er ook wat zou kunnen kopen!’ Het is ook overal hetzelfde.

Twee keer hebben wij een tocht op de meren gemaakt met een shikara, een klein bootje dat ons deed denken aan de gondola’s in Venetië. De tweede keer zou hij ons naar iets heel bijzonders brengen; een honingfabriek. Toen ik opmerkte dat het inderdaad bijzonder moest zijn aangezien ik altijd had gedacht dat honing door een bij werd gemaakt en niet in een fabriek, wist hij niet zo goed wat hij daarmee aanmoest. Wij zeiden dat wij allergisch waren voor honing en dat wij liever rond dobberde op het water, dan bij de fabriek te langs. Ze proberen je hier altijd iets aan te smeren, daar staan de Kashmiri’s om bekend. Zoals verwacht (west Indisch doof!) meerde hij ons een uurtje later aan bij de honingfabriek. Nee dank je, zeiden wij weer en bleven in de boot liggen. Hij was duidelijk zenuwachtig en vroeg ons keer op keer om toch even te gaan kijken. Soms krijgen ze al geld als ze alleen al ergens langs brengen. Om hem een plezier te doen zijn wij dus toch maar even uitgestapt. Foute beslissing! Wij werden een woonhuis binnengeloodst waar vijf poten honing op een donkere tafel stonden in een vies muf kamertje. ‘Kom zitten’ zei de gastvrouw en dat deden wij netjes. Binnen drie seconden had ze een heel praatje (duidelijk ingestudeerd) over de poten honing afgerateld en begon de potjes open te schroeven. Wij moesten ze allemaal van de vrouw proeven en om dat te doen pakte ze een theelepeltje die ondersteboven in een glaasje water op tafel stond. Gatver! ‘Nee dank uw’, zei ik, ‘vertel mij maar iets meer over die fabriek. Kunnen wij er een kijkje nemen?’. Ze keek me aan alsof ze uit een ei kwam. Opnieuw begon ze een lepeltje met honing te vullen. Ze zou het toch niet snappen als wij geen duidelijke taal gebruikte, dus stonden wij gewoon op en liepen weg. Ze kwam achter ons aan rennen om te vragen waar wij naartoe gingen en om te melden dat de potjes héél goedkoop waren. Ze riep het tegen dovemans oren. Wij sprongen de boot weer in en legde onszelf weer op het matras neer. ‘Zeg schippertje, als je op fooi had gehoopt, dan stel ik voor dat wij nu geen gezeik meer krijgen en dat je gaat roeien!’ Daarna hebben wij een heerlijk ritje in de boot gehad.

Op de derde dag kwam er een tweede overlander aan, Kinh en Jennifer, een stel uit Engeland die met een Toyota Prado op reis zijn. Zei waren, net als wij, op weg richting Amritsar en lagen in de boot naast die van ons (wij zaten inmiddels vol). Wij hebben hun verder niet veel gesproken omdat wij het al druk genoeg hadden met alle gasten op onze boot, maar wij zouden hun later toch weer treffen. Na vijf dagen rust was het tijd voor ons om weer verder te rijden en omdat wij toch om moesten rijden om Jammu te ontwijken, kozen wij ervoor om nog een korte stop in Dharamsala te maken, alvorens naar Amritsar te rijden.

De engste dag van ons leven:
Wij hadden eigenlijk gepland om op de vierde dag te vertrekken, maar wij hoorde nog net op tijd dat er die dag demonstraties zouden zijn en dus was het niet verstandig om de weg op te gaan. Op de vijfde dag stonden wij voor dag en dauw op om op tijd te vertrekken. Wij moesten die dag een behoorlijke afstand afleggen om in Dharamsala te komen en eerder stoppen was geen optie omdat wij dan nog in het gebied Jammu en Kashmir zouden zijn en dus niet veilig. Gelijk toen wij de straat opdraaide hadden wij door dat het niet pluis was. De straten waren uitgestorven, overal stonden militaire langs de weg en langs de stoepen stonden dranghekken. Wij dachten dat het nog overblijfselen waren van de demonstratie de dag ervoor, maar duwde het gaspedaal toch wat verder in om zo snel mogelijk de stad uit te zijn. Net buiten de stad reden wij regelrecht tegen de achterkant van een ellenlange konvooi van legervrachtwagens op die wel met zeker 20 vrachtwagens weg reden uit Srinagar. Zie je nou wel, dachten wij, ze vertrekken weer uit de stad, alle onrust is voorbij. Na driekwartier hadden wij eindelijk alle auto’s ingehaald en konden wij onze weg vervolgen. Toch viel ons op dat er om de 500 meter een militair langs de weg stond met zijn geweer getrokken. De sfeer was alles behalve relaxed en wij werden er zenuwachtig van. Wij zochten naar een kranten kiosk om te lezen wat er nou allemaal in de demonstraties van de dag ervoor was gebeurd, maar konden deze nergens vinden. Wij dachten dat het misschien voorzorgsmaatregelen waren en reden door. Wat hadden wij het mis!
We naderde het eerst volgend dorp en merkte weer dat de boel was uitgestorven. Weer trapte Roger het gaspedaal harder in om door het dorpje heen te knallen, maar net toen wij op snelheid kwamen reden wij in het centrum een bocht om en daarmee regelrecht een demonstratie in! Zoals dat gaat met dit soort dingen, zit je midden in de demonstratie voordat je er erg in hebt en wij konden niet voor of achteruit. ‘Ramen dicht!’ riep Roger die nog een poging aan het doen was door de massa mensen te komen. Voor ons stond een vrachtwagen in de menigte vast en achter ons een personen auto. Een van de demonstranten gaf een gil en de hele menigte begon stenen naar de vrachtwagen en de auto te gooien. Op de een of andere reden werden wij gespaard. Het was doodeng! De ramen van de twee voertuigen om ons heen werden ingegooid. Roger deed zijn best om ons zo snel mogelijk uit de situatie te krijgen en gelukkig zag hij eindelijk een gat waar wij doorheen konden knallen. Hij drukte nog harder op het gaspedaal en wij schoten het dorp uit. Beide zaten wij te trillen in de auto en konden ons geluk niet geloven dat ze ons niet bekogelt hadden. Dit was dus waar de militairen op weg naartoe waren. Ze waren niet terug aan het trekken maar uit aan het rukken! Bibberend reden wij verder met de gedachten dat wij alles gehad hadden… mooi niet!
Toen wij het volgend dorp inreden was weer alles uitgestorven. Oh nee! dachten wij. Middenin het dorp werden wij net op tijd door een politieagent gestopt. Hij gaf ons aanwijzingen hoe wij om het dorp moesten rijden. Als wij verder zouden rijden, zei de man, zouden ze onze hele auto in elkaar rammen. Ze waren niemand aan het sparen en iedereen die door de hoofdstraat durfde rijden werd met stenen bekogelt. Wij namen zijn advies aan en volgde de weg om het dorpje heen, dankbaar dat wij de man net op tijd hadden zien staan zwaaien.
De rest van de dorpjes in dit gebied waren erg klein en volledig uitgestorven. Waarschijnlijk waren de inwoners naar de wat grotere plekken gegaan om te demonstreren. Eindelijk vonden wij een kranten kiosk en lazen wat er aan de hand was. Tijdens de demonstraties in Jammu was er een inwoner van Srinagar gedood door een van de militairen, daarom was er de dag ervoor een demonstratie in Srinagar geweest. Tijdens deze demonstratie was alweer iemand verongelukt waardoor de hele stad nu in rep en roer was. Tot op de dag van vandaag is het daar nog steeds onrustig. Zo zie je maar hoe snel de situatie kan omslaan! Wij wilde maar een ding en dat was zo snel mogelijk weg hier.

Alle vrachtwagens die wij op de weg tegenkwamen hadden hun ramen kapot gegooid gehad en meerdere chauffeurs zagen wij met verband om hun hoofd of bloed op hun kleren achter het stuur zitten. Verder was de weg volledig uitgestorven, wat weer in ons voordeel werkte want dat betekende dat wij goed door konden rijden. Even hebben wij getwijfeld om terug te rijden, maar eigenlijk was dat ook geen optie. Wij zijn die dag maar één keer gestopt om te plassen en verder hebben wij alleen maar gereden.

Eindelijk kwamen wij aan bij de afslag die wij nodig hadden om Jammu te ontwijken. Zoals gewoonlijk stonden er geen borden en was er geen pijl op te trekken waar wij nou precies moesten afslaan. Wij vroegen het aan een groep militairen en zij gaven ons een escort van 10 kilometer door alweer een spookstad naar de goede afslag. Drie keer vroegen wij of dit nou een veilige route was om te rijden, waarop ze keer op keer herhaalde dat wij vanaf daar geen problemen zouden moeten ervaren.
De eerste driekwart van de omweg was inderdaad rustig en trouwens ook een prachtige route om te rijden. Wij ontspande weer en ratelde aan een stuk over het geluk wat wij toch hadden gehad in de eerste demonstratie. Helaas was onze vreugde van korte duur. Aan het eind van de omweg lagen bomen op de weg om weggebruikers tegen te houden (langleven de 4x4 die ons overal omheen reed) en lagen overal de bakstenen op de weg die ze hadden gebruikt om ramen in te gooien. Gelijk stonden wij weer op scherp en vervloekte de militaire die zeiden dat hier geen gevaar zou zijn. Twee keer reden wij door een dorp waarvan duidelijk was dat de demonstratie nog maar enkele minuten voorbij kon zijn omdat de mensen nog langs de weg stonden en de stenen en glas op de weg lagen. Op een gegeven moment reden wij op een man af die gelijk een baksteen opraapte toen hij ons aan zag komen. Hij zwaaide zijn arm naar achter en maakte zich klaar om de steen tegen onze auto te gooien. Met onze adem ingehouden en onze hart in onze keel reden wij op de man af, maar net toen wij bij hem aankwamen had een andere man de situatie gezien, rende naar de man, greep zijn arm en hield hem tegen! Hoeveel engeltjes hebben wij?! Wij konden alweer ons geluk niet geloven en in de achteruitkijk spiegel zagen wij dat de twee mannen ruzie stonden te maken. ‘Wow’ zuchtten wij en probeerde weer te ademen.
Wij hadden nog 8 kilometer te gaan en dan zouden wij uit Jammu en Kashmir zijn. Wij zaten een beetje stom te giechelen dat wij er zo goed vanaf waren gekomen en hadden eigenlijk al gedacht dat wij het ergste hadden gehad.
Net voor de grens werden wij door een groep militairen aangehouden. Wij mochten niet meer verder en zouden terug moeten. Wat?! riepen wij naar de mannen en legde uit dat terug voor ons geen optie was en trouwens ook behoorlijk onveilig. Het was al laat in de middag en het idee dat wij hier zouden moeten overnachten was onacceptabel. Wij smeekte de mannen om ons naar de grens te brengen. Dat deden ze niet, maar wij waren vrij om het zelf te proberen. Wij dachten dat wij even zouden gaan kijken wat er aan de hand was om te zien of wij erlangs konden. Drie kilometer lang was er niks of niemand op de weg en overal bewijs van een heftige strijd die er net moet zijn geweest. Wij zagen in de verte een militair voertuig staan en reden erop af. Gelijk werden wij gestopt en verteld dat er een vuurgevecht net aan de gang was geweest tussen burgers en militairen, maar dat het nu weer even rustig was. Als wij wilde konden wij doorrijden. Je begrijpt dat wij even stonden te twijfelen; een steen door je raam is een ding maar een kogel is toch wel heel wat anders. De militaire wenkte ons geruststellend door en dus besloten wij het maar te proberen. Nou, als ik zelf een geweer had zou ik terug zijn gereden alleen al om die agent ermee te schieten want hij wenkte ons regelrecht de menigte in. Wij stonden ziels alleen op de weg met honderd bewapende mannen om ons heen. De militairen waren nergens te bekennen want die hadden zich alweer teruggetrokken (en bedankt!). Met een kloppend hart zette ik mijn meest lieve, onschuldige glimlach op en draaide mijn raampje omlaag (het zou toch geen kogel tegen houden) en vroeg in mijn aller meisjesachtige piepstemmetje of ze misschien zo vriendelijk zouden zijn om ons door te laten. Ach, de scharmes van een vrouw kan zelfs een tiran niet weerstaan en de man riep naar de groep om ons door te laten. Na nog eens drie keer onze veiligheid bij de man te bevestigde durfde wij door de groep mannen te rijden terwijl ik aldoor vriendelijk glimlachte en iedereen netjes begroette en zwaaide. Niemand lachte terug, niemand begroette ons terug en niemand zwaaide. Ze keken ons boos aan en het staal van de geweren glom in de middagzon, maar wij kwamen ongedeerd door de menigte heen.
Twee kilometer verder reden wij de provincie grens over en kon eindelijk de spanning los komen. De tranen liepen langs mijn wangen en wij moesten even langs de weg stoppen om elkaar stevig vast te pakken. Als wij dit van tevoren hadden geweten, hadden wij deze route nooit gereden, maar ja, als je alles van tevoren weet, ga je liggen voordat je valt, toch?! We hadden het overleefd, maar wij besefte heel goed dat de dag heel anders had kunnen zijn afgelopen, zoals wij later van Kinh, Jennifer, Daniel en Marie zouden horen…