NEPAL 3: Pokhara, Kathmandu


Grotere kaart weergeven
Nepal 3 = rode route


Terug in Pokhara:
Wat waren wij gelukkig toen wij onze mooie auto weer terug zagen! Alles was nog precies zoals wij het hadden achtergelaten en de twee andere overlanders stonden er ook nog. Ze hadden dus de hele tijd op onze auto kunnen letten. Een prettig gevoel. Het was al laat dus doken wij gelijk in ons bedje en genoten van het dikke matras. Dat is iets wat wij al weken niet meer hadden gehad.

De volgende paar dagen hebben wij maar weinig gedaan. Het was echt rusttijd. Wel hebben wij een dag een klim gemaakt naar de Pokhara Peace Pagoda, die door de Japaners, aan de overkant van het meer op een bergtop gebouwd is. De bedoeling was om vanaf de pagoda de zonsopgang te zien, maar de zon kwam al op toen wij nog bij de auto stonden (5:30!), dus zijn wij op het dak van het hotel geklommen om de Himalaya vanuit daar te zien. Wij hadden ontzettend veel geluk met het weer en hadden een prachtig uitzicht op de Annapurna’s en een aantal andere bergen in de buurt van Pokhara. Op de terugweg namen wij een bootje over het meer. Om tien uur waren wij weer bij de auto, met het gevoel dat wij er al een dag op hadden zitten, dus werd het de rest van de dag weer een rustdag.

Na een aantal dagen niks doen besloten wij eens een kijkje in Kathmandu te nemen. De snelweg tussen Pokhara en Kathmandu is 250 km lang en een mooie bergroute om te rijden. Het enige probleem was dat er een ernstig tekort was aan brandstof. Elke keer dat wij stopte bij een tankstation om te tanken werd ons gemeld dat ze niks hadden. Wij hadden nog maar een kwart tank en waren wanhopig op zoek naar diesel. Op een gegeven moment kwamen wij langs een tankstation waar op dat moment een bus diesel stond te tanken. Opgelucht reden wij het tankstation in, maar toen wij om diesel vroegen kregen wij het antwoord dat ze niks hadden! We beargumenteerde dat wij net de bus hadden zien tanken, maar zij zeiden dat wij het verkeerd hadden gezien. Weer reden wij verder. Wij begonnen te begrijpen dat er wel degelijk diesel was, maar dat de tankstations erg specifiek waren over wie ze het brandstof wel en niet gaven. Bij het volgende tankstation, waar wij wisten dat ze diesel hadden, boden wij meer geld aan dan de normale literprijs, maar ook dit mocht niet baten. Wij kregen het gewoon niet. Wij moesten een nieuwe plan-de-attack verzinnen en al snel kwamen wij op een idee. In Nepal is het namelijk de gewoonte om een blokkade op de weg te vormen als uiting van een demonstratie. Overal op de snelweg kom je dit soort ‘demonstraties’ tegen. Gelukkig worden wij als westerling altijd doorgelaten omdat wij niks met de problemen te maken hebben, maar zo worden er soms uren lang delen van de snelweg geblokkeerd. Het resultaat is bijna altijd ten gunsten van de demonstranten. Wij hadden dus een nieuwe aanpak bedacht: wij gingen staken.
Alweer reden wij een tankstation op waar wij net een bus zagen wegrijden en vroegen om diesel. Deze had hij niet (uiteraard). “Ach wat jammer”, zeiden wij, “dan maar even lunchen. Wij komen vandaag helemaal uit Pokhara. Je kan je wel voorstellen hoeveel honger wij hebben! Een prima plekje om te pauzeren, aangezien hier toch niemand komt.” Met die woorden zetten wij de auto midden op de oprijlaan van de tankstation een begonnen rijkelijk uit te pakken. Stoelen, tafels, koffiepot, boterhammetjes en beleg, alles kwam uit de auto. De eigenaar van het tankstation begon zorgelijk te kijken, maar wij zwaaide vriendelijk en deden alsof wij van geen kwaad bewust waren. Na vijf minuten kwam hij vragen of wij niet misschien ergens anders konden gaan staan. “Maar waarom, hier komt toch niemand?!” riepen wij terug en daar had hij natuurlijk niks op te zeggen. Meerdere auto’s reden af en aan om brandstof te halen en hij moest iedereen verkopen dat hij niks had, maar aan de reactie van de mensen was duidelijk dat ze geschokt waren dat ze niks kregen. Op een gegeven ogenblik hoorde wij hem tegen iemand zeggen dat ze over een half uurtje terug moesten komen, dat wij dan wel weg zouden zijn. Dit was het moment voor ons om duidelijk te worden. Wij stoven op de man af en eiste diesel. Wij maakte hem duidelijk dat wij wisten dat hij diesel had en dat wij niet van plan waren om weg te gaan tot er diesel in onze tank zat, desnoods zouden wij wachten op een nieuwe lading. Hij wist dat wij hem door hadden, want hij kon zijn gezicht niet recht houden toen hij een laatste poging deed om ons weg te krijgen. Wij liepen terug naar de auto en namen weer plaats in onze stoeltjes. Het duurde maar een minuut en de eigenaar stond naast ons. Wat hij zei kwam hier ongeveer op neer: als hij ons 20 liter zou geven, zouden wij dan aub oprotten!? Ja maar natuurlijk! En zo kregen wij diesel. Gelukkig was 20 liter genoeg om Kathmandu makkelijk te bereiken en zo reden wij naar de hoofdstad van Nepal.

Kathmandu:
Vraag me niet hoe, vraag me niet waarom, maar wij hebben drie weken in Kathmandu gewoond. Ik snap het zelf nog steeds niet. Ik ben nog nooit in zo’n vieze stad geweest en toch kregen wij het voor elkaar om hier enige tijd door te brengen. Binnen een dag hadden Roger en ik allebei last van onze luchtwegen. Ik bedoel het niet verkeerd, want Kathmandu heeft ontzettend veel te bieden op cultureel gebied met prachtige stupa’s en tempels. Dit zijn dingen die je in Pokhara niet vindt, maar de stad is uit zijn voegen gebarsten, met als resultaat dat ze de vervuiling van de enorme lokale populatie en dat van de toeristen niet aankunnen. Nepal is nog niet zo lang toegankelijk voor toerisme en toen het land eindelijk zijn deuren opende, stroomde de toeristen Kathmandu binnen, omdat dit de uitvalbasis is om de Himalaya in te gaan. Dit had de lokale bevolking snel genoeg door en zo zijn duizenden mensen naar Kathmandu verhuisd om wat van deze, in rotvaart groeiende business, mee te pikken. Het land was hier helemaal niet op voorbereidt en het resultaat daarvan is duidelijk in Kathmandu te zien. Ze weten gewoon niet waar ze met al hun afval naartoe moeten en de straten en rivieren van de stad liggen bezaaid met plastic flessen, plastic zakken en ander onafbreekbare troep. Door de toename van consumenten is ook het vrachtverkeer van en naar Kathmandu toegenomen en de lucht vervuiling is van ernstige graad. Als je de Kathmandu vallei in komt rijden, rijd je zo een dikke zwarte smogwolk in en het sloeg ons gelijk op de longen.

Wij hadden de waypoints van een hotel middenin Thamel, het toeristisch centrum van Kathmandu, dus reden wij daar rond een uur of zeven naar toe. Wij hadden niet een slechter moment kunnen uitzoeken om Thamel in te rijden. Het zag zwart van de mensen die op zoek waren naar een van de vele restaurantjes om te eten en het feit dat wij ook nog (per ongeluk) tegen het verkeer in, de super smalle Thamel inreden, was niet in ons voordeel. Binnen enkele seconden zaten wij muurvast in het verkeer en konden geen kant op. Iedereen begon op ons te toeteren omdat wij in de weg stonden, maar wij konden niet voor of achteruit. Gelukkig schoot een winkelier ons te hulp en heeft al het verkeer zo kunnen sturen dat wij eindelijk tot aan het hotel konden komen (Kathmandu Guesthouse). Er was genoeg ruimte om de auto te parkeren en wij waren helemaal opgelucht dat wij het gered hadden. Wij liepen naar de receptie om over de prijs te onderhandelen, maar er viel niks te onderhandelen. Of wij in de auto sliepen of niet, wij moesten een kamer huren en die koste 10 dollar per nacht! In Pokhara hadden wij voor 1,50 euro gestaan, met gebruik van een eigen kamer! Het verschil was absurd en wij besloten dat er niks anders op zat dan verkassen. Weer moesten wij de drukte door, maar gelukkig gingen wij nu wel met het verkeer mee. Net toen wij Thamel uit wilde rijden kwam een jongen op ons af om te vragen of wij een slaapplaats hadden. Wij vertelde dat dat niet zo was, maar dat wij in de auto sliepen en geen cent meer dan 1,5 euro wilde uitgeven. Hij wist wel een geschikt plekje voor ons en sprong op de motorkap om ons de weg te wijzen. Helaas bracht hij ons in eerste instantie bij een hotel waarvan de parkeerplaats vol zat, maar niet getreurd hij had een andere optie en zo reden wij verder met deze jongen op onze motorkap. De politie keek wel een beetje raar op, maar niemand commandeerde hem om af te stappen! Erg apart. Uiteindelijk bracht hij ons bij het River Hotel (N27º43.306, E085º18.507), waar er genoeg plek was voor twee auto’s en een daarvan waren wij. Inmiddels was het al laat en wij waren blij een plekje te hebben gevonden. Het was niet ideaal, maar dat zouden wij later wel uitzoeken. Wij vertelde de jongen ons probleem met het zoeken naar diesel en hij bood ons aan om te laten zien waar wij in Kathmandu diesel konden krijgen. Wij kregen zijn telefoonnummer en spraken af hem te bellen als wij weer vertrokken om de tank te kunnen vullen. Een ontzettend aardig aanbod.

Gelijk die nacht kwamen wij erachter dat wij bij het verkeerde hotel stonden! Werkelijk de hele nacht hebben wij overlast gehad van de Indische toeristen die in het hotel verbleven. Om vier uur ’s nachts werd het me te veel! Pal buiten onze auto stonden ze uitgebreid te praten en lachen. Wij hadden al een paar keer gevraagd of het wat stiller kon, maar het mocht niet baten. Eindelijk was ik het zat en ging naar buiten. Daar heb ik midden op de parkeerplaats gillend mijn afkeer duidelijk gemaakt met kreten zoals “Shut the F… up!!! It’s the middle of the night! Can’t you see people are trying to sleep!! Wat is wrong with you people?! Shut up!!!!” De eigenaar van het hotel kwam naar buiten rennen en vroeg ongerust wat er aan de hand was. “What’s the matter?! What’s the matter?! It’s four ‘o clock in the f…… morning and these people are standing here talking, like it’s the middle of the f…… day! I can’t sleep!!” Waarop de man heel serieus antwoordde: “But of course they’re noisey, they’re Indians and they’re checking out.” “I don’t give a rats ass if they’re Russian, Italian or Greek, they just need to shut up!” Op dat moment was ik zo boos dat ik niet kon lachen om zijn uiterst serieuze uitleg. Alsof Indiër zijn alles moest verklaren. Later in India begreep ik wat hij hiermee bedoelde. Het echte absurde was dat gedurende mijn hele stampij in pyjama op de parkeerplaats de Indiërs waar het om ging, volkomen ongeroerd waren door het spektakel, zich gewoon weer omdraaide en hun gesprek op dezelfde toon voortzette! Nog erger was dat ik de hele tijd dat ik daar buiten stond te brullen, Roger kon horen giechelen in bed. Hij vond het maar wat grappig!

De volgende dag zijn wij dus gelijk op zoek gegaan naar een ander hotel. De eigenaar kwam naar mij toe om zijn excuses aan te bieden en zei daarbij dat ze de dag erna weer een Indiase groep verwachtte en dat het verstandig zou zijn als wij dan weg waren vanwege de overlast die zij veroorzaken.
Nou dat heerlijk rustig paradijsje hebben wij gevonden. Om de hoek van Thamel, in de wijk Paknajol, vonden wij het Kathmandu Peace Guesthouse, waar wij met de auto achterom in de tuin mochten staan en wat stond er toen wij aankwamen?… een overlander! Een busje uit Oostenrijk stond naast ons, maar de eigenaar was naar Everest Basecamp aan het trekken, dus hij zou drie weken weg zijn. Omdat de tuin op een helling was, hadden wij het bovenste stuk tuin helemaal voor ons alleen. Wij betaalde 2 euro per nacht en hadden daarvoor 24 uur per dag toegang tot douche en toilet. Het was een heerlijk plekje om te vertoeven, weg van de drukte van de stad, maar toch dichtbij genoeg om lopende de restaurantjes en kroegen te bereiken.

In de drie weken dat wij daar hebben gestaan hebben wij amper gekookt. Elke avond gingen wij uiteten. Niet omdat wij dat altijd wilde, maar omdat er nergens winkels te vinden waren om eten te kopen. Een paar keer zijn wij naar de markt gegaan om aardappeltjes, asperge en eitjes te kopen voor een heerlijke maaltijd, maar in het algemeen was het eten buiten de deur. In Kathmandu is alles te krijgen en zo wisselde wij af tussen pizza, steaks, salades en zelfs een patatje oorlog!

Wij hebben drie dagen van de drie weken ‘aan cultureel gedaan’. Elke dag zeiden wij weer: “Zullen wij eens wat gaan bezichtigen vandaag?” Waarop al snel werd geantwoord: “Neh, misschien morgen, ik heb vandaag geen zin”. Ach, soms heb je het gewoon nodig om niks te doen. (Af en toe hadden wij ook een kater (vele barretjes), dus dan doe je uiteraard niks). Mijn agenda staat vol met ‘rustdagen’.
Het voordeel van onze locatie was dat alles op loopafstand was, dus in elk geval makkelijk te bereiken. De drie cultuurdagen hebben wij als volgt gevuld:
Dag 1: Wij zijn een dagje naar de Swayambhunath Stupa gelopen, oftewel de monkey temple zoals het ook wordt genoemd vanwege de vele aapjes die er wonen. Een stupa is kort gezegd een Buddhistische temple, waar men niet in kan maar met de klok mee omheen loopt.
Dag 2: Wij zijn naar het Durbar Square gelopen met zijn vele prachtige tempels en hebben uit de lonely planet een aantal wandelingen gevolgd.
Dag 3: De derde culturele dag was het meest indrukwekkend. We namen een taxi naar het Durbar Square van Patan, een dorp ten zuiden van Kathmandu, die, vanwege de explosieve groei van de stad, inmiddels onderdeel is van de stad. Durbar square is gewoon het centrale plein van een stad waar vele temples staan. Ook hier hebben wij een wandelroute van de LP gevolgd. Daarna hebben wij een taxi genomen naar Pashupatinath Temple. Dit vonden wij erg indrukwekkend. Het is de meest belangrijke Hindu temple in Nepal en wordt dus ook beschouwd als de meest heilige plek in Nepal om gecremeerd te worden, vergelijkbaar met Varanasi in India. De tempel ligt aan een rivier en overal langs de rivier staan zogehete ‘ghats’ waarop de lijken openlijk worden verbrand. Vierentwintig uur per dag worden hier lichamen verbrand en wij hebben een paar uur aan de overkant van het water gezeten om te zien hoe zoiets in zijn werk gaat. In eerste instantie waren wij bang dat het luguber zou zijn, omdat de lijken alleen in een doek gewikkeld zijn en het gezicht te zien is, maar niks is minder waar. Het was heel ‘mooi’, als je dat woord hiervoor kan gebruiken, om te zien hoe normaal voor deze mensen de dood is en dat het niet eng hoeft te zijn. Er wordt immers vanuit gegaan dat je of reïncarneert, of naar het eeuwige paradijs gaat. Allebei mooie prestaties, want elke reïncarnatie brengt je dichterbij het eeuwige paradijs. De rivier wordt gescheiden door een brug, waarvan aan de ene kant de rijke worden verbrand (daar was het dus behoorlijk rustig) en aan de andere kant de minder bedeelde (daar was continu activiteit). Als het lichaam op de brandstapel is gelegd, volgen er een aantal rituele, waarna het hout door de naaste familie wordt aangestoken. Dit is een heel eer om te mogen doen. Hierna vertrekt de familie gelijk en wordt het vuur overzien door een vuurmeester. Als het lichaam volledig is verbrand (soms moest een stuk been of arm terug op het vuur worden geworpen die eraf was gerold!) wordt het as in de rivier geschept en wordt de ghat klaargemaakt voor de volgende.
Na dit een tijdje te hebben gevolgd zijn wij naar het Bodhnath Stupa gelopen voor de dagelijkse avondwandeling rondom de stupa. Elke avond komen de Buddhisten uit de omgeving hier samen om gezellig een aantal keren om de stupa te lopen en de dagelijkse dingen met elkaar door te nemen. Wij voegde ons aan de stroming en liepen een paar keer rond.

Ons voornaamste doel in Kathmandu was het verkrijgen van een nieuwe Indiase visa. India is namelijk het enige land ter wereld (voorzover wij hebben meegemaakt) waar je visa ingaat op de dag van ontvangst in plaats van de dag dat je het land ingaat. Wij hadden het eerste visum in Ankara (Turkije) gehaald en inmiddels waren de zes maanden verlopen.
Wij hadden van Tom² (die wij op de wandeling tegenkwamen) gehoord dat je ’s avonds laat naar de ambassade moest om een nummertje te halen die je plek in de rij de dag erna zou bepalen. Zo gezegd, zo gedaan, gingen wij om tien uur naar de Indiase ambassade om een nummertje op te halen. Aldaar werd ons gemeld dat wij pas om 1 uur ’s nachts een nummer konden krijgen en niet eerder. Wij probeerde nog een nummertje bij de man los te krijgen, maar het lukte niet en er zat niks anders op dan midden in de nacht weer terug te komen. Om half één stonden wij weer voor de poort en kregen wij nummer 36! Wij vroegen hoe dat kon, aangezien wij een half uur te vroeg waren, maar daar gaf de man geen antwoord op en wij moesten het er maar mee doen. Hij zei dat wij om 8 uur ‘s ochtends terug moesten komen om in de rij te staan. Wij hadden gehoord dat er nooit veel meer dan 40 mensen per dag geholpen werden, dus wij zagen het somber in met ons nummertje 36.
Acht uur ’s ochtends stonden wij weer voor de poort en dit keer was het erg druk. Er stonden wel meer dan honderd man en niemand had ’s nachts een nummer gehaald. Deze mensen zijn die dag dus ook niet geholpen. Om negen uur werden de nummers geroepen en een voor een mochten wij de ambassade in om vervolgens plaats te nemen in een wachtruimte waar het loket pas om half negen open ging. Wij waren dus al anderhalf uur verder en nummer 1 was aan de beurt…
Om twaalf uur zou het kantoor sluiten en om kwart voor twaalf waren wij dan eindelijk aan de beurt. Gelukkig hadden wij het net gered, maar vele gingen teleurgesteld weer naar huis.
De eerste keer dat je komt moet je een fax formulier invullen die ze naar je land van herkomst sturen om toestemming te krijgen om je een visum te verstrekken. Dit duurt 5 dagen. Vervolgens moet je terug om de officiële visum aanvraag te doen en de derde keer kom je terug om de boel op te halen.
Vijf dagen later kwamen wij weer midden in de nacht aan bij de ambassade om een nummer op te halen. De man herkende ons, lachte vriendelijk en gaf ons nummer 32. Wij waren duidelijk gestegen in waarde.
Na opnieuw uren te hebben gewacht werd ons mededeelt dat Nederland nog niks van zich had laten horen, waardoor wij geen aanvraag mochten doen. Wij moesten maar maandag terug komen en opnieuw proberen! Vrijdag en maandag hebben wij met Nederland gebeld om te vragen waar de reactie op de fax bleef, die eindelijk maandag middag is teruggestuurd en zo stonden wij maandagnacht voor de derde keer om 1 uur voor de poort. Deze keer stond er een man die wij niet kende aan de poort en deelde ons zonder blikken of blozen mee dat het systeem opnieuw was veranderd en dat de ophaaltijd nu 4 uur ’s ochtends was!! Wij waren het helemaal zat met dit bureaucratisch geneuzel en protesteerde luidt. Toch was de man niet te verroeren. Helaas voor hem, kende hij ons nog niet. Wij waren inmiddels goed bekend met de Nepalese stand van zaken en wat doe je dan?…juist, staken!
Wij zetten onszelf bij de man neer, deden alsof wij gingen slapen en bleven bij de poort. Een beetje ongemakkelijk ijsbeerde hij wat op en neer. “Jullie moeten straks terug komen hoor”, herhaalde hij keer op keer, waarop wij vriendelijk antwoordden: “ach nee hoor, ik slaap net zo lief hier. Scheelt me een keer op en neer lopen!”. Anderhalf uur heeft het geduurd en toen knapte de man. “Oke, oke, hier heb je een nummer!” zei hij en gaf ons…nummer 19! Wij schoten in de lach en vroegen of er 18 mensen langs waren gekomen toen wij zaten te ‘slapen’? Hij glimlachte alleen en haalde zijn schouders op. “Nu wegwezen”, zei hij.
“Tot straks!” riepen wij terug.
Je begrijpt natuurlijk dat het een behoorlijk corrupte bedoeling is. Om nummer 1 tot en met 5 te krijgen kost dit je 8 euro, 6 t/m 10 is 5 euro waard en alles tussen 10 en 20 zit rond de 2 euro. Elke ochtend loopt er een mannetje rond bij de poort die je kan aanspreken om een laag nummer te kopen. Hier kwamen wij de eerste keer al achter, maar daar doen wij niet aan mee. Helaas waren er genoeg die dat wel deden, waardoor het systeem in stand wordt gehouden. Echt walgelijk! En wij hebben het hier over een overheidsinstantie!
Uiteindelijk kregen wij na 10 dagen onze visum en ook nog eens voor zes maanden. Joepie!

Verder hebben wij in Kathmandu etentjes gehad met mensen die wij in het guesthouse hebben ontmoet, filmpjes in bed op de laptop gekeken (alle films zijn hier voor 1-1,5 euro op dvd te krijgen) en lekker geluierd. Samen met de jongen die wij de eerste dag in Kathmandu hadden ontmoet, hebben wij een volle tank diesel kunnen krijgen en na drie weken was het dan eindelijk tijd om te vertrekken (vonden wij). Wij waren toe aan een beetje wild kamperen want dat was al zo lang geleden geweest! De dag van vertrek zat ik ’s ochtends achter het fornuis koffie te zetten toen er opeens iemand op de deur klopte. Ik deed de deur open en ja hoor, daar was hij dan, onze Oostenrijkse buurman! Was dat even toevallig! Gelijk kwamen wij naar buiten en zoals dat altijd gaat hebben wij aan een stuk door met elkaar gekletst over alles wat wij hadden meegemaakt. Rudolf (http://www.reise-nach-shahbhala.at) had veel te vertellen en al snel was het na de middag. We lunchte samen, maar toen wilde wij echt vertrekken. Wij hadden nou eenmaal die beslissing genomen en zagen er erg naar uit. Wij wisselde gegevens uit en spraken af elkaar later in India te treffen, mocht het allemaal uitkomen. En dus vertrokken wij alsnog, laat op de dag, uit Kathmandu richting Naragkot.

1 opmerking:

Anoniem zei

Hey stoere luitjes! Goeie actie hoor: gewoon staken! Slim hoor, je moet 't maar doorhebben! en 3 weken gebleven, echt lang. Maar idd lekker luieren is ook erg lekker op zijn tijd. Wij hebben ik oktober weer een vakantie gepland........
Groetjes Marjon & Marcel