INDIA 2: Grens Nepal, Varanasi, Agra, Shimla
View Larger Map
India 2 = rode route
In het algemeen:
"Increadible India" zoals de reclame van de Discovery Channel luidt. Nou, deze kreet hebben wij duizend maal geroepen en regelmatig was de betekenis zoals wij hem zeiden, alles behalve positief.
Wat een land! Ze zeggen van India "you either love it, or you hate it" en dit begrijpen wij volkomen. Gelukkig is het bij ons nog zover dat wij beide uitspraken kunnen beamen, maar wie weet hoe lang wij dat nog kunnen volhouden. Helaas moeten wij onszelf keer op keer weerhouden om niet compleet over te slaan naar het tweede.
India heeft prachtige stukken natuur en wij hebben adembenemende schoonheid gezien (zoals je op de foto’s zal zien), maar de mensen…!
Net als je denkt dat je alles hebt gezien, doen ze weer zoiets volkomen onlogisch dat wij weer hoofdschuddend met ongeloof in de auto zaten en zeiden: "Increadible Indiërs!".
Zelfs de goed gezinde, altijd vriendelijke Roger, werd door de Indiërs regelmatig tot zijn limiet gedreven waardoor hij alleen nog maar gefrustreerd kon schelden en zuchten. Elke ochtend zeiden wij weer tegen elkaar: "Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Laten wij ze niet allemaal over een kam scheren. Het is gewoon een cultuur verschil. Zij vinden ons misschien ook vreemd. Wij moeten positief blijven en open staan voor deze mensen. Als wij dat niet doen kunnen wij niet genieten van dit prachtig land". En zo gingen wij vol goede moed op pad, om vervolgens tien minuten later, scheldend, vloekend en tierend alweer de zoveelste idioot te hebben moeten ontwijken op de weg. Ik heb meer mensen uitgescholden in mijn tijd in India dan in mijn hele leven. Mijn keel werd er schor van! Je wordt hier continu tot je persoonlijke grens gepusht en het is om gek van te worden.
Wij realiseren heel goed dat onze negatieve ervaring met de Indiërs volkomen te maken heeft met het feit dat wij in het Indiaas verkeer deelnemen.
Drie jaar geleden zijn wij op een volledig van tevoren geplande, drie weeks vakantie in Zuid India geweest. Wij hadden een gids, wij hadden een chauffeur en alles was geregeld. Het was een fantastische vakantie en wij kwamen vol enthousiasme thuis over dit ‘increadible’ land. Wat was India mooi, wat waren de mensen vriendelijk, wat wilden wij toch graag een keer terug.
Hier probeer ik elke keer weer aan te denken als het even niet mee zit, want de mensen zijn aardig, lachen altijd en hebben echt altijd goede zin. Okay, ze bezeiken je bij het leven als het op aankopen aan komt, maar er is altijd ruimte genoeg voor een goede onderhandeling met vaak 50% korting als resultaat. Waarom hebben wij dan zo’n moeite met deze mensen. Simpelweg omdat als ze eenmaal in een auto stappen, alle vorm van intelligentie en gezond verstand lijkt te verdwijnen, waardoor de situatie op de weg letterlijk levensgevaarlijk begint te worden. En dat gaat ons te ver. Drukte is een ding, daar kunnen wij inmiddels wel mee om gaan, maar deze mensen rijden daarbij ook nog eens zo roekeloos en hard dat wij inmiddels al vele malen op een haar na ernstige ongelukken hebben gemist, en dan niet omdat de ander uitweek, maar omdat Roger met alle moeite onze auto de berm in stuurde. Je kan ook niet inschatten wat ze op de weg aan het doen zijn zodat je een moeilijke situatie niet kan anticiperen. Ze komen altijd uit de lucht vallen. Een aantal voorbeelden:
Het is ons een raadsel waarom het wettelijk verplicht is om in India links te rijden. Alle Indiërs rijden namelijk rechts. Je komt ze continu op je eigen weghelft tegen. Iets wat op een rechte weg op tijd opvalt, maar in de bergen is dat wel anders. Een haarspeldbocht snijd je toch zeker af? Is gewoon zonde van de brandstof om op je eigen helft in de buitenbocht te rijden. Wij hebben met dagelijkse, wat zeg ik, uurlijkse regelmaat botsingen kunnen ontwijken, uiteraard met al het scheldwerk van dien.
Wij hebben de meest gruwelijke aanrijdingen, of in elk geval resultaten van aanrijdingen, langs de weg gezien. Op een gegeven ogenblik was het voor ons een sport om in te schatten wie schuld was (meestal allebei), hoe de stand van de inzittende moet zijn geweest (meestal dood) en nog het ergste, wat voor een soort auto het had kunnen zijn (meestal onherkenbaar). Wij werden er na een paar weken niet meer warm of koud van. Eigen schuld, dikke bult. Hadden ze maar niet als een mallot moeten rijden. Wel reden wij langzaam, zeer langzaam, uiterst links en met een hand op de claxon, de enige manier om in India op de weg te overleven.
Op de snelweg rijden is hier ook zoiets moois. Denk je dat je eindelijk gas kan geven omdat je een gescheiden rijbaan hebt. Had je gedacht! Ze gebruiken hier de twee banen alsof er twee aparte wegen naast elkaar liggen en rijden zonder blikken of blozen tegen het verkeer in op de snelweg! En erger nog, dan rijden ze ineens wel links, dus op de officiële inhaalstrook!! De eerste keer dat wij dit fenomeen tegenkwamen moesten wij drie keer knipperen en in onze ogen wrijven voor wij geloofde wat we zagen. "Dit meen je toch niet?!" riep Roger die als een gek op de rem moest om net op tijd achter de vrachtwagen te duiken die wij aan het inhalen waren. De tegemoet komende buschauffeur had ook nog de brutaliteit om te flashen en toeteren toen hij langs reed. Alsof wij beter hadden moeten opletten!
In Nederland onderbreken ze alle radio uitzendingen om je op het gevaar van een spookrijder te attenderen. Als ze dat hier deden, zou er geen tijd meer zijn voor een muziekje!
Als laatste komen wij aan bij de spiegels. Waarom zou je ze gebruiken. De meeste auto’s hebben dan ook hun zijspiegels ingeklapt en hun achteruitkijkspiegel op het plafond gericht. Als je naar rechts moet afslaan, doe je dat gewoon. Als je wegrijdt uit stilstand, doe je dat gewoon. Als je wil inhalen, doe je dat gewoon. Degene achter je kijkt namelijk, hopelijk, voor zich en reageert wel op wat jij doet. Dat is een beetje de gedachtegang. Het resultaat is echter dat wij van links naar rechts over de weg slingeren om al het verkeer te ontwijken wat maar doet en laat wat ze willen. Het lijkt soms wel een computerspelletje!
Roger heeft een filmpje op internet gevonden die al deze dingen perfect weergeeft. Het is een filmpje gemaakt door een Nederlands stel die ook op wereldreis is (http://www.landcruising.nl) en inmiddels in Zuid Amerika zitten. Je moet dit bekijken om te begrijpen waar wij het over hebben:
Als je eens een keer niks te doen hebt, moet je eens bij you tube 'Indian driving' intoetsen bij de video's. Ga lekker achterover zitten en kijk naar wat wij allemaal moeten meemaken!
Naast het rijden waren er ook een paar andere irritaties:
Privacy is iets waar ze in India ook nog nooit van gehoord hebben. Als wij ook maar 1 seconden langs de weg stil stonden, was het een kwestie van een halve minuut voor de eerste Indiër door je open raam wil hangen om even een kijkje te nemen. Oh wee als je per ongelijk de deur open laat staan. Ze vinden het dan de normaalste zaak ter wereld om, zonder iets te zeggen, in je auto te klimmen en overal aan te zitten. Onze gordijnen waren voor ons een uitkomst. Overal waar wij stopte deden wij onze gordijnen dicht. Niet dat het hielp, want als wij terug bij de auto kwamen stonden de afdrukken van handen en neusjes op alle ramen, maar het voelde wel prettiger.
Zo kunnen ze je ook ongegeneerd blijven aanstaren. Het is niet verkeerd bedoeld, maar ze vinden ons zo interessant dat ze gewoon niet weg kunnen kijken. Zelfs in gebieden waar veel toeristen komen blijf je jezelf een uitzonderlijk geval voelen. Dit hebben wij het ergst meegemaakt in Dharamsala, waar wij om de paar minuten gevraagd werden door een Indiër of hij een foto (snap) van ons mocht maken. Alsof wij filmsterren zijn of zo? Als wij dan nee zeiden, gingen ze stiekem van de andere kant van de weg alsnog foto’s van ons staan maken. Echt bizzar! Het toppunt was toen wij in Dharamsala zelfs geld kregen aangeboden als ze daarvoor een foto van ons mochten maken. Een Indiër die geld geeft is een unicum!
Als je voor het stoplicht wacht of bij een spoorovergang, staat er binnen twee tellen iemand naast je raam naar je te staren. Ook al staarde wij terug, zij bleven kijken. Soms rolde ik het raampje van de auto dan omlaag en vroeg of hij het nou wel gezien had en of hij misschien zo vriendelijk zou willen zijn om door te lopen (je staat namelijk regelmatig een minuut of tien op de trein te wachten), waarop je blijkbaar nog interessanter bent (it speaks!) en ze je nu met open mond aanstaren. Dan deed ik dus het gordijn maar weer dicht. Het ergste is nog dat als ik na een aantal minuten mijn gordijn naar achter trek, de kerels vaak nog steeds aan het raam blijken te staan! Onbegrijpelijk!
Als je een Indiër de prijs van iets vraagt, krijg je standaard het dubbele te horen. Alles en overal moet je afdingen. Ook zoiets dat twee keer leuk is, maar na een maand iets om hoofdpijn over te krijgen. Op een gegeven moment ben je gewoon leeg en kan je de energie niet meer opbrengen om de discussie aan te gaan. Het is niet onze aard en dus voelt het zeikerig. Het dubbele, kost namelijk in India nog geen drol, maar het gaat natuurlijk om de principe.
Ik weet nog toen wij hier een paar jaar geleden waren dat mijn vader een schildering op doek had gekocht, waarbij hij, zonder af te dingen, de prijs had betaald die de man benoemd had. Ik geloof dat het iets van tien euro was of zo. In elk geval geen (voor ons) fenomenaal bedrag voor een stuk handgemaakte kunst. Toen hij de verkoop had afgehandeld, pakte de man al zijn spullen in en vertrok. Onze gids vroeg gelijk aan mijn vader wat hij had betaald en toen hij dit vertelde schaterde onze gids het uit. "Nou", lachte hij, "je hebt die man net een maand salaris gegeven! Die zien wij hier de komende weken niet meer terug!" Tja, dan baal je een beetje. Wat in eerste instantie een goede koop leek, bleek achteraf behoorlijk afzetterij te zijn. Wij proberen dus tegenwoordig eerst te bedenken wat het ons waard zou zijn en gaan met die gedachten op pad. Regelmatig blijkt iets alsnog goedkoper, zodat wij uiteindelijk het gevoel hebben dat wij hun afzetten.
Het ergste voorbeeld van dit was in Manali. Manali is een toeristen oord voor zeer rijke Indiërs. Het ligt in de bergen en heeft zomers een prettige temperatuur. De meeste lokale toeristen die hier rond lopen hebben vele malen meer geld te spenderen dan wij. Het was bijna Mika’s verjaardag, dus waren wij op zoek naar een leuk kado-tje voor hem (3jr). Op straat stond een man kleine speelgoed parachuutjes te verkopen waarvan de lampjes in de lucht alle kleuren van de regenboog schitterde en knipperde. Al snel begrepen wij dat zo’n ding 10 cent koste want het was een hele hit. Elk kind wat langs liep eiste er een van zijn ouders en de man verkocht rijkelijk. Hierdoor konden wij keer op keer zien dat er tien cent voor zo’n gevalletje werd betaald. Na een tijdje stapte wij op de man af en vroeg hem om zo’n speeltje. Toen hij hem aan mij gaf (na opnieuw een demonstratie) duwde ik 10 cent in zijn hand en liep weg. Binnen een tel stond hij weer voor ons. ‘Het kost 1 euro’, zei hij. ‘Pardon?!" antwoordde ik de man en liep op een vrouw af die net zo’n ding voor haar zoontje had gekocht. "Wat heb jij betaald?" vroeg ik aan de vrouw waar de verkoper bij stond. Weet je wat ze zei?! "Weet ik niet meer". Ik schudde mijn hoofd in ongeloof. De vrouw aan wie ik het vroeg had namelijk een parelketting om en gouden ringen met diamanten zo groot als zo’n parachuutje erin. Ik keek hun allebei aan en vroeg "Why do you cheat me? How can you possibly think I have more money than she does?" Het antwoord van de man was simple: "Because you are white". Ik zal maar niet herhalen wat ik toen allemaal heb gezegd, maar aan het eind douwde ik zijn speeltje in zijn handen en liep weg. En weetje wat hij toen deed?! Dit gebeurd je alleen in India: Hij rende achter me aan en zei: "Okay, okay, 50 cents, special price voor you!".
Gelukkig bestaat er op alle overheidsproducten (eten, drinken, diesel) een maximum retail price (mrp) inclusief belasting en andere kosten. Deze mrp staat op alle producten geschreven en het is voor ons een uitkomst. Regelmatig hebben wij van de winkelier een hoger bedrag te horen gekregen, waarop wij het product omdraaide en de mrp aanwezen. "Oh, I thought it was ten rupees?!" waarna de winkeleigenaar zich met het schaamrood op de wangen verontschuldigt en zegt dat het de oude prijs was en hij zichzelf had vergist. Yeah right!
Maar goed, genoeg negatieve voorbeelden. De realiteit is namelijk dat dit land ongelofelijk veel te bieden heeft en wij hebben prachtige plekken in dit land ontdekt. En, als je het negatieve belicht, moet je ook altijd het positieve laten zien, dus dit is wat wij ook van de Indiërs vinden:
Ze lachen echt altijd.
Ze zijn absoluut vriendelijk (als het niet gaat om een of andere verkoop).
Ze moeten een toren hoge tolerantie hebben als ze het met hun eigen volk kunnen uithouden. Altijd als wij hulp nodig hadden, kregen wij deze ook altijd…gratis.
De mensen werken hier voor een habbekrats en zijn toch nog tevreden met wat ze hebben.
En als laatste, je kan ze volledig voor rot schelden, volledig uit je vel springen van boosheid en nog zullen ze altijd vriendelijk terug blijven en lachen.
Dus, zoals je ziet, allemaal niet zo verschrikkelijk, als je er maar regelmatig aan terug denkt. ;-)
Terug in India:
De keuze voor de grensovergang die wij hadden genomen werd door twee dingen bepaald. Wij hadden geen diesel meer om verder te rijden, dus moesten wij snel een tankstation in India vinden en ten tweede omdat wij vanaf deze grensovergang regelrecht naar beneden richting Varanasi konden rijden, onze eerste bestemming in India. Wij hadden van meerdere mensen gehoord dat Varanasi erg indrukwekkend was om te bezichtigen dus reden wij daar vanaf de grens in een dag naartoe.
Varanasi:
Varanasi is, zoals Kathmandu in Nepal, de heiligste Hindu plek om in India gecremeerd te worden. Het ligt aan de Ganges, de meest heilige rivier van India. Het is de droom van elke Hindu om hier, aan het water, gecremeerd te worden. Het resultaat is dat er vele oudere mensen in Varanasi wonen, wachtend op hun sterfdag. Het is relatief ook erg duur om gecremeerd te worden, dus zitten de ouderen langs de straten te bedelen om geld, zodat zij hun droom kunnen realiseren. Het kost 5000 rupees om aan de Ganges gecremeerd te worden, dat komt overeen met zo’n 80 euro. Een fenomenaal bedrag voor de meeste Indiërs. Er zijn vijf verschillende doden, die zo heilig zijn, dat ze niet gecremeerd worden, maar in plaats daarvan, met stenen naar de bodem van de Ganges worden verzonken. Deze vijf zijn: kleine kinderen, mensen die sterven aan het pokken virus, heiligen, mensen die gedood zijn door een cobrabeet en zwangere vrouwen. Niet een ontzettend frisse rivier dus.
Wij kwamen aan het eind van de dag aan en hadden het hotel waar wij wilde staan vrijwel gelijk gevonden. Wij hadden alweer de waypoints van een hotel die bekend staat om zijn grote parkeermogelijkheden voor overlanders (Hotel Surya: N25 20.342, E082 58.812). Toen wij de straat in reden werden wij door iedereen de goede kant op gewezen. Ze hadden duidelijk meer ervaring met overlanders! Wij boekte gelijk een zonsopgang boottocht op de Ganges voor de dag erna. Dit is het beste tijdstip om de rivier op te gaan omdat je dan de rituele ochtendbaden kan aanschouwen.
De volgende ochtend ging ons alarm om vier uur en zaten wij om half vijf in het busje richting de rivier. Toen wij in de boot stapte, begonnen ze net aan de oever met hun dagelijkse yoga lessen die daar gratis worden gegeven. Het was erg mooi om vanaf het bootje de zon op te zien komen en de hele oever van grijs naar kleur te zien veranderen. Alle mooie kleden van de vrouwen aan de kant maakte een vrolijke indruk.
Maar, dan heb je het baden… De Ganges is in een woord: smerig! De kleur is grijs bruin en er drijft kilo’s afval in, om maar niet te spreken over de stank. Daarbij kon ik niet het beeld van de verzonken lijken uit mijn hoofd halen. En toch stonden daar honderden gelovigen aan de oever hun dagelijkse bad te nemen, hun keel schoon te gorgelen en hun tanden te poetsen. Gatverdamme! Toen wij vroegen aan onze bootman of de mensen niet bang waren voor ziektes was zijn antwoord dat ze beschermt worden door de goden en dus niet ziek zullen worden. Wij hebben echter, later in India, een Nederlander ontmoet die de heldendaad had verricht om in de Ganges te zwemmen. Zijn bootman had hem gezegd dat de overkant (?!) schoon was. Dus ging hij lekker aan de overkant poedelen. Het resultaat was een hele scala aan huidaandoeningen die maanden zouden duren en vele crèmetjes nodig zou hebben om te genezen! Misschien geloofde hij niet genoeg?
Nadat de zon was opgekomen, was de boottocht voorbij en reden wij met het busje van het hotel langs twee verschillende tempels terug naar het hotel. Wij waren om negen uur terug, precies op tijd om wat te ontbijten. Die nacht was het bloed heet geweest en wij hadden peentjes gezweet in bed. Nu dat de zon was opgekomen was het alweer boven de dertig graden. Tijdens het ontbijt hebben wij kort overleg gehad over wat te doen, maar al snel was de beslissing genomen om verder te rijden. Wij waren maar heel kort in Varanasi geweest, maar wij hadden al het belangrijkste gezien waarvoor je hier komt. Daarbij wilde wij zo snel mogelijk de bergen weer in. Het was gewoon niet om uit te houden op het platte land.
Na het ontbijt vertrokken wij richting Agra.
Het is vrijwel onmogelijk om in India meer dan 300 kilometer per dag te rijden. De wegen zijn bagger, het verkeer is verschrikkelijk en je rijdt nooit harder dan zo’n 40km per uur. Dus haalde wij Agra niet in een dag en besloten op een grote tankstation te overnachten (Reliance, 30km voor Kanpur: N26 18.546, E080 28.645). Het was weer een tankstation met overnachtingsmogelijkheden voor vrachtwagen chauffeurs, dus was er een restaurant, een douche en parkeermogelijkheid genoeg. Wij gingen in het restaurant eten, maar Roger voelde zich niet zo goed, dus liet hij mij alleen eten terwijl hij ons bed in dook. Na het eten ging ik even bij hem kijken. Hij lag doorweekt van het zweet te slapen. Wij hadden nog wat medicatie van Carl, de Duitse arts, dus maakte ik Roger wakker en duwde het een en ander aan pilletjes in zijn mond. Daarna ging ik in het restaurant zitten met mijn computer om wat verhalen te schrijven. Toen ik naar bed ging, was Roger nog zieker; hij was al drie keer naar de wc gegaan en moest gelijk overgeven toen ik hem wakker maakte. De rest van de nacht ging niet veel anders en om de haverklap moest Roger weer op staan om naar de wc te gaan.
De volgende ochtend besloten wij maar een dagje op de parkeerplaats te blijven aangezien alle faciliteiten aanwezig waren. Ik nam weer plaats in het restaurant en Roger bleef in bed. Op een gegeven moment kwam hij binnen om naar de wc te gaan. Toen hij na vijf minuten nog niet was verschenen besloot ik een kijkje te nemen en liep naar de mannen wc. "Roger!" riep ik, waarna een zacht, zwak stemmetje antwoordde: "Ik zit hier en voel me niet zo lekker". Ik zei dat hij onmiddellijk de deur van het slot moest halen, anders kon ik hem niet helpen en toen de deur open zwaaide stond een lijkbleke Roger tegen de muur geleund. Hij keek me aan en kon nog net herhalen dat hij zich niet lekker voelde, toen zijn ogen naar achter rolde en hij in mijn armen flauw viel. Ik schreeuwde naar hem en sloeg hem in zijn gezicht, maar het mocht niet baten, Roger was volledig buiten westen. "Help me!!" schreeuwde ik door de badkamer en binnen enkele seconden stonden er vijf Indiërs, vanaf de badkamer deur, naar me te staren. "Help me!" schreeuwde ik weer, maar er gebeurde niks. Al snel werd ik bewust van waar ik was, India!! Ik begon de ene commando na de ander te roepen want de Indiërs verzinnen zelf niks, maar kunnen perfect je commando’s opvolgen. "Maak een doek nat! Help me hem tillen! Haal een cola! Zet de ventilator aan! Go, go, go! Snel, snel, snel! NUUUUU!!!!" Alle vijf kwamen ze in actie en deden hetgeen wat ze van mij moesten, maar ook geen millimeter meer, dat konden ze niet verzinnen. Inmiddels zat Roger op een stoel onder een ventilator met een natte doek om zijn hoofd, nippend aan een cola. Hij kwam langzaam bij. Weer duwde ik een hele arsenaal pillen, druppels en oplossingen naar binnen, maar Roger bleef lijkbleek. Hij zag er slecht uit en er zat niks anders op dan als een gek naar een doctor te rijden. De dichtstbijzijnde stad was dertig kilometer verderop. Ik zette Roger naast me in de auto, die gelijk in slaap viel, en stapte voor het eerst sinds Turkije achter het stuur. Op de een of andere manier zat het ons mee, want het verkeer was akelig rustig en zonder problemen bereikte wij binnen een uur de stad. Van een hotel kregen wij een routebeschrijving naar een ziekenhuis. Toen wij daar aankwamen zeiden wij allebei: no way! Het was een smerige, vieze bedoeling en overal lagen de zieken op de grond in de gang. "Where is the best hospital in the city?" vroeg ik aan een man. "I need a private hospital." Hij keek me een beetje verward aan en antwoordde: "This is it, madam, this is the best hospital we have. That’s why it’s so busy". Slik.
Bij gebrek aan beter, besloten wij maar te blijven. Helaas was de arts even op huisbezoek (er is er maar 1 voor het hele ziekenhuis!) dus moesten wij even wachten. Roger legde zich neer op de onderzoeksbank en was weer binnen een seconde vertrokken. Na een uur arriveerde de doctor en twintig minuten later stonden wij met een boodschappentas vol pilletjes buiten de deur. Malaria was getest en gelukkig negatief. Het was een duidelijk voorval van de bekende ‘Dehli belly’. Gewoon een vies beestje in zijn lichaam die verwijderd moest worden. Het consult koste een euro, de medicatie drie en de malaria test ook een euro. Daar zullen wij de verzekering maar niet mee lastig vallen.
Roger stopte de eerste lading pillen in zijn mond en voelde zich redelijk genoeg om de rest van de 200 kilometer naar Agra te rijden. Agra is namelijk een toeristische plaats en wij wisten dat daar hotels genoeg waren, die ook nog schoon genoeg zijn om te verblijven als je ziek bent. In de auto slapen was geen optie, daar was het veel te heet voor. Dus kroop ik weer achter het stuur, Roger viel weer in slaap en zo vervolgde wij onze tocht naar Agra.
Agra:
Een paar uur later reden wij het parkeerterrein op van het Mayur Tourist Complex. Wij zette de airco aan en Roger dook gelijk het bed in. De volgende dag kreeg ik ook diarree, pakte een Loperamide en bleef dus ook maar in bed. Vijf dagen later kwamen wij voor het eerst weer buiten. Roger’s kuur was voorbij en hij voelde zich weer kip lekker. Wat het geweest kan zijn weten wij niet, maar ons vermoeden gaat uit naar de rivier waar wij met de olifant in gezwommen hebben. Maar ja, zeker weet je het nooit.
Agra is de stad waar de wereld beroemde Taj Mahal te zien is. Daar moet je natuurlijk geweest zijn. De beste tijd om de Taj Mahal te bezichtigen is bij zonsopgang of ondergang. Wij besloten te kiezen voor de zonsopgang en stonden om zes uur voor de poort. Het fijne van deze tijd is dat het heerlijk rustig is. Het enige nadeel van die dag was de bewolking. Hierdoor konden wij niet de zon zien op komen op de Taj, wat prachtig schijnt te zijn. Net voordat wij wilde vertrekken kwam de zon even door de wolken en heb ik toch nog wat mooie foto’s kunnen maken van de weerkaatsing van het licht op al dat witte marmer. De Taj Mahal is een indrukwekkend gebouw, omdat het zo immens groot is. Het heeft de uitstraling van een moskee. Waren wij alleen naar India gevlogen, hadden wij het waarschijnlijk nog mooier gevonden, maar omdat wij door het Midden Oosten waren gekomen, konden wij het niet laten om het met andere moskeen te vergelijken. Het is een prachtig stuk vakmanschap, maar een entreeprijs van tien euro vonden wij wat overdreven.
Varanasi en Agra waren onze doelen langs de weg naar het noorden en toen wij de Taj Mahal hadden gezien wilde wij niks liever dan zo snel mogelijk weer naar de Himalaya. De eerste dag vertrokken wij pas laat op de dag en sliepen een nacht bij een hotel ten noorden van Dehli (Ethnic Indian Tourist Complex: N28 55.906, E077 05.879). De volgende dag reden wij via Chandigar (waar we even kort hebben gekeken) naar Shimla.
NEPAL 4: Naragkot, Chitwan NP, Lumbini, Grens India
Grotere kaart weergeven
Nepal 4 = groene route
Naragkot:
Naragkot is een dorp boven op een berg 30 kilometer buiten Kathmandu. Het zou zo moeten zijn dat je vanaf de berg een prachtig uitzicht hebt op de Himalaya, met in de verre verte, Everest. Tijdens ons verblijf hebben wij elke dag gedubd om de Everest Basecamp trek te gaan lopen, al is het maar om Everest te zien. Het probleem is dat (als je niet vliegt, wat wij niet wilde doen) de trek drie tot vier weken zou duren en dat was ons te veel. Verder zou twee van die weken door de trans-himalaya zijn en inmiddels was het daar bloedje heet, dus ook geen pretje. Uiteindelijk hebben wij het niet gedaan met de gedachte ooit naar Tibet te gaan en vanuit daar naar basecamp aan de Chinese kant te lopen (duurt maar 4 dagen!). Het schijnt ook zo te zijn dat Everest vanuit Tibet veel beter te zien is.
Nou, dan maar naar Naragkot om het in de verte te zien…had je gedacht! Die dag begon de monsoen! Niet te geloven. Niet alleen zagen wij Everest niet, wij zagen geen hand voor ogen! (zie foto’s). Wij hebben de auto aan de rand van de berg gezet met uitzicht op de vallei, maar wij hebben niks anders gezien dan dichte mist (N27º40.051, E085º31.333). Het enige plus puntje was dat wij inmiddels zo hoog zaten (2063m) dat wij eindelijk weer eens heerlijk onder de deken konden kruipen. De temperatuur was zeker 15 graden koeler dan in het dal.
Na een heerlijk frisse nacht was het voor ons tijd om richting India te rijden. Wij hebben nog even getwijfeld om naar The Last Resort te gaan, tegen de Tibetaanse grens aan, maar met dit weer was dat niet meer de moeite waard. Wij reden terug langs Kathmandu en namen toen de oude snelweg, Tribhuvan Highway, richting het zuiden. Er is inmiddels een snellere route gemaakt, waardoor deze snelweg heerlijk rustig is om te rijden. Het was fantastisch! Halverwege de dag kwamen wij zo’n geweldig wild plekje tegen dat wij besloten voor de nacht te blijven (N27º36.797, E085º05.500). Dan maar de volgende dag verder.
Chitwan National Park:
De volgende dag reden wij de Trans-Himalaya uit terug de Terai in en gelijk hadden wij spijt. Het was bloed en bloed heet! Het zweet liep ons langs het lijf en het liefst waren wij terug de bergen in gereden, maar ja, dan kom je niet ver. Onze bestemming voor die dag was Sauraha, een dorp op de grens van het Chitwan National Park. Deze keer hadden wij de tijd en wilde wij toch erg graag een wild park in op een olifant. Wij kwamen terecht bij het Chitwan Resthouse (N27º34.876, E084º29.653) waar wij voor een euro in de tuin mochten staan. Gelijk regelde wij bij aankomst de olifant voor de volgende dag (dat hadden wij van de vorige keer wel geleerd) en gingen een kijkje in het rustig dorpje nemen. We vonden een leuk restaurant aan de rivier (KC’s) waar ik kip saté met pindasaus heb gehad, heerlijk! Ook hier kon je een patatje oorlog bestellen (hebben wij de dag erna gedaan).
Het was ’s ochtends vroeg opstaan want onze olifant vertrok om zes uur. Wij liepen naar de plek waar de olifanten verzamelde en zagen dat er al een paar leuke exemplaren bij stonden. Zoals je altijd doet, waren wij aan het gissen welke de onze zou zijn. Ik koos een klein vrouwtje en Roger een wat grotere heer. Wij stonden hier nog over te discussiëren toen onze hoteleigenaar zei: “Oh, daar komt die van jullie”. Wij draaide ons beide langzaam om en daar achter ons stond de grootste mannetjes olifant die ik ooit heb gezien! Ik schrok me te pletter en stond gelijk op mijn benen te trillen. “Die?! Nou dat weet ik nog niet zo hoor!” zei ik tegen de man die al stond te lachen. Hij had de blik op onze gezichten al gezien. Het was echt een joekel van een olifant en torende hoog boven de andere olifanten uit. Wij hadden niet veel tijd om erover na te denken en moesten via een trap in de stellage op zijn rug klimmen. De ‘bestuurder’ van de olifant had een stok bij zich om de elektriciteitsdraden omhoog te houden als wij eronderdoor liepen! Heb je inmiddels al een idee over hoe immens dit beest was?
Net voordat wij het park in gingen stapte nog twee mensen bij ons in/op en gingen wij met z’n vieren op pad.
De voornaamste reden dat wij naar dit park waren gekomen was om een Aziatische een-hoornige neushoorn te zien (die in Afrika hebben twee hoorns). Uiteraard zou het ook niet tegenvallen als wij daarbij weer een tijger zouden spoten. Na een half uur door het oerwoud te hebben gelopen kwamen wij uit bij een tra (=open stuk in het bos; lang leven de Zweedse puzzels, bedankt mam!) met in het midden een poeltje en daar zaten ze dan. In het water lagen drie neushoorns te relaxen! Omdat wij met een olifant waren konden wij heel dichtbij komen om ze te zien. Echt super gaaf! De rest van de tocht was erg leuk, maar helaas zou het zien van dieren hierbij blijven. Gelukkig hadden wij in elk geval gezien waar wij voor gekomen waren.
Bij de uitgang van het park stapte de andere twee weer af en wij moesten weer het hele stuk door het dorp naar de opstapplek lopen. Toen wij er bijna waren, draaide de eigenaar van de olifant zich om en vroeg of wij het leuk vonden om mee te gaan naar de rivier waar de olifant gewassen zou worden. “Graag!” riepen wij in koor, daar hoefde wij geen seconde over na te denken. Hij nam een zijstraatje naar een weiland waar hij de olifant ontdeed van de zitting en teugels en gebaarde dat ik terug op de olifant moest klimmen, nu wel op zijn blote rug. Ik klauterde naar boven in de veronderstelling dat hij bij mij op de olifant zou klimmen, maar in plaats daarvan riep hij een commando waarop de olifant ging staan! Ik gilde het uit. Zat ik daar zonder ook maar iets om me vast te houden bovenop een joekel van een olifant. “Je komt toch zeker bij me zitten?” stammelde ik tegen de man. “Nee hoor, ’t gaat toch goed zo?” “Nou, dat is discutabel! Ik heb liever dat je erbij zit.” Hij begreep niet waar ik moeilijk over deed, maar gaf toch gehoor aan de paniek in mijn stem, pakte de beide oren van de olifant vast en liep zo via zijn slurf, over zijn hoofd naar zijn rug.
Wij liepen door het dorp naar de rivier toe. Wat een geweldig gevoel! Ik had natuurlijk weer praatjes, nu dat ik niet alleen zat. We daalde de rivier in en toen begon de pret. Voordat ik in de gaten had wat me overkwam kreeg ik me toch een partij water tegen mijn kop gesmeten! De olifant had zijn slurf met water gevuld en (voor mijn gevoel) twintig liter water tegen mijn hoofd gespoten. Hij had er behoorlijk veel plezier in volgens mij want hij spoot me links en rechts van boven tot onder nat! Toen ik doorweekt was kreeg de olifant van zijn baas een commando waarbij hij zich prompt door zijn benen liet zaken en op zijn zij viel. Ik werd gelanceerd en kwam enkele meters verderop in de rivier terecht!
Het water stroomde hard en voordat ik het wist was ik stroomafwaarts gesleept. Met al mijn kracht zwom ik terug en klom weer bovenop de olifant. Opnieuw stond hij op en het hele spektakel begon van voor af aan. Na een tijdje was Roger aan de beurt en wij ruilde van plek. Wat was dit gaaf om mee te maken! Nadat wij kletsnat op de oever gingen zitten werd de olifant van top tot teen met een steen gescrubt door zijn baas en dat vond hij heerlijk.
De rest van de dag hebben wat door het dorpje gelopen en een patatje oorlog gegeten. Wij kwamen aan bij een winkeltje die opgezet is door een Nederlandse vrouw en waarvan alle kunstobjecten door lokale vrouwen worden gemaakt (Monalisa Child Welfare). De vrouw had meerdere projecten in de Terai lopen waaronder een lagere school. Wij hadden van een aantal bedrijven waar Roger mee werkt in Nederland zakken vol met pennen gekregen die wij door Azië wilde uitdelen. Wij hadden van een eerdere reis gemerkt dat de kinderen gek op pennen zijn. Helaas, toen wij in Nepal aankwamen, werd het ons afgeraden om pennen aan kinderen te geven die erom vroegen (en dat doen ze allemaal!) omdat je dan een vorm van bedelen zou aanmoedigen. Wij hoorde ook dat de kinderen de pennen vervolgens naar een winkel brachten om ze te verkopen zodat ze in plaats van een pen, geld hadden. Wij besloten alleen nog maar dingen uit te delen aan kinderen die nergens om vroegen en die duidelijk gelukkig waren met de pen die ze kregen. Verder hebben wij ook bellenblaas flesjes bij ons, knikkers, stickers en ballonnen. Kleinigheidjes waar je als kind erg blij mee bent. In elk geval, onze keuze om alleen uit te delen aan kinderen die nergens om vroegen, bleek lastiger dan gedacht.
Alle kinderen bedelen hier wel om het een of het ander. De meeste vroegen om snoep, chocola, een pen of geld en dan in een ademhaling met hallo: “Namastee! Sweet?” of “Namastee! Chocolate?”. Als men Namaste zegt (=ik groet de god in jou) dan houd jij je handen, met de palmen tegen elkaar aan, voor je borst, zoals je Japaners in een film ziet doen, maar dan zonder te buigen. Deze kindjes hielden hun handen bij elkaar voor Namaste en vervolgens zakte de handjes wat en opende ze met de palmen naar boven om het gevraagde goed te ontvangen; “chocolate?” Het was dus knap moeilijk om van al onze spulletjes af te komen!
Toen kwamen wij aan bij deze Nederlandse vrouw (ze was er zelf niet die dag omdat ze twee weken eerder was aangevallen door een luipaard op straat en naar het ziekenhuis moest!) en besloten wij de helft van onze pennen (genoeg zodat elk kind twee pennen had) te donneren aan het schooltje en een kunstwerk te kopen om de locale vrouwen te steunen. Wij hebben nog getwijfeld om een gezin een buffel, een geit of een waterput te schenken (respectievelijk maar 30, 15 of 50 euro) maar daar is het niet meer van gekomen. Misschien iets voor in de toekomst. Ik vind het dan wel leuk om te zien waar het terecht komt, en dat was, vanwege de toestand van de vrouw, nu niet mogelijk.
Aan het eind van de middag kwamen wij weer aan bij ons guesthouse en de eigenaar stelde voor dat wij naar het olifanten broed centrum gingen wat een paar kilometer buiten het dorp lag. Hij vertelde dat het de enige broedcentrum voor tamme olifanten in Nepal en India is en dat de diertjes ’s middags goed actief waren. Wij vonden het een goed idee, huurde twee wrakken van fietsen voor een euro en gingen op pad naar het centrum. Eenmaal daar aangekomen zagen wij gelijk dat de eigenaar niet had gelogen. Alle moeders zaten met een ketting vast aan een paal, maar de kleintjes mochten vrij rondlopen. Wat waren ze schattig! Er zat een kleintje bij die nog maar net 9 dagen oud was. Op een gegeven moment stonden wij naar twee kleintjes te kijken die met elkaar aan het stoeien waren, toen een van de kleintjes zich omdraaide en in een rotvaart op ons af rende. Hij beukte Roger keer op keer en wilde duidelijk wel even met hem stoeien. Wat was dat leuk om te zien! Hij was helemaal dolgedraaid en maakte keer op keer schijn aanvallen naar Roger toe. Zo klein dat hij was (3 maanden), je hield hem echt niet tegen! Dit vond Roger natuurlijk geweldig en wij bleven tot sluitingstijd in het centrum. Na een tijdje werd hij moe en ging bij zijn moeder drinken. Erg aandoenlijk allemaal.
Om zeven uur sloot het centrum en wij liepen richting het hek. Op weg daar naartoe begonnen opeens alle vouwtjes olifanten druk te snuiven en toeteren. We keken wat er aan de hand was en zagen aan het hek van het centrum een joekel van een wilde mannetjes olifant staan, die uit het park was gekomen, waarschijnlijk op de geur van de vrouwtjes af. De musk liep langs zijn wangen omlaag, een teken dat hij ontzettend gevaarlijk kon zijn. Gelijk werd het kamp gesloten en kwamen alle trainers naar buiten. Wij waren nog maar alleen in het centrum, samen met een Israëlische jongen. Roger en ik begrepen gelijk het gevaar en gingen in de buurt van beschutting staan, maar die Israëlische jongen had duidelijk niet veel koek van dieren gegeten want hij wandelde naar het hek, deed deze open en liep naar buiten! Iedereen keek uit ongeloof geschokt naar de jongen en wij begonnen allemaal tegelijkertijd naar hem te roepen dat hij terug moest komen. Hij trok zich echter nergens wat van aan en wandelde rustig verder richting het dorp. Al snel had de mannetjes olifant de jongen in de gaten, blies naar hem en wapperde met zijn oren om hem aan te geven niet dichterbij te komen. De jongen liep zo in dromenland dat hij ook dit niet registreerde. Inmiddels stonden alle trainers van het centrum aan het hek te gillen naar de jongen om terug te komen en hadden de trainers stokken en stenen verzameld om naar de olifant te gooien, mocht hij aanvallen. Het duurde ongeveer twee minuten en toen was het geduld van de olifant op. In een rot vaart begon hij op de jongen af te rennen, die inmiddels, Godzijdank, een fractie in de gaten had hoe serieus de situatie was. Hij draaide zich terug naar het centrum en liep op een dooie gemak terug naar het hek. Eenmaal bij het hek aangekomen sleurde een aantal trainers hem aan zijn shirt naar binnen terwijl de andere stenen naar de olifant gooide en het hek dicht trokken. Het scheelde maar een haar! Als hij niet was omgedraaid had de olifant hem zeker doodgetrapt. Nog begreep de jongen niet waar iedereen zich zo druk over maakte!
Na een half uur gaf de olifant het op en verdween weer terug het bos in waarna wij eindelijk weer naar huis konden fietsen.
De volgende dag reden wij dan eindelijk naar de grens tussen Nepal en India. Onderweg maakte wij een uitstapje naar Lumbini, de geboorteplaats van Buddha, maar hier waren wij niet zo van onder de indruk. Wij sliepen die nacht in het grensstadje Bhairawa, die, zoals elk grensstadje, een plek is waar je niet al te lang wil blijven hangen. Onze slaapplaats daar was zo verschrikkelijk dat ik hem niet eens ga benoemen. Ik hoop dat wie er komt iets leukers vindt.
De volgende dag gingen wij de grens over naar India. Het was weer een aangename grensovergang die erg snel en soepel verliep. Zo relaxed zelfs, dat als wij zelf niet waren gestopt, wij zonder stempels India in hadden kunnen rijden. Ook hier was het Carnet weer iets bijzonders, waardoor ik zelf de helft van de informatie heb ingevuld in hun boeken.
Op 12 juni gingen wij de grens over naar India.
Naragkot is een dorp boven op een berg 30 kilometer buiten Kathmandu. Het zou zo moeten zijn dat je vanaf de berg een prachtig uitzicht hebt op de Himalaya, met in de verre verte, Everest. Tijdens ons verblijf hebben wij elke dag gedubd om de Everest Basecamp trek te gaan lopen, al is het maar om Everest te zien. Het probleem is dat (als je niet vliegt, wat wij niet wilde doen) de trek drie tot vier weken zou duren en dat was ons te veel. Verder zou twee van die weken door de trans-himalaya zijn en inmiddels was het daar bloedje heet, dus ook geen pretje. Uiteindelijk hebben wij het niet gedaan met de gedachte ooit naar Tibet te gaan en vanuit daar naar basecamp aan de Chinese kant te lopen (duurt maar 4 dagen!). Het schijnt ook zo te zijn dat Everest vanuit Tibet veel beter te zien is.
Nou, dan maar naar Naragkot om het in de verte te zien…had je gedacht! Die dag begon de monsoen! Niet te geloven. Niet alleen zagen wij Everest niet, wij zagen geen hand voor ogen! (zie foto’s). Wij hebben de auto aan de rand van de berg gezet met uitzicht op de vallei, maar wij hebben niks anders gezien dan dichte mist (N27º40.051, E085º31.333). Het enige plus puntje was dat wij inmiddels zo hoog zaten (2063m) dat wij eindelijk weer eens heerlijk onder de deken konden kruipen. De temperatuur was zeker 15 graden koeler dan in het dal.
Na een heerlijk frisse nacht was het voor ons tijd om richting India te rijden. Wij hebben nog even getwijfeld om naar The Last Resort te gaan, tegen de Tibetaanse grens aan, maar met dit weer was dat niet meer de moeite waard. Wij reden terug langs Kathmandu en namen toen de oude snelweg, Tribhuvan Highway, richting het zuiden. Er is inmiddels een snellere route gemaakt, waardoor deze snelweg heerlijk rustig is om te rijden. Het was fantastisch! Halverwege de dag kwamen wij zo’n geweldig wild plekje tegen dat wij besloten voor de nacht te blijven (N27º36.797, E085º05.500). Dan maar de volgende dag verder.
Chitwan National Park:
De volgende dag reden wij de Trans-Himalaya uit terug de Terai in en gelijk hadden wij spijt. Het was bloed en bloed heet! Het zweet liep ons langs het lijf en het liefst waren wij terug de bergen in gereden, maar ja, dan kom je niet ver. Onze bestemming voor die dag was Sauraha, een dorp op de grens van het Chitwan National Park. Deze keer hadden wij de tijd en wilde wij toch erg graag een wild park in op een olifant. Wij kwamen terecht bij het Chitwan Resthouse (N27º34.876, E084º29.653) waar wij voor een euro in de tuin mochten staan. Gelijk regelde wij bij aankomst de olifant voor de volgende dag (dat hadden wij van de vorige keer wel geleerd) en gingen een kijkje in het rustig dorpje nemen. We vonden een leuk restaurant aan de rivier (KC’s) waar ik kip saté met pindasaus heb gehad, heerlijk! Ook hier kon je een patatje oorlog bestellen (hebben wij de dag erna gedaan).
Het was ’s ochtends vroeg opstaan want onze olifant vertrok om zes uur. Wij liepen naar de plek waar de olifanten verzamelde en zagen dat er al een paar leuke exemplaren bij stonden. Zoals je altijd doet, waren wij aan het gissen welke de onze zou zijn. Ik koos een klein vrouwtje en Roger een wat grotere heer. Wij stonden hier nog over te discussiëren toen onze hoteleigenaar zei: “Oh, daar komt die van jullie”. Wij draaide ons beide langzaam om en daar achter ons stond de grootste mannetjes olifant die ik ooit heb gezien! Ik schrok me te pletter en stond gelijk op mijn benen te trillen. “Die?! Nou dat weet ik nog niet zo hoor!” zei ik tegen de man die al stond te lachen. Hij had de blik op onze gezichten al gezien. Het was echt een joekel van een olifant en torende hoog boven de andere olifanten uit. Wij hadden niet veel tijd om erover na te denken en moesten via een trap in de stellage op zijn rug klimmen. De ‘bestuurder’ van de olifant had een stok bij zich om de elektriciteitsdraden omhoog te houden als wij eronderdoor liepen! Heb je inmiddels al een idee over hoe immens dit beest was?
Net voordat wij het park in gingen stapte nog twee mensen bij ons in/op en gingen wij met z’n vieren op pad.
De voornaamste reden dat wij naar dit park waren gekomen was om een Aziatische een-hoornige neushoorn te zien (die in Afrika hebben twee hoorns). Uiteraard zou het ook niet tegenvallen als wij daarbij weer een tijger zouden spoten. Na een half uur door het oerwoud te hebben gelopen kwamen wij uit bij een tra (=open stuk in het bos; lang leven de Zweedse puzzels, bedankt mam!) met in het midden een poeltje en daar zaten ze dan. In het water lagen drie neushoorns te relaxen! Omdat wij met een olifant waren konden wij heel dichtbij komen om ze te zien. Echt super gaaf! De rest van de tocht was erg leuk, maar helaas zou het zien van dieren hierbij blijven. Gelukkig hadden wij in elk geval gezien waar wij voor gekomen waren.
Bij de uitgang van het park stapte de andere twee weer af en wij moesten weer het hele stuk door het dorp naar de opstapplek lopen. Toen wij er bijna waren, draaide de eigenaar van de olifant zich om en vroeg of wij het leuk vonden om mee te gaan naar de rivier waar de olifant gewassen zou worden. “Graag!” riepen wij in koor, daar hoefde wij geen seconde over na te denken. Hij nam een zijstraatje naar een weiland waar hij de olifant ontdeed van de zitting en teugels en gebaarde dat ik terug op de olifant moest klimmen, nu wel op zijn blote rug. Ik klauterde naar boven in de veronderstelling dat hij bij mij op de olifant zou klimmen, maar in plaats daarvan riep hij een commando waarop de olifant ging staan! Ik gilde het uit. Zat ik daar zonder ook maar iets om me vast te houden bovenop een joekel van een olifant. “Je komt toch zeker bij me zitten?” stammelde ik tegen de man. “Nee hoor, ’t gaat toch goed zo?” “Nou, dat is discutabel! Ik heb liever dat je erbij zit.” Hij begreep niet waar ik moeilijk over deed, maar gaf toch gehoor aan de paniek in mijn stem, pakte de beide oren van de olifant vast en liep zo via zijn slurf, over zijn hoofd naar zijn rug.
Wij liepen door het dorp naar de rivier toe. Wat een geweldig gevoel! Ik had natuurlijk weer praatjes, nu dat ik niet alleen zat. We daalde de rivier in en toen begon de pret. Voordat ik in de gaten had wat me overkwam kreeg ik me toch een partij water tegen mijn kop gesmeten! De olifant had zijn slurf met water gevuld en (voor mijn gevoel) twintig liter water tegen mijn hoofd gespoten. Hij had er behoorlijk veel plezier in volgens mij want hij spoot me links en rechts van boven tot onder nat! Toen ik doorweekt was kreeg de olifant van zijn baas een commando waarbij hij zich prompt door zijn benen liet zaken en op zijn zij viel. Ik werd gelanceerd en kwam enkele meters verderop in de rivier terecht!
Het water stroomde hard en voordat ik het wist was ik stroomafwaarts gesleept. Met al mijn kracht zwom ik terug en klom weer bovenop de olifant. Opnieuw stond hij op en het hele spektakel begon van voor af aan. Na een tijdje was Roger aan de beurt en wij ruilde van plek. Wat was dit gaaf om mee te maken! Nadat wij kletsnat op de oever gingen zitten werd de olifant van top tot teen met een steen gescrubt door zijn baas en dat vond hij heerlijk.
De rest van de dag hebben wat door het dorpje gelopen en een patatje oorlog gegeten. Wij kwamen aan bij een winkeltje die opgezet is door een Nederlandse vrouw en waarvan alle kunstobjecten door lokale vrouwen worden gemaakt (Monalisa Child Welfare). De vrouw had meerdere projecten in de Terai lopen waaronder een lagere school. Wij hadden van een aantal bedrijven waar Roger mee werkt in Nederland zakken vol met pennen gekregen die wij door Azië wilde uitdelen. Wij hadden van een eerdere reis gemerkt dat de kinderen gek op pennen zijn. Helaas, toen wij in Nepal aankwamen, werd het ons afgeraden om pennen aan kinderen te geven die erom vroegen (en dat doen ze allemaal!) omdat je dan een vorm van bedelen zou aanmoedigen. Wij hoorde ook dat de kinderen de pennen vervolgens naar een winkel brachten om ze te verkopen zodat ze in plaats van een pen, geld hadden. Wij besloten alleen nog maar dingen uit te delen aan kinderen die nergens om vroegen en die duidelijk gelukkig waren met de pen die ze kregen. Verder hebben wij ook bellenblaas flesjes bij ons, knikkers, stickers en ballonnen. Kleinigheidjes waar je als kind erg blij mee bent. In elk geval, onze keuze om alleen uit te delen aan kinderen die nergens om vroegen, bleek lastiger dan gedacht.
Alle kinderen bedelen hier wel om het een of het ander. De meeste vroegen om snoep, chocola, een pen of geld en dan in een ademhaling met hallo: “Namastee! Sweet?” of “Namastee! Chocolate?”. Als men Namaste zegt (=ik groet de god in jou) dan houd jij je handen, met de palmen tegen elkaar aan, voor je borst, zoals je Japaners in een film ziet doen, maar dan zonder te buigen. Deze kindjes hielden hun handen bij elkaar voor Namaste en vervolgens zakte de handjes wat en opende ze met de palmen naar boven om het gevraagde goed te ontvangen; “chocolate?” Het was dus knap moeilijk om van al onze spulletjes af te komen!
Toen kwamen wij aan bij deze Nederlandse vrouw (ze was er zelf niet die dag omdat ze twee weken eerder was aangevallen door een luipaard op straat en naar het ziekenhuis moest!) en besloten wij de helft van onze pennen (genoeg zodat elk kind twee pennen had) te donneren aan het schooltje en een kunstwerk te kopen om de locale vrouwen te steunen. Wij hebben nog getwijfeld om een gezin een buffel, een geit of een waterput te schenken (respectievelijk maar 30, 15 of 50 euro) maar daar is het niet meer van gekomen. Misschien iets voor in de toekomst. Ik vind het dan wel leuk om te zien waar het terecht komt, en dat was, vanwege de toestand van de vrouw, nu niet mogelijk.
Aan het eind van de middag kwamen wij weer aan bij ons guesthouse en de eigenaar stelde voor dat wij naar het olifanten broed centrum gingen wat een paar kilometer buiten het dorp lag. Hij vertelde dat het de enige broedcentrum voor tamme olifanten in Nepal en India is en dat de diertjes ’s middags goed actief waren. Wij vonden het een goed idee, huurde twee wrakken van fietsen voor een euro en gingen op pad naar het centrum. Eenmaal daar aangekomen zagen wij gelijk dat de eigenaar niet had gelogen. Alle moeders zaten met een ketting vast aan een paal, maar de kleintjes mochten vrij rondlopen. Wat waren ze schattig! Er zat een kleintje bij die nog maar net 9 dagen oud was. Op een gegeven moment stonden wij naar twee kleintjes te kijken die met elkaar aan het stoeien waren, toen een van de kleintjes zich omdraaide en in een rotvaart op ons af rende. Hij beukte Roger keer op keer en wilde duidelijk wel even met hem stoeien. Wat was dat leuk om te zien! Hij was helemaal dolgedraaid en maakte keer op keer schijn aanvallen naar Roger toe. Zo klein dat hij was (3 maanden), je hield hem echt niet tegen! Dit vond Roger natuurlijk geweldig en wij bleven tot sluitingstijd in het centrum. Na een tijdje werd hij moe en ging bij zijn moeder drinken. Erg aandoenlijk allemaal.
Om zeven uur sloot het centrum en wij liepen richting het hek. Op weg daar naartoe begonnen opeens alle vouwtjes olifanten druk te snuiven en toeteren. We keken wat er aan de hand was en zagen aan het hek van het centrum een joekel van een wilde mannetjes olifant staan, die uit het park was gekomen, waarschijnlijk op de geur van de vrouwtjes af. De musk liep langs zijn wangen omlaag, een teken dat hij ontzettend gevaarlijk kon zijn. Gelijk werd het kamp gesloten en kwamen alle trainers naar buiten. Wij waren nog maar alleen in het centrum, samen met een Israëlische jongen. Roger en ik begrepen gelijk het gevaar en gingen in de buurt van beschutting staan, maar die Israëlische jongen had duidelijk niet veel koek van dieren gegeten want hij wandelde naar het hek, deed deze open en liep naar buiten! Iedereen keek uit ongeloof geschokt naar de jongen en wij begonnen allemaal tegelijkertijd naar hem te roepen dat hij terug moest komen. Hij trok zich echter nergens wat van aan en wandelde rustig verder richting het dorp. Al snel had de mannetjes olifant de jongen in de gaten, blies naar hem en wapperde met zijn oren om hem aan te geven niet dichterbij te komen. De jongen liep zo in dromenland dat hij ook dit niet registreerde. Inmiddels stonden alle trainers van het centrum aan het hek te gillen naar de jongen om terug te komen en hadden de trainers stokken en stenen verzameld om naar de olifant te gooien, mocht hij aanvallen. Het duurde ongeveer twee minuten en toen was het geduld van de olifant op. In een rot vaart begon hij op de jongen af te rennen, die inmiddels, Godzijdank, een fractie in de gaten had hoe serieus de situatie was. Hij draaide zich terug naar het centrum en liep op een dooie gemak terug naar het hek. Eenmaal bij het hek aangekomen sleurde een aantal trainers hem aan zijn shirt naar binnen terwijl de andere stenen naar de olifant gooide en het hek dicht trokken. Het scheelde maar een haar! Als hij niet was omgedraaid had de olifant hem zeker doodgetrapt. Nog begreep de jongen niet waar iedereen zich zo druk over maakte!
Na een half uur gaf de olifant het op en verdween weer terug het bos in waarna wij eindelijk weer naar huis konden fietsen.
De volgende dag reden wij dan eindelijk naar de grens tussen Nepal en India. Onderweg maakte wij een uitstapje naar Lumbini, de geboorteplaats van Buddha, maar hier waren wij niet zo van onder de indruk. Wij sliepen die nacht in het grensstadje Bhairawa, die, zoals elk grensstadje, een plek is waar je niet al te lang wil blijven hangen. Onze slaapplaats daar was zo verschrikkelijk dat ik hem niet eens ga benoemen. Ik hoop dat wie er komt iets leukers vindt.
De volgende dag gingen wij de grens over naar India. Het was weer een aangename grensovergang die erg snel en soepel verliep. Zo relaxed zelfs, dat als wij zelf niet waren gestopt, wij zonder stempels India in hadden kunnen rijden. Ook hier was het Carnet weer iets bijzonders, waardoor ik zelf de helft van de informatie heb ingevuld in hun boeken.
Op 12 juni gingen wij de grens over naar India.
NEPAL 3: Pokhara, Kathmandu
Grotere kaart weergeven
Nepal 3 = rode route
Terug in Pokhara:
Wat waren wij gelukkig toen wij onze mooie auto weer terug zagen! Alles was nog precies zoals wij het hadden achtergelaten en de twee andere overlanders stonden er ook nog. Ze hadden dus de hele tijd op onze auto kunnen letten. Een prettig gevoel. Het was al laat dus doken wij gelijk in ons bedje en genoten van het dikke matras. Dat is iets wat wij al weken niet meer hadden gehad.
De volgende paar dagen hebben wij maar weinig gedaan. Het was echt rusttijd. Wel hebben wij een dag een klim gemaakt naar de Pokhara Peace Pagoda, die door de Japaners, aan de overkant van het meer op een bergtop gebouwd is. De bedoeling was om vanaf de pagoda de zonsopgang te zien, maar de zon kwam al op toen wij nog bij de auto stonden (5:30!), dus zijn wij op het dak van het hotel geklommen om de Himalaya vanuit daar te zien. Wij hadden ontzettend veel geluk met het weer en hadden een prachtig uitzicht op de Annapurna’s en een aantal andere bergen in de buurt van Pokhara. Op de terugweg namen wij een bootje over het meer. Om tien uur waren wij weer bij de auto, met het gevoel dat wij er al een dag op hadden zitten, dus werd het de rest van de dag weer een rustdag.
Na een aantal dagen niks doen besloten wij eens een kijkje in Kathmandu te nemen. De snelweg tussen Pokhara en Kathmandu is 250 km lang en een mooie bergroute om te rijden. Het enige probleem was dat er een ernstig tekort was aan brandstof. Elke keer dat wij stopte bij een tankstation om te tanken werd ons gemeld dat ze niks hadden. Wij hadden nog maar een kwart tank en waren wanhopig op zoek naar diesel. Op een gegeven moment kwamen wij langs een tankstation waar op dat moment een bus diesel stond te tanken. Opgelucht reden wij het tankstation in, maar toen wij om diesel vroegen kregen wij het antwoord dat ze niks hadden! We beargumenteerde dat wij net de bus hadden zien tanken, maar zij zeiden dat wij het verkeerd hadden gezien. Weer reden wij verder. Wij begonnen te begrijpen dat er wel degelijk diesel was, maar dat de tankstations erg specifiek waren over wie ze het brandstof wel en niet gaven. Bij het volgende tankstation, waar wij wisten dat ze diesel hadden, boden wij meer geld aan dan de normale literprijs, maar ook dit mocht niet baten. Wij kregen het gewoon niet. Wij moesten een nieuwe plan-de-attack verzinnen en al snel kwamen wij op een idee. In Nepal is het namelijk de gewoonte om een blokkade op de weg te vormen als uiting van een demonstratie. Overal op de snelweg kom je dit soort ‘demonstraties’ tegen. Gelukkig worden wij als westerling altijd doorgelaten omdat wij niks met de problemen te maken hebben, maar zo worden er soms uren lang delen van de snelweg geblokkeerd. Het resultaat is bijna altijd ten gunsten van de demonstranten. Wij hadden dus een nieuwe aanpak bedacht: wij gingen staken.
Alweer reden wij een tankstation op waar wij net een bus zagen wegrijden en vroegen om diesel. Deze had hij niet (uiteraard). “Ach wat jammer”, zeiden wij, “dan maar even lunchen. Wij komen vandaag helemaal uit Pokhara. Je kan je wel voorstellen hoeveel honger wij hebben! Een prima plekje om te pauzeren, aangezien hier toch niemand komt.” Met die woorden zetten wij de auto midden op de oprijlaan van de tankstation een begonnen rijkelijk uit te pakken. Stoelen, tafels, koffiepot, boterhammetjes en beleg, alles kwam uit de auto. De eigenaar van het tankstation begon zorgelijk te kijken, maar wij zwaaide vriendelijk en deden alsof wij van geen kwaad bewust waren. Na vijf minuten kwam hij vragen of wij niet misschien ergens anders konden gaan staan. “Maar waarom, hier komt toch niemand?!” riepen wij terug en daar had hij natuurlijk niks op te zeggen. Meerdere auto’s reden af en aan om brandstof te halen en hij moest iedereen verkopen dat hij niks had, maar aan de reactie van de mensen was duidelijk dat ze geschokt waren dat ze niks kregen. Op een gegeven ogenblik hoorde wij hem tegen iemand zeggen dat ze over een half uurtje terug moesten komen, dat wij dan wel weg zouden zijn. Dit was het moment voor ons om duidelijk te worden. Wij stoven op de man af en eiste diesel. Wij maakte hem duidelijk dat wij wisten dat hij diesel had en dat wij niet van plan waren om weg te gaan tot er diesel in onze tank zat, desnoods zouden wij wachten op een nieuwe lading. Hij wist dat wij hem door hadden, want hij kon zijn gezicht niet recht houden toen hij een laatste poging deed om ons weg te krijgen. Wij liepen terug naar de auto en namen weer plaats in onze stoeltjes. Het duurde maar een minuut en de eigenaar stond naast ons. Wat hij zei kwam hier ongeveer op neer: als hij ons 20 liter zou geven, zouden wij dan aub oprotten!? Ja maar natuurlijk! En zo kregen wij diesel. Gelukkig was 20 liter genoeg om Kathmandu makkelijk te bereiken en zo reden wij naar de hoofdstad van Nepal.
Kathmandu:
Vraag me niet hoe, vraag me niet waarom, maar wij hebben drie weken in Kathmandu gewoond. Ik snap het zelf nog steeds niet. Ik ben nog nooit in zo’n vieze stad geweest en toch kregen wij het voor elkaar om hier enige tijd door te brengen. Binnen een dag hadden Roger en ik allebei last van onze luchtwegen. Ik bedoel het niet verkeerd, want Kathmandu heeft ontzettend veel te bieden op cultureel gebied met prachtige stupa’s en tempels. Dit zijn dingen die je in Pokhara niet vindt, maar de stad is uit zijn voegen gebarsten, met als resultaat dat ze de vervuiling van de enorme lokale populatie en dat van de toeristen niet aankunnen. Nepal is nog niet zo lang toegankelijk voor toerisme en toen het land eindelijk zijn deuren opende, stroomde de toeristen Kathmandu binnen, omdat dit de uitvalbasis is om de Himalaya in te gaan. Dit had de lokale bevolking snel genoeg door en zo zijn duizenden mensen naar Kathmandu verhuisd om wat van deze, in rotvaart groeiende business, mee te pikken. Het land was hier helemaal niet op voorbereidt en het resultaat daarvan is duidelijk in Kathmandu te zien. Ze weten gewoon niet waar ze met al hun afval naartoe moeten en de straten en rivieren van de stad liggen bezaaid met plastic flessen, plastic zakken en ander onafbreekbare troep. Door de toename van consumenten is ook het vrachtverkeer van en naar Kathmandu toegenomen en de lucht vervuiling is van ernstige graad. Als je de Kathmandu vallei in komt rijden, rijd je zo een dikke zwarte smogwolk in en het sloeg ons gelijk op de longen.
Wij hadden de waypoints van een hotel middenin Thamel, het toeristisch centrum van Kathmandu, dus reden wij daar rond een uur of zeven naar toe. Wij hadden niet een slechter moment kunnen uitzoeken om Thamel in te rijden. Het zag zwart van de mensen die op zoek waren naar een van de vele restaurantjes om te eten en het feit dat wij ook nog (per ongeluk) tegen het verkeer in, de super smalle Thamel inreden, was niet in ons voordeel. Binnen enkele seconden zaten wij muurvast in het verkeer en konden geen kant op. Iedereen begon op ons te toeteren omdat wij in de weg stonden, maar wij konden niet voor of achteruit. Gelukkig schoot een winkelier ons te hulp en heeft al het verkeer zo kunnen sturen dat wij eindelijk tot aan het hotel konden komen (Kathmandu Guesthouse). Er was genoeg ruimte om de auto te parkeren en wij waren helemaal opgelucht dat wij het gered hadden. Wij liepen naar de receptie om over de prijs te onderhandelen, maar er viel niks te onderhandelen. Of wij in de auto sliepen of niet, wij moesten een kamer huren en die koste 10 dollar per nacht! In Pokhara hadden wij voor 1,50 euro gestaan, met gebruik van een eigen kamer! Het verschil was absurd en wij besloten dat er niks anders op zat dan verkassen. Weer moesten wij de drukte door, maar gelukkig gingen wij nu wel met het verkeer mee. Net toen wij Thamel uit wilde rijden kwam een jongen op ons af om te vragen of wij een slaapplaats hadden. Wij vertelde dat dat niet zo was, maar dat wij in de auto sliepen en geen cent meer dan 1,5 euro wilde uitgeven. Hij wist wel een geschikt plekje voor ons en sprong op de motorkap om ons de weg te wijzen. Helaas bracht hij ons in eerste instantie bij een hotel waarvan de parkeerplaats vol zat, maar niet getreurd hij had een andere optie en zo reden wij verder met deze jongen op onze motorkap. De politie keek wel een beetje raar op, maar niemand commandeerde hem om af te stappen! Erg apart. Uiteindelijk bracht hij ons bij het River Hotel (N27º43.306, E085º18.507), waar er genoeg plek was voor twee auto’s en een daarvan waren wij. Inmiddels was het al laat en wij waren blij een plekje te hebben gevonden. Het was niet ideaal, maar dat zouden wij later wel uitzoeken. Wij vertelde de jongen ons probleem met het zoeken naar diesel en hij bood ons aan om te laten zien waar wij in Kathmandu diesel konden krijgen. Wij kregen zijn telefoonnummer en spraken af hem te bellen als wij weer vertrokken om de tank te kunnen vullen. Een ontzettend aardig aanbod.
Gelijk die nacht kwamen wij erachter dat wij bij het verkeerde hotel stonden! Werkelijk de hele nacht hebben wij overlast gehad van de Indische toeristen die in het hotel verbleven. Om vier uur ’s nachts werd het me te veel! Pal buiten onze auto stonden ze uitgebreid te praten en lachen. Wij hadden al een paar keer gevraagd of het wat stiller kon, maar het mocht niet baten. Eindelijk was ik het zat en ging naar buiten. Daar heb ik midden op de parkeerplaats gillend mijn afkeer duidelijk gemaakt met kreten zoals “Shut the F… up!!! It’s the middle of the night! Can’t you see people are trying to sleep!! Wat is wrong with you people?! Shut up!!!!” De eigenaar van het hotel kwam naar buiten rennen en vroeg ongerust wat er aan de hand was. “What’s the matter?! What’s the matter?! It’s four ‘o clock in the f…… morning and these people are standing here talking, like it’s the middle of the f…… day! I can’t sleep!!” Waarop de man heel serieus antwoordde: “But of course they’re noisey, they’re Indians and they’re checking out.” “I don’t give a rats ass if they’re Russian, Italian or Greek, they just need to shut up!” Op dat moment was ik zo boos dat ik niet kon lachen om zijn uiterst serieuze uitleg. Alsof Indiër zijn alles moest verklaren. Later in India begreep ik wat hij hiermee bedoelde. Het echte absurde was dat gedurende mijn hele stampij in pyjama op de parkeerplaats de Indiërs waar het om ging, volkomen ongeroerd waren door het spektakel, zich gewoon weer omdraaide en hun gesprek op dezelfde toon voortzette! Nog erger was dat ik de hele tijd dat ik daar buiten stond te brullen, Roger kon horen giechelen in bed. Hij vond het maar wat grappig!
De volgende dag zijn wij dus gelijk op zoek gegaan naar een ander hotel. De eigenaar kwam naar mij toe om zijn excuses aan te bieden en zei daarbij dat ze de dag erna weer een Indiase groep verwachtte en dat het verstandig zou zijn als wij dan weg waren vanwege de overlast die zij veroorzaken.
Nou dat heerlijk rustig paradijsje hebben wij gevonden. Om de hoek van Thamel, in de wijk Paknajol, vonden wij het Kathmandu Peace Guesthouse, waar wij met de auto achterom in de tuin mochten staan en wat stond er toen wij aankwamen?… een overlander! Een busje uit Oostenrijk stond naast ons, maar de eigenaar was naar Everest Basecamp aan het trekken, dus hij zou drie weken weg zijn. Omdat de tuin op een helling was, hadden wij het bovenste stuk tuin helemaal voor ons alleen. Wij betaalde 2 euro per nacht en hadden daarvoor 24 uur per dag toegang tot douche en toilet. Het was een heerlijk plekje om te vertoeven, weg van de drukte van de stad, maar toch dichtbij genoeg om lopende de restaurantjes en kroegen te bereiken.
In de drie weken dat wij daar hebben gestaan hebben wij amper gekookt. Elke avond gingen wij uiteten. Niet omdat wij dat altijd wilde, maar omdat er nergens winkels te vinden waren om eten te kopen. Een paar keer zijn wij naar de markt gegaan om aardappeltjes, asperge en eitjes te kopen voor een heerlijke maaltijd, maar in het algemeen was het eten buiten de deur. In Kathmandu is alles te krijgen en zo wisselde wij af tussen pizza, steaks, salades en zelfs een patatje oorlog!
Wij hebben drie dagen van de drie weken ‘aan cultureel gedaan’. Elke dag zeiden wij weer: “Zullen wij eens wat gaan bezichtigen vandaag?” Waarop al snel werd geantwoord: “Neh, misschien morgen, ik heb vandaag geen zin”. Ach, soms heb je het gewoon nodig om niks te doen. (Af en toe hadden wij ook een kater (vele barretjes), dus dan doe je uiteraard niks). Mijn agenda staat vol met ‘rustdagen’.
Het voordeel van onze locatie was dat alles op loopafstand was, dus in elk geval makkelijk te bereiken. De drie cultuurdagen hebben wij als volgt gevuld:
Dag 1: Wij zijn een dagje naar de Swayambhunath Stupa gelopen, oftewel de monkey temple zoals het ook wordt genoemd vanwege de vele aapjes die er wonen. Een stupa is kort gezegd een Buddhistische temple, waar men niet in kan maar met de klok mee omheen loopt.
Dag 2: Wij zijn naar het Durbar Square gelopen met zijn vele prachtige tempels en hebben uit de lonely planet een aantal wandelingen gevolgd.
Dag 3: De derde culturele dag was het meest indrukwekkend. We namen een taxi naar het Durbar Square van Patan, een dorp ten zuiden van Kathmandu, die, vanwege de explosieve groei van de stad, inmiddels onderdeel is van de stad. Durbar square is gewoon het centrale plein van een stad waar vele temples staan. Ook hier hebben wij een wandelroute van de LP gevolgd. Daarna hebben wij een taxi genomen naar Pashupatinath Temple. Dit vonden wij erg indrukwekkend. Het is de meest belangrijke Hindu temple in Nepal en wordt dus ook beschouwd als de meest heilige plek in Nepal om gecremeerd te worden, vergelijkbaar met Varanasi in India. De tempel ligt aan een rivier en overal langs de rivier staan zogehete ‘ghats’ waarop de lijken openlijk worden verbrand. Vierentwintig uur per dag worden hier lichamen verbrand en wij hebben een paar uur aan de overkant van het water gezeten om te zien hoe zoiets in zijn werk gaat. In eerste instantie waren wij bang dat het luguber zou zijn, omdat de lijken alleen in een doek gewikkeld zijn en het gezicht te zien is, maar niks is minder waar. Het was heel ‘mooi’, als je dat woord hiervoor kan gebruiken, om te zien hoe normaal voor deze mensen de dood is en dat het niet eng hoeft te zijn. Er wordt immers vanuit gegaan dat je of reïncarneert, of naar het eeuwige paradijs gaat. Allebei mooie prestaties, want elke reïncarnatie brengt je dichterbij het eeuwige paradijs. De rivier wordt gescheiden door een brug, waarvan aan de ene kant de rijke worden verbrand (daar was het dus behoorlijk rustig) en aan de andere kant de minder bedeelde (daar was continu activiteit). Als het lichaam op de brandstapel is gelegd, volgen er een aantal rituele, waarna het hout door de naaste familie wordt aangestoken. Dit is een heel eer om te mogen doen. Hierna vertrekt de familie gelijk en wordt het vuur overzien door een vuurmeester. Als het lichaam volledig is verbrand (soms moest een stuk been of arm terug op het vuur worden geworpen die eraf was gerold!) wordt het as in de rivier geschept en wordt de ghat klaargemaakt voor de volgende.
Na dit een tijdje te hebben gevolgd zijn wij naar het Bodhnath Stupa gelopen voor de dagelijkse avondwandeling rondom de stupa. Elke avond komen de Buddhisten uit de omgeving hier samen om gezellig een aantal keren om de stupa te lopen en de dagelijkse dingen met elkaar door te nemen. Wij voegde ons aan de stroming en liepen een paar keer rond.
Ons voornaamste doel in Kathmandu was het verkrijgen van een nieuwe Indiase visa. India is namelijk het enige land ter wereld (voorzover wij hebben meegemaakt) waar je visa ingaat op de dag van ontvangst in plaats van de dag dat je het land ingaat. Wij hadden het eerste visum in Ankara (Turkije) gehaald en inmiddels waren de zes maanden verlopen.
Wij hadden van Tom² (die wij op de wandeling tegenkwamen) gehoord dat je ’s avonds laat naar de ambassade moest om een nummertje te halen die je plek in de rij de dag erna zou bepalen. Zo gezegd, zo gedaan, gingen wij om tien uur naar de Indiase ambassade om een nummertje op te halen. Aldaar werd ons gemeld dat wij pas om 1 uur ’s nachts een nummer konden krijgen en niet eerder. Wij probeerde nog een nummertje bij de man los te krijgen, maar het lukte niet en er zat niks anders op dan midden in de nacht weer terug te komen. Om half één stonden wij weer voor de poort en kregen wij nummer 36! Wij vroegen hoe dat kon, aangezien wij een half uur te vroeg waren, maar daar gaf de man geen antwoord op en wij moesten het er maar mee doen. Hij zei dat wij om 8 uur ‘s ochtends terug moesten komen om in de rij te staan. Wij hadden gehoord dat er nooit veel meer dan 40 mensen per dag geholpen werden, dus wij zagen het somber in met ons nummertje 36.
Acht uur ’s ochtends stonden wij weer voor de poort en dit keer was het erg druk. Er stonden wel meer dan honderd man en niemand had ’s nachts een nummer gehaald. Deze mensen zijn die dag dus ook niet geholpen. Om negen uur werden de nummers geroepen en een voor een mochten wij de ambassade in om vervolgens plaats te nemen in een wachtruimte waar het loket pas om half negen open ging. Wij waren dus al anderhalf uur verder en nummer 1 was aan de beurt…
Om twaalf uur zou het kantoor sluiten en om kwart voor twaalf waren wij dan eindelijk aan de beurt. Gelukkig hadden wij het net gered, maar vele gingen teleurgesteld weer naar huis.
De eerste keer dat je komt moet je een fax formulier invullen die ze naar je land van herkomst sturen om toestemming te krijgen om je een visum te verstrekken. Dit duurt 5 dagen. Vervolgens moet je terug om de officiële visum aanvraag te doen en de derde keer kom je terug om de boel op te halen.
Vijf dagen later kwamen wij weer midden in de nacht aan bij de ambassade om een nummer op te halen. De man herkende ons, lachte vriendelijk en gaf ons nummer 32. Wij waren duidelijk gestegen in waarde.
Na opnieuw uren te hebben gewacht werd ons mededeelt dat Nederland nog niks van zich had laten horen, waardoor wij geen aanvraag mochten doen. Wij moesten maar maandag terug komen en opnieuw proberen! Vrijdag en maandag hebben wij met Nederland gebeld om te vragen waar de reactie op de fax bleef, die eindelijk maandag middag is teruggestuurd en zo stonden wij maandagnacht voor de derde keer om 1 uur voor de poort. Deze keer stond er een man die wij niet kende aan de poort en deelde ons zonder blikken of blozen mee dat het systeem opnieuw was veranderd en dat de ophaaltijd nu 4 uur ’s ochtends was!! Wij waren het helemaal zat met dit bureaucratisch geneuzel en protesteerde luidt. Toch was de man niet te verroeren. Helaas voor hem, kende hij ons nog niet. Wij waren inmiddels goed bekend met de Nepalese stand van zaken en wat doe je dan?…juist, staken!
Wij zetten onszelf bij de man neer, deden alsof wij gingen slapen en bleven bij de poort. Een beetje ongemakkelijk ijsbeerde hij wat op en neer. “Jullie moeten straks terug komen hoor”, herhaalde hij keer op keer, waarop wij vriendelijk antwoordden: “ach nee hoor, ik slaap net zo lief hier. Scheelt me een keer op en neer lopen!”. Anderhalf uur heeft het geduurd en toen knapte de man. “Oke, oke, hier heb je een nummer!” zei hij en gaf ons…nummer 19! Wij schoten in de lach en vroegen of er 18 mensen langs waren gekomen toen wij zaten te ‘slapen’? Hij glimlachte alleen en haalde zijn schouders op. “Nu wegwezen”, zei hij.
“Tot straks!” riepen wij terug.
Je begrijpt natuurlijk dat het een behoorlijk corrupte bedoeling is. Om nummer 1 tot en met 5 te krijgen kost dit je 8 euro, 6 t/m 10 is 5 euro waard en alles tussen 10 en 20 zit rond de 2 euro. Elke ochtend loopt er een mannetje rond bij de poort die je kan aanspreken om een laag nummer te kopen. Hier kwamen wij de eerste keer al achter, maar daar doen wij niet aan mee. Helaas waren er genoeg die dat wel deden, waardoor het systeem in stand wordt gehouden. Echt walgelijk! En wij hebben het hier over een overheidsinstantie!
Uiteindelijk kregen wij na 10 dagen onze visum en ook nog eens voor zes maanden. Joepie!
Verder hebben wij in Kathmandu etentjes gehad met mensen die wij in het guesthouse hebben ontmoet, filmpjes in bed op de laptop gekeken (alle films zijn hier voor 1-1,5 euro op dvd te krijgen) en lekker geluierd. Samen met de jongen die wij de eerste dag in Kathmandu hadden ontmoet, hebben wij een volle tank diesel kunnen krijgen en na drie weken was het dan eindelijk tijd om te vertrekken (vonden wij). Wij waren toe aan een beetje wild kamperen want dat was al zo lang geleden geweest! De dag van vertrek zat ik ’s ochtends achter het fornuis koffie te zetten toen er opeens iemand op de deur klopte. Ik deed de deur open en ja hoor, daar was hij dan, onze Oostenrijkse buurman! Was dat even toevallig! Gelijk kwamen wij naar buiten en zoals dat altijd gaat hebben wij aan een stuk door met elkaar gekletst over alles wat wij hadden meegemaakt. Rudolf (http://www.reise-nach-shahbhala.at) had veel te vertellen en al snel was het na de middag. We lunchte samen, maar toen wilde wij echt vertrekken. Wij hadden nou eenmaal die beslissing genomen en zagen er erg naar uit. Wij wisselde gegevens uit en spraken af elkaar later in India te treffen, mocht het allemaal uitkomen. En dus vertrokken wij alsnog, laat op de dag, uit Kathmandu richting Naragkot.
Abonneren op:
Posts (Atom)